Выбрать главу

‘Ik zocht je net, Elayne,’ zei Vandene. Haar witte haren, onder aan haar nek bijeengebonden met een groen lint, hadden haar ondanks haar rimpelloze wangen altijd een ouder uiterlijk gegeven. De moord op haar zus had er een grimmigheid aan toegevoegd die zich in haar kaken en botten had vastgezet, zodat ze een ongenaakbare rechter leek. Ze was ooit slank geweest, nu mager en knokig, en ze had ingevallen wangen. ‘Deze kinderen...’ Ze zweeg en een zwakke grijns maakte van haar lippen een streep.

Het was de juiste benaming voor Novices. Het ergste ogenblik voor een vrouw die naar de Toren trok, was niet de ontdekking dat ze nog niet als rijp en volwassen werd gezien tot ze de stola behaalde, maar het ogenblik dat ze besefte nog echt een kind te zijn zo lang ze het Novicewit droeg. Een kind dat zichzelf of anderen kon bezeren door onwetenheid en blunders. Het was de juiste benaming, maar zelfs voor Vandene moest dit woord hier vreemd hebben geleken. De meeste Novices kwamen op hun vijftiende of zestiende naar de Toren en tot voor kort werden er geen vrouwen toegelaten die boven de achttien waren, met uitzondering van een handjevol dat over hun leeftijd had weten te liegen. In tegenstelling tot de Aes Sedai, die zo moeilijk deden over leeftijd, gebruikte de Kinne de leeftijd voor hun rangorde en Zareya Alkaese, met haar scherpe neus en brede mond, was ruim negentig, al leek ze amper dertig. Zareya’s eigenlijke naam was overigens Garenia Rosoinde, maar ze stond als Zareya Alkaese in de Noviceboeken en alleen naar die naam zou ze luisteren. Geen van beide vrouwen toonde leeftijdloosheid ondanks al die jaren dat ze de Ene Kracht hadden gebruikt. De knappe Kirstian met haar zwarte ogen leek rond de dertig. In werkelijkheid was ze ruim driehonderd jaar oud, ongetwijfeld ouder dan Vandene. Kirstian was al zo lang uit de Toren weg dat ze zich veilig genoeg had gevoeld om haar eigen naam, of een deel ervan, te gebruiken. Dit waren geen doorsnee-Novices.

‘Deze kinderen,’ vervolgde Vandene fermer met een diepe frons in het voorhoofd, ‘hebben de gebeurtenissen in Harlonsbrug overdacht.’ Daar was haar zus vermoord, evenals Ispan Shefar, maar wat Vandene betrof, betekende de dood van een zwarte zuster nog minder dan die van een hondsdolle hond. ‘Jammer genoeg hebben ze hun overwegingen niet voor zich gehouden, maar zijn naar mij gekomen. Ze hebben ze gelukkig niet overal verkondigd.’ Elayne fronste even. In het paleis wist inmiddels iedereen van die moorden, ik begrijp het niet,’ zei ze langzaam en behoedzaam. Ze wilde deze twee geen aanwijzingen verstrekken als ze niet echt uiterst zorgvuldig verborgen geheimen hadden opgedolven. ‘Hebben ze bedacht dat het Duistervrienden zijn geweest en geen gewelddadige beroving?’ Dat was het verhaal dat was verspreid. Twee vrouwen in een afgelegen huis die om hun juwelen waren vermoord. Alleen zijzelf, Vandene, Nynaeve en Lan kenden de waarheid. Tot dit ogenblik blijkbaar. Ze moesten vrij veel uitgedokterd hebben, anders zou Vandene hen met een draai om beide oren hebben weggestuurd. ‘Nog erger.’ Vandene keek om zich heen en ging toen precies in het midden van de plek staan waar de gangen op elkaar uitkwamen en ze dwong Elayne haar te volgen. Vanaf dat punt kon ze elke gang in het oog houden. De Novices bleven gehoorzaam vlak achter Vandene staan. Misschien hadden ze voor al die ijver al een oorvijg gekregen. Er waren genoeg bedienden te zien, maar niemand kwam naar hen toe en niemand kon hen horen. Toch sprak Vandene heel zacht, al was haar ongenoegen nog steeds overduidelijk. ‘Ze hebben beredeneerd dat de moordenares Merilille, Sareitha of Careane moet zijn geweest. Ik neem aan dat dat alles goed hersenwerk is, al hadden ze er absoluut niet over mogen nadenken.’ Ondanks haar boze blik op Kirstian en Zareya straalden de twee overjarige Novices opgetogen. In de boze woorden had ook waardering geklonken en daar was Vandene heel spaarzaam mee.

Elayne wees er niet op dat het tweetal het veel drukker zou hebben gehad als Vandene bereid was geweest hun les te geven. Elayne en Nynaeve hadden te veel andere verplichtingen en nadat daaraan de dagelijkse lessen voor de windvindsters waren toegevoegd, had niemand nog veel puf om tijd aan de twee Novices te besteden. Als je lesgaf aan de vrouwen van de Atha’an Miere, leek het of je door een mangel werd gehaald. Ze toonden weinig achting voor een Aes Sedai en zelfs nog minder voor mensen die ze landrotten noemden.

‘Ze hebben het tenminste niet tegen iemand anders gezegd,’ mompelde ze. Een klein voordeel.

Toen ze Adeleas en Ispan hadden gevonden, was het duidelijk geweest dat hun moordenares een Aes Sedai moest zijn geweest. Ze waren beiden verlamd door purperdoornwortel voor ze werden vermoord en het was bijna onmogelijk dat de windvindsters iets van dit kruid wisten dat zo ver van zee groeide. Zelfs Vandene was er zeker van dat de Kinne geen Duistervrienden telde. Ispan zelf was als Novice weggelopen en was in Ebo Dar beland, maar ze was al teruggehaald voordat de Kinne zich aan haar bekend had kunnen maken, haar had kunnen dat ze meer waren dan een paar vrouwen die uit de Toren waren gezet en zomaar toevallig hadden besloten haar te helpen. Tijdens de ondervraging door Vandene en Adeleas had Ispan veel onthuld. Op de een of andere manier was ze erin geslaagd niets over de Zwarte Ajah zelf te vertellen, afgezien van wat oude plannetjes die al lang uitgevoerd waren, maar al het andere had ze gretig kwijt gewild toen Vandene en haar zus met haar klaar waren. Alles en alles. Ze waren niet zacht geweest en ze hadden haar heel diep doorvorst en elk feitje opgediept dat een aanwijzing kon vormen. Toch wist ze weinig meer van de Kinne dan de andere Aes Sedai. Als er Duistervrienden in de Kinne zaten, zou de Zwarte Ajah alles hebben geweten. Ispan had in Ebo Dar met andere Duistervrienden gewerkt en zou zodoende met de Kinne in aanraking zijn gekomen. Al hadden ze het graag anders gehad, de moordenares was een van de drie vrouwen die ze allemaal graag mochten. Een Zwarte zuster in hun groep. Of meerdere. Ze hadden uit alle macht geprobeerd dat feit geheim te houden totdat de moordenares was gevonden. Door dat nieuws kon er paniek uitbreken in het paleis, misschien wel in Caemlin. Licht, waren er nog meer mensen die over de gebeurtenissen in Harlonsbrug nadachten? Zouden zij zo verstandig zijn om hun mond te houden?

‘Iemand dient hen heel goed te begeleiden,’ zei Vandene ferm, ‘om hen voor verder kattenkwaad te behoeden. Ze hebben regelmatig les nodig en hard werk.’ De stralende gezichten van het tweetal hadden iets van trots vertoond, maar na het horen van Vandenes woorden verdween die. Ze hadden nog maar weinig lessen gehad, maar die waren heel streng en heel zwaar geweest. ‘Dat houdt dus jou in, Elayne, of Nynaeve.’