‘Ik ga door met zoeken, mijn vrouwe,’ antwoordde Reene met een hoofdknik. Haar stem klonk volmaakt eerbiedig. Ze trok geen haartje van haar wenkbrauwen omhoog, maar wederom had Elayne het gevoel dat ze haar oma beloofde breiles te geven. Ze zou er echter veel voor geven als Birgitte alles net zo aanpakte als vrouwe Harfor. ‘Het is maar goed dat u vroeger bent teruggekomen,’ vervolgde de stevige vrouw. ‘U hebt het, vrees ik, vanmiddag heel druk. Allereerst wil Meester Norrij u spreken. Iets dringends, zegt hij.’ Ze perste haar lippen een kort moment hard op elkaar. Ze wilde altijd weten waarom mensen Elayne wilde spreken, zodat ze het kaf van het koren kon scheiden en Elayne er niet onder begraven werd, maar de hoofdklerk zag nooit enige aanleiding een tipje van zijn sluier voor haar op te lichten. Zij vertelde hem trouwens ook nooit iets. Beiden schermden ze hun taak af. Hoofdschuddend stapte ze van het onderwerp Halwin Norrij af. ‘Na hem komen afvaardigingen van tabakshandelaren en van wevers. Beide groepen hebben een verzoekschrift ingediend om verlaging van de belastingen vanwege de zware tijden en nu willen ze dat komen toelichten. Mijn vrouwe heeft geen raad van mij nodig om hun te zeggen dat het voor iedereen moeilijke tijden zijn. Er komt ook een groep vreemde kooplieden. Een behoorlijk grote groep. Louter om u hun beste wensen te geven, zodat zij natuurlijk verlichting in hun belastingen krijgen. Ze willen in een goed blaadje komen te staan zonder anderen in het harnas te jagen. Ik stel u voor die ontmoeting kort te houden.’ Ze legde haar dikke vingers op de map onder haar arm. ‘Tevens moet uw handtekening worden gezet onder de rekeningen van het paleis voor die naar Meester Norrij gaan. Ik vrees dat hij een diepe zucht zal slaken. Dit verwacht je normaal gesproken ’s winters niet, maar veel graan zit vol motten en kalanders en de helft van de gerookte hammen is bedorven, evenals veel gerookte vis.’ Heel hoffelijk. Heel vastberaden.
Ik regeer over Andor, had Elaynes moeder haar ooit eens onder vier ogen gezegd, maar soms denk ik dat Harfor mij regeert. Haar moeder had het lachend gezegd, maar wel zo dat ze het echt zo bedoelde. Als ze er goed over nadacht, zou vrouwe Harfor als zwaardhand tienmaal zo erg zijn als Birgitte.
Elayne wilde niet praten met Norrij of de handelaren. Ze wilde ergens rustig zitten, nadenken over de verspieders, over wie Naean en Elenia had en hoe ze dat kon oplossen. Maar... Meester Norrij had Caemlin na de dood van haar moeder in leven gehouden. Eigenlijk kon ze uit de oude boekhouding opmaken dat hij dat al gedaan had vanaf de dag dat Morgase in Rahvins klauwen was gevallen, maar daar zweeg Norrij over. Hij leek door de gebeurtenissen van die dagen heel beledigd, al was dat op een wat bezadigde manier. Ze kon hem niet zomaar opzij schuiven. Bovendien had hij nooit eerder termen als ‘dringend’ gebruikt. Ook de welwillendheid van kooplieden kon ze niet minachtend ter zijde schuiven, zelfs niet van die uit andere landen. De rekeningen dienden ook getekend te worden. Motten en kalanders? Bedorven ham en vis? Dat was wel heel gek in de winter.
Ze waren bij de grote deuren van haar vertrekken aangekomen. In het hout waren leeuwen uitgesneden. Kleinere leeuwen dan op de deuren van haar moeders vleugel, maar nooit was bij haar de gedachte opgekomen de koninklijke vertrekken te gebruiken. Dat zou even aanmatigend zijn als gaan zitten op de Leeuwentroon voordat haar recht op de Rozenkroon algemeen erkend was. Zuchtend pakte ze de map van Reene Harfor aan. Verderop in de gang viel haar oog op Solain Morgeillin en Keraille Surtovni, die veel haast leken te hebben, maar niet wilden opvallen door te hollen. Af en toe flitste zilver op rond de nek van de versufte vrouw die ze tussen zich in hadden, ook al hadden de twee Kinsvrouwen een lange groene sjaal rond de halsband van de a’dam gewikkeld. Dat zou zeker praatjes veroorzaken en vroeg of laat zou het gezien worden. Het was beter als zij en de Kinsvrouwen niet verhuisd hoefden te worden, maar dat was onmogelijk. Behalve de kamers voor de Kinsvrouwen en de windvindsters van het Zeevolk waren alle kamers in de bediendenvleugels nodig om de toeloop van mensen op te vangen. Er sliepen zelfs twee of drie mensen in een bed en het paleis had kelders voor de opslag maar geen kerkers. Hoe lukte het Rhand toch altijd het verkeerde te doen? Dat hij een man was, was geen afdoende reden. Solain en Keraille verdwenen met hun gevangene om een hoek.
‘Vrouw Corlie vroeg of ze u deze ochtend nog kon spreken, mijn vrouwe.’ De stem van Reene klonk bewust nietszeggend. Ook zij had de Kinsvrouwen gezien en op haar brede gezicht was nog iets van een frons te zien. Het Zeevolk was vreemd, maar een golfvrouwe van een clan met haar gevolg kon ze in haar wereldbeeld inpassen, ook al wist ze niet precies wat een golfvrouwe of een clan was. Een vreemdeling van hoge rang was iemand van hoge rang en vreemdelingen waren vreemd. Ze begreep echter niet waarom Elayne onderdak aanbood aan bijna honderdvijftig kooplieden en ambachtslieden. Noch ‘Kinne’ noch ‘Naaikransje’ zou haar iets duidelijk maken als ze die woorden hoorde en ze begreep niets van die bijzondere spanning tussen deze vrouwen en de Aes Sedai. Evenmin begreep ze iets van de vrouwen die de Asha’man hadden meegebracht. Feitelijk waren dat gevangenen, maar ze zaten niet opgesloten. Ze werden afgezonderd en mochten met niemand spreken behalve met de vrouw die hen door de zalen begeleidde. De huisvrouwe wist wanneer ze geen vragen mocht stellen, maar ze had er een hekel aan als ze niet wist wat er in het paleis gaande was. Haar stem veranderde echter in het geheel niet van toon. ‘Ze zei goed nieuws voor u te hebben. Min of meer, zei ze. Ze heeft echter geen ontvangst door u aangevraagd.’
Elayne hoefde niet lang na te denken. Goed nieuws, ook als het wat min was, was beter dan rekeningen controleren. Ze duwde de map weer in de handen van de huisvrouwe en zei: ‘Leg dat alsjeblieft op mijn schrijftafel. En zeg Meester Norrij dat ik hem zo gauw mogelijk wil spreken.’
Ze liep in de richting waarin ook de Kinsvrouwen waren verdwenen en haastte zich. Goed nieuws of niet, maar met Norrij moest gesproken worden, evenals met de handelaren, terwijl ook de rekeningen afgeboekt en getekend dienden te worden. Regeren betekende eindeloze weken van verveling en de uren waarin je kon doen wat je zelf wilde, waren zeldzaam. Ergens achter in haar hoofd zweefde Birgitte, een harde bol van pure ergernis en boosheid. Ongetwijfeld werkte ze zich door die stapel papieren op haar tafel heen. Nou, haar eigen ontspanning vandaag was de tijd die ze kreeg om zich om te kleden en haastig iets te eten. Dus liep ze snel door, verloren in gedachten, en zag ze nauwelijks waar ze was. Wat vond Norrij zo dringend? Het herstel van de bestrating in elk geval niet. Hoeveel verspieders? De kans dat vrouwe Harfor ze allemaal ving, was klein. Ze sloeg de hoek om en voelde opeens geleidsters voor haar. Ze kon maar net voorkomen dat ze tegen Vandene aanbotste. Geschrokken deinsden ze van elkaar terug. Blijkbaar was de Groene zuster ook diep in gedachten verzonken. Elayne trok de wenkbrauwen op toen ze de twee vrouwen zag die bij haar waren.
Kirstian en Zareya droegen volkomen witte kleren en bleven zorgvuldig een pas achter Vandene staan terwijl ze gedwee hun handen voor hun middel gevouwen hielden. Hun haren waren simpel achterover gekamd en ze droegen geen sieraden. Bij Novices werden sieraden ten sterkste afgeraden. Het waren Kinsvrouwen geweest en Kirstian was nog wel lid van het Naaikransje. Ze waren beiden weggelopen uit de Witte Toren en er waren voorschriften voor de omgang met weglopers. Die regels lagen verankerd in de wet van de Toren en hoe lang geleden dat gebeurd was, deed er niet toe. Teruggekeerde weglopers dienden te allen tijde volmaakt te zijn, een volmaakt voorbeeld te zijn van een beginneling die naar de stola streeft. Kleine fouten die bij anderen door de vingers werden gezien, werden zwaar bestraft. Eenmaal weer in de Toren moesten ze een nog veel zwaardere straf ondergaan, een geseling in het openbaar, en daarna moesten ze nog minstens een jaar op hun smalle en pijnlijke pad blijven. Een teruggekomen wegloper zou voortaan voor altijd weten dat ze nooit maar dan ook nooit meer weg wilde lopen. Half geoefende vrouwen waren te gevaarlijk in de wereld buiten de Toren. Elayne had die paar keer dat ze bij hen was getracht toegeeflijk te zijn, want de Kinsvrouwen waren niet echt half geoefend. Ze hadden evenveel ervaring met de Ene Kracht als een Aes Sedai, al hadden ze geen lessen gehad. Ze had het geprobeerd en gemerkt dat de meeste andere Kinsvrouwen dat afkeurden. Nu ze een tweede kans kregen om Aes Sedai te worden, waren ze allemaal met verwoede ijver trouwe volgelingen van de wetten en gebruiken van de Witte Toren. Het verbaasde haar niet dat ze een onderdrukte gretige glans in de ogen van de wee vrouwen zag en een houding die beloofde dat ze zich goed zouden gedragen. Ze wilden net als ieder ander deze kans met beide handen aangrijpen. Ze was gewoon verbaasd omdat juist Vandene bij deze twee was. Tot nog toe had de zuster het tweetal volkomen genegeerd.