Выбрать главу

Vuurhart maakte enkele danspasjes tot Elayne de teugels strak trok. Ergens in de menigte klonk een kreet die uitgelegd kon worden als steun voor Trakand. Of niet? Winkeliers die handel probeerden aan te trekken, maakten genoeg herrie om de woorden onverstaanbaar te maken. ‘Er is dus een verspieder in het paleis,’ zei ze, waarna ze haar lippen op elkaar perste en vanwege Sareitha liever haar mond had gehouden.

Birgitte leek er niets om te geven. ‘Tenzij er ergens een onbekende ta’veren rondzwerft waar we niets vanaf weten,’ antwoordde ze droogjes. ‘Wellicht sta je me nu toe een lijfwacht aan te wijzen. Enkele gardisten, zorgvuldig uitgekozen, en...’

‘Nee!’ Het paleis was haar eigen huis. Daar wilde ze niet bewaakt worden. Ze wierp een blik op de Bruine zuster en zuchtte. Sareitha luisterde heel aandachtig. Het had geen zin nu zaken geheim te houden. Dit niet. ‘Heb je het de huisvrouwe laren weten?’ Birgitte keek haar zijdelings aan. Samen met een uitbarsting van milde woede die ze door hun binding voelde, maakte dat Elayne duidelijk dat ze haar grootmoeder mocht leren breien. ‘Ze wil elke bediende ondervragen die niet minstens vijf jaar lang al onder je moeder heeft gediend. Ik weet niet of ze hen op de pijnbank wil leggen. Toen ik het haar vertelde, keek ze op zo’n manier dat ik blij was dat ik heelhuids haar werkkamer kon verlaten. Zelf neem ik de anderen voor mijn rekening.’ Ze bedoelde de koninginnegarde, maar dat zou ze in aanwezigheid van Caseille en de anderen niet zeggen. Elayne vond het onwaarschijnlijk. Alle nieuwe gardisten waren voor haar tegenstanders natuurlijk de perfecte manier om hun ogen-en-oren in het paleis te krijgen, maar zonder de zekerheid dat ze op plaatsen konden komen waar ze iets nuttigs konden opvangen. ‘Als er verspieders in het paleis zijn,’ zei Sareitha kalm, ‘kunnen er nog grotere gevaren bestaan. Wellicht hoort u het voorstel van een lijfwacht van vrouwe Birgitte aan te nemen. Het is eerder gebeurd.’ Birgittes tanden flitsten. Als glimlach was het een faliekante mislukking. Maar ondanks haar grote hekel aan de titel, keek ze Elayne hoopvol aan.

‘Ik zei nee en ik meen het!’ snauwde Elayne. Een bedelaar liep net op de langzaam voortstappende stoet af met een brede grijns van ontbrekende tanden en zijn pet in de hand. Hij kromp ineen en haastte zich weg door de menigte, nog voor Elayne haar beurs had kunnen pakken. Ze wist niet zeker hoeveel boosheid van haar was en hoeveel van Birgitte, maar het paste bij dit alles. ‘Ik had ze zelf moeten gaan ophalen,’ gromde ze verbitterd. In plaats daarvan had ze een poort voor de bode geweven en de rest van de dag besteed aan gesprekken met kooplieden en geldschieters. ‘Ik had minstens het garnizoen in Aringil als geleide mee moeten sturen. Tien man dood door mijn blunder! Nog erger – het Licht sta me bij – ik ben daardoor Elenia en Naean kwijtgeraakt.’ Birgittes dikke goudblonde vlecht die over haar mantel hing, zwaaide heen en weer toen ze hartstochtelijk nee schudde. ‘Op de eerste plaats trekt een koningin er niet telkens tussenuit om alles zelf te doen. Bloedvuur, je bent een koningin!’ Haar boosheid werd wat minder, maar nog steeds vlamde haar ergernis op en dat was in haar toon duidelijk te horen. Ze wilde echt dat Elayne een lijfwacht nam, waarschijnlijk een die haar tot in de badkamer volgde. ‘Je dagen van avontuurtjes zijn voorbij. De volgende stap is dat je vermomd het paleis uit sluipt, misschien in de nachtelijke duisternis wat rondzwerft, terwijl je een barst in je schedel oploopt door een rabauw die je zelfs niet hebt opgemerkt.’

Elayne richtte zich op in haar zadel. Birgitte wist het natuurlijk, want ze wist niet hoe ze de binding kon uitschakelen, hoewel ze er zeker van was dat dat wel mogelijk moest zijn, maar de vrouw had niet het recht dat nu naar voren te brengen. Als Birgitte zo bleef doorgaan, zou ze andere zusters met hun zwaardhanden achter zich aankrijgen, evenals groepen gardisten. Iedereen deed zo belachelijk over haar veiligheid. Je zou denken dat ze nooit in Ebo Dar was geweest, laat staan in Tanchico of op Falme. Bovendien had ze dat wat Birgitte zei, nog maar eenmaal gedaan. En Aviendha was met haar meegegaan.

‘Koude donkere straten zijn niet te vergelijken met een warm houtvuur en een boeiend boek,’ opperde Sareitha terloops alsof ze in zichzelf praatte. Ze keek naar de winkels waarlangs ze reden en leek er meer aandacht voor te hebben dan voor haar woorden, ikzelf heb een grote hekel aan wandelen over gladde stoepen vol ijs, zeker in het donker zonder een lantaarntje bij je. Jonge, knappe vrouwen denken vaak dat gewone kleren en een smerig gezicht hen onzichtbaar maken.’ De verandering kwam zo onverwachts, haar stem bleef zo gelijkmoedig, dat het aanvankelijk niet eens tot Elayne doordrong. ‘En neergeslagen te worden en door dronken boeven een steeg ingesleurd te worden, is een harde manier om te leren dat dat niet kan. Je kunt uiteraard geluk hebben als je iemand bij je hebt die ook kan geleiden, als zij tenminste net zo boft en niet even hard wordt geraakt... Nou ja, je kunt niet elke keer geluk hebben. U bent het daarmee wellicht ook eens, vrouwe Birgitte.’

Elayne deed geërgerd even haar ogen dicht. Aviendha had gezegd dat ze gevolgd werden, maar zij had zeker geweten dat het een nachtelijke wandelaar was geweest. Het was trouwens niet eens zo gegaan. Niet zo. Birgittes woeste blik beloofde een later gesprek. Ze weigerde te begrijpen dat een zwaardhand haar Aes Sedai nooit afviel. Birgitte ging grimmig verder. ‘Op de tweede plaats, of het geleide nu uit tien of uit tweehonderd man had bestaan, het zou op dezelfde manier zijn afgelopen. Bloedvuur, het was een goed plan. Met slechts een paar man was de kans het grootst dat Naean en Elenia onopgemerkt naar Caemlin gebracht konden worden. Bloedvuur, als we het hele garnizoen mee hadden laten gaan, had dat in het oosten van Andor vele ogen getrokken en de overvallers zouden dan voor de zekerheid nog meer wapenknechten hebben meegenomen. En dan zouden ze bovendien ook nog Aringil in handen hebben gekregen. Hoe klein het garnizoen in Aringil ook is, het zal vijanden in het oosten afweren. Bovendien: hoe meer gardisten uit Cairhien komen, hoe beter dat zal werken, omdat die jou bijna allemaal trouw zijn.’ Voor iemand die beweerde een eenvoudige boogschutter te zijn, had ze een goede kijk op de toestand. Ze had alleen het verlies aan invoerrechten uit de rivierhandel niet genoemd.

‘Wie heeft hen bevrijd, vrouwe Birgitte?’ vroeg Sareitha, terwijl ze naar voren boog om langs Elayne Birgitte aan te kunnen kijken. ‘Want dat is in elk geval een belangrijke vraag.’ Birgitte slaakte een luide zucht, bijna een kreun.

‘We zullen het, vrees ik, snel genoeg weten,’ merkte Elayne op. De Bruine zuster trok vragend een wenkbrauw hoog op en ze probeerde haar tanden niet op elkaar te klemmen. Ze leek dat de laatste tijd vaak te doen.

Een Taraboonse in een groenzijden mantel stapte voor de paarden opzij en maakte een diepe buiging. Ze was mager en haar vlechten met kralen hingen uit haar mantelkap. Haar dienstmeid, een onaanzienlijke vrouw met haar armen vol pakjes, deed haar meesteres onhandig na. De twee brede lijfwachten vlak achter de twee vrouwen droegen met koper beslagen vechtstokken en bleven waakzaam rechtop staan. Hun lange, dikke, leren jassen konden afgezien van een vastberaden dolksteek veel tegenhouden.

Terwijl ze verder reden, neeg Elayne het hoofd om de hoffelijkheid van de Taraboonse te beantwoorden. Tot dusver had ze nog van geen enkele Andoraan iets dergelijks gezien. Het knappe gezicht achter de dunne sluier van de vrouw toonde iemand van oudere leeftijd. Ze was dus geen Aes Sedai. Licht, ze had al genoeg zorgen zonder zich ook nog eens druk te maken over Elaida!

‘Het is heel eenvoudig, Sareitha,’ verklaarde ze afgemeten. ‘Als Jarif Sarand hen heeft bevrijd, zal Elenia Naean een keuze voorleggen. Ze moet zich uitspreken voor Elenia, waarvoor ze als goedmakertje enkele landgoederen krijgt. Doet ze dat niet, dan wordt haar keel in een afgelegen stille kerker opengesneden en wordt haar lijk begraven. Naean zal zich niet gemakkelijk gewonnen geven, maar haar Huis bespreekt al wie tot haar terugkomst als Hoogzetel zal optreden, dus zal ze lang aarzelen en zal Elenia met marteling dreigen en dat wellicht ook echt doen. Uiteindelijk zal Naean Arawn zich achter Sarand scharen en dus Elenia steunen. Daarna zullen ook Karid Anshar en Lir Barijn zich snel bij Huis Sarand aansluiten, omdat ze daar de grootste macht vermoeden. Als de mensen van Naean hen hebben bevrijd, zullen ze Elenia dezelfde keuze aanbieden en zal Jarif tegen Arawn optrekken, tenzij Elenia dat verbiedt. Ze zal dat echter niet doen als ze hoop op bevrijding koestert. Dus moeten we in de komende weken hopen op een bericht dat de landgoederen van Arawn in vuur en vlam staan.’ En als dat niet zo is, dacht ze, heb ik vier Huizen tegenover me en weet ik nog steeds niet of ik er echt twee achter me heb.