Выбрать главу

‘Een wapenstilstand?’ vroeg hij, en bukte zich voorzichtig om een laars aan te trekken. Voorzichtig, om niet om te vallen. Stevige wollen sokken en dikke leren zolen zouden zijn voeten gauw warm maken. ‘Waarom hebben we een wapenstilstand nodig?’ Ze zweeg en wachtte tot hij zijn andere laars had aangetrokken en de omslagen tot net onder zijn knieën had teruggeslagen. Ze zweeg en wachtte tot hij zijn hemd had dichtgeknoopt en in zijn broek had gestopt. ‘Goed, Perijn. Als je het op die manier wilt.’ Wat die woorden ook mochten betekenen, ze klonken tamelijk beslist. Plotseling vroeg hij zich af of zijn reuk hem in de steek had gelaten. Bloedvuur, haar geur zei hem dat ze beledigd was! Toen hij haar aankeek, glimlachte ze vaagjes, maar in haar grote ogen lag een glinstering van woede. ‘De mannen van de Profeet zijn voor het daglicht binnen komen druppelen,’ zei ze ferm, ‘maar voor zover ik weet, is hij er zelf nog niet. Voor je hem weer spreekt...’

‘Binnen komen druppelen?’ onderbrak hij haar. ‘Masema stemde ermee in om niet meer dan een erewacht mee te nemen, een man of honderd.’

‘Waar hij ook mee instemde, de laatste keer dat ik keek, waren het er drie- of vierduizend. Echt een leger schurken, blijkbaar iedereen in de omgeving die maar een speer kon dragen, en van alle kanten komen er meer.

Haastig trok hij zijn jas aan, gordde de riem om en schoof zijn bijl in de lus aan zijn heup. Die voelde altijd zwaarder aan dan zou mogen. ‘Dat zullen we nog weleens zien! Bloedvuur, ik laat me niet opzadelen met zijn moordzuchtige gespuis!’

‘Zijn gespuis is niet meer dan wat ergernis vergeleken met de man zelf. Het gevaar ligt in Masema.’ Haar stem was koel, maar in haar geur trilde een ingetoomde vrees. Dat gebeurde altijd als ze het over Masema had. ‘De zusters en de Wijzen hebben gelijk. Als je meer bewijs nodig hebt dan je eigen ogen: hij heeft met de Seanchanen gesproken.’ Dat raakte hem als een mokerslag, vooral na Balwers nieuws over de gevechten in Altara. ‘Hoe weet je dat?’ wilde hij weten. ‘Jouw dievenvangers?’ Ze had er twee uit Mayene meegenomen en in elke stad en elk dorp werden ze erop uitgestuurd om zoveel mogelijk te weten te komen. Met z’n tweeën ontdekten ze nog niet de helft van wat Balwer te weten kwam. Hoewel hij haar dat niet vertelde.

Berelain schudde spijtig haar hoofd. ‘Van Failes... getrouwen. Drie ervan hebben ons gevonden, net voor de aanval van de Aiel. Ze hebben gepraat met mensen die een enorm vliegend wezen hebben zien landen.’ Ze huiverde wat gemaakt, maar volgens haar geur was het echt. Hij voelde nu geen verbazing; hij had zelf op Falme een paar van die beesten gezien, en een Trollok kon er niet afschuwelijker uitzien dan dit Schaduwgebroed. ‘Een beest met een berijder. Ze volgden het dier tot Abila, tot Masema. Ik geloof niet dat het een eerste gesprek was. Het klonk alsof het al diverse keren gebeurd was.’ Plotseling vormden haar lippen een ietwat spottende, dweperige glimlach. Deze keer paste haar geur bij haar gezicht. ‘Dat was niet erg aardig van je om me te laten denken dat jouw kleine uitgedroogde schrijver meer opvangt dan mijn dievenvangers, terwijl je meer dan twintig ogen-en-oren hebt die zich voordoen als Failes dienaren. Ik moet bekennen dat je me te pakken hebt genomen. Er zijn altijd weer nieuwe verrassingen in jou. Waarom kijk je zo bang? Dacht je nu echt dat je, na alles wat we hebben gezien en gehoord, Masema kon vertrouwen?’

Perijns starende blik had met Masema niets te maken. Dat nieuws kon heel veel betekenen of helemaal niets. Misschien dacht de man dat hij de Seanchanen ook naar de Drakenheer kon leiden. Hij was er gek genoeg voor. Maar... Faile had die dwazen als verspieders gebruikt? Had ze Abila binnen laten sluipen? En het Licht mocht weten wat nog meer. Natuurlijk, ze had altijd gezegd dat verspieden het werk van een echtgenote was, maar dit was iets geheel anders dan het luisteren naar geruchten in een paleis. Ze had het hem tenminste kunnen vertellen. Of had ze het verzwegen omdat haar dienaren niet de enigen waren die hun neuzen in verboden zaken staken? Dat zou best iets voor haar kunnen zijn. Faile bezat echt een haviksgeest. Ze zou zelfs kunnen denken dat her leuk was om zelf ook te verspieden. Nee, hij zou niet kwaad op haar worden, zeker nu niet. Licht, ze zou inderdaad denken dat het leuk was. ‘Ik ben blij te weten dat je omzichtig bent.’ mompelde Berelain. ik had niet gedacht dat het in je aard lag, maar voorzichtigheid kan een goede zaak zijn. Vooral nu. Mijn mannen zijn niet gedood door Aiel, tenzij Aiel tegenwoordig kruisbogen en bijlen gebruiken.’ Zijn hoofd kwam met een ruk omhoog en ondanks zijn voornemen keek hij haar woest aan. ‘Dat laat je je nu zomaar ontvallen? Is er nog iets anders wat je vergeten bent me te vertellen, iets anders wat aan je aandacht is ontsnapt?’

‘Hoe kun je dat vragen?’ Ze lachte bijna. ‘Ik zou me helemaal moeten uitkleden om nog meer te onthullen dan ik al gedaan heb.’ Ze spreidde haar armen en kronkelde demonstratief wat als een slang. Perijn gromde van afkeer. Faile werd vermist, het Licht mocht weten of ze nog in leven was. Licht, laat haar in leven zijn! En Berelain koos dit ogenblik om met haarzelf te koop te lopen, erger dan ze ooit eerder gedaan had. Maar ze was wie ze was. Hij zou dankbaar moeten zijn dat ze zich netjes had gedragen tot hij zich had aangekleed.

Ze keek hem nadenkend aan en streek met een vinger over haar onderlip. ‘Misschien heb je anders gehoord, maar je zal pas de derde man zijn die mijn bed deelt.’ Het leek of ze hem zojuist had verteld dat hij de derde man was met wie ze vandaag had gesproken, maar haar ogen keken broeiend. Haar geur... Het enige dat hem te binnen wilde schieten was een wolf die een hert zag in een braambos. ‘Die andere twee, dat was politiek. Jij zult voor het genoegen zijn. Op meerdere manieren,’ eindigde ze op verrassend felle toon. Net op dat ogenblik zeilde Rosene met een wapperende blauwe mantel op een wolk van ijzige lucht de tent in. Ze droeg een ovaal zilveren dienblad dat met een witte linnen doek was bedekt. Perijn deed zijn mond dicht en hoopte dat ze niets had opgevangen. Berelain glimlachte; het scheen haar niets te doen. De kamermeid zette het blad op de grootste tafel en spreidde haar blauwe rok met gouden strepen in een diepe kniks voor Berelain en nog een, korter, voor hem. Haar donkere ogen bleven even op hem rusten en ze glimlachte al even tevreden als haar meesteres voor ze haar mantel opnam en zich op een snel gebaar van Berelain weer naar buiten haastte. Ja hoor, ze had het gehoord. Van het blad stegen de geuren op van schapenvlees en kruidenwijn, die Perijns maag lieten knorren, maar zelfs met twee gebroken benen zou hij nog niet zijn gebleven. Hij slingerde zijn mantel om zijn schouders en liep met grote stappen de sneeuwbui in terwijl hij zijn handschoenen aantrok. Dikke wolken verborgen de zon, maar aan het licht te zien was de ochtend al een paar uur oud. Er waren voetpaden in de sneeuw gelopen, maar de witte vlokken die uit de lucht vielen, vormden een steeds dikkere laag op de kale takken en gaven de sparren en dennen een nieuwe mantel. Deze storm was nog lang niet uitgewoed. Licht, hoe kon die vrouw zo tegen hem praten? Waarom zou ze zo praten, en waarom nu?