Выбрать главу

‘Voldoende is amper het woord, als jij niet langer wilt proberen mij de plannen voor de School uit het hoofd te praten, Meester Norrij,’ zei ze bijna lachend. Als het om de gelden van Andor ging, was hij even bezitterig als een moederkloek. Hij had heel hardnekkig tegengestemd toen ze de betaling van de door Rhand gestichte School in Caemlin wilde overnemen. Hardnekkig op zijn eigen wijze, door keer op keer zijn argumenten te noemen, tot zijn stem een boor leek die in haar schedel wilde dringen. Tot dusver had de School een twintigtal leerlingen die in verschillende herbergen waren ondergebracht, maar zelfs nu het winter was, kwamen er elke dag meer bij, en ze begonnen steeds vaker een soortgelijke ruimte te eisen als zich volgens de geruchten in Cairhien bevond. Ze zou zeker geen paleis voorstellen, maar ze hadden wel iets nodig. Norrij trachtte het goud van Andor als een goede huisvader te beheren, maar zij keek naar Andors toekomst. Ook al kwam Tarmon Gai’don eraan, ze moest wel aannemen dat er ook daarna een toekomst was, of Rhand de wereld nu in een tweede Breken zou storten of niet. Als ze niet in die toekomst geloofde, had het weinig zin met iets door te gaan en ze zag zichzelf niet met de handen in de schoot zitten. Zelfs als ze zeker wist dat de Laatste Slag aan alles een einde zou maken, wilde ze niet alleen maar blijven toekijken. Rhand was de Scholen begonnen voor het geval de wereld echt brak, in de hoop nog iets te redden, maar deze school zou de School van Andor zijn, niet die van Rhand. De School van de Roos en gewijd aan de herinnering van Morgase Trakand. Er bestónd een toekomst en die toekomst zou haar moeder gedenken. ‘Of heb je besloten dat het goud uit Cairhien toch terug te voeren valt op de Herrezen Draak?’

‘Ik geloof nog steeds dat het weinig gevaar inhoudt, mijn vrouwe, maar niet langer de moeite waard na wat ik zojuist uit Tar Valon heb vernomen.’ Zijn stem veranderde niet, maar hij was zichtbaar opgewonden. Zijn vingers trommelden op de leren map als dansende spinnen en bleven toen stil liggen. ‘De... Witte Toren heeft verkondigd dat eh... heer Rhand de Herrezen Draak is en heeft hem eh... bescherming en leiding aangeboden. De proclamatie bevat tevens banvloeken tegen iedereen die hem buiten de Toren om benadert. Het is wijs om behoedzaam om te gaan met de boosheid van Tar Valon, mijn vrouwe, zoals uzelf ook heel goed zult beseffen.’ Hij keek betekenisvol naar haar Grote Serpent-ring aan haar hand op de armleuning. Hij wist uiteraard van de splitsing in de Toren. Misschien dat een keuterboertje in Seleisin nog van niets wist, maar verder wist iedereen ervan. Norrij was echter zo fijngevoelig geweest niet naar haar trouw te vragen. Maar het was duidelijk geweest dat hij in eerste instantie ‘Amyrlin Zetel’ had willen zeggen en toen voor ‘Witte Toren’ had gekozen. En het Licht mocht weten wat hij in plaats van ‘heer Rhand’ in gedachten had gehad. Ze verweet hem echter niets. Hij was een behoedzame man en die goede eigenschap was voor zijn taak belangrijk.

Ze was echter stomverbaasd door Elaida’s proclamatie. Fronsend wreef ze met haar duim over de ring. Elaida had die ring al langer gedragen dan zij leefde. De vrouw was hooghartig, had vreemde denkbeelden en een bord voor haar kop, maar ze was niet stom. Verre van dat. ‘Denkt ze nou echt dat hij zo’n aanbod zal aannemen?’ peinsde ze half in zichzelf. ‘Bescherming en leiding? Ik kan me geen betere manier bedenken om hem tegen de haren in te strijken.’ Leiding? Zelfs met een roeiboom kon niemand Rhand leiden! ‘Het is mogelijk dat hij het reeds heeft aangenomen, mijn vrouwe, volgens mijn zegsvrouw in Cairhien.’ Norrij zou gebeefd hebben bij de suggestie dat hij ergens ook meester-verspieder was. Nou ja, beven ging misschien te ver. Hij zou hoogstens zijn mond van afkeer vertrekken. De hoofdklerk hield de gelden van de natie bij, leidde de schrijvers die de hoofdstad bestuurden en gaf de troon raad in staatszaken. Hij had zeker geen netwerk van ogen-en-oren zoals de Ajahs of zelfs sommige zusters in hun eentje. Maar hij kreeg wel regelmatig brieven uit andere hoofdsteden, brieven van hooggeplaatste mensen die vaak heel goede banden hadden, zodat zijn raad goed was afgestemd op de gebeurtenissen. ‘Ze stuurt me elke week een duif en blijkbaar heeft iemand vlak na haar laatste bericht het Zonnepaleis aangevallen en daarbij de Ene Kracht gebruikt.’

‘De Ene Kracht?’ riep ze geschrokken uit en ging stijf rechtop zitten. Norrij knikte eenmaal. Het leek wel of hij een verslag gaf van het aantal vaten met lampolie. ‘Dat vertelt mijn zegsvrouw tenminste, mijn vrouwe. Aes Sedai wellicht, of Asha’man, of zelfs Verzakers. Hiermee geeft ze geruchten door, vrees ik. De vleugel met de vertrekken van de Herrezen Draak is grotendeels verwoest en zelf is hij verdwenen. Men neemt algemeen aan dat hij naar Tar Valon is gegaan om voor de Amyrlin Zetel neer te knielen. Sommigen geloven dat hij tijdens de aanval is gestorven, maar dat zijn er niet zoveel. Ik raad u aan niets te doen tot het beeld wat duidelijker wordt.’ Hij zweeg even en hield nadenkend zijn hoofd schuin. ‘Van wat ik van hem heb meegemaakt, mijn vrouwe,’ zei hij traag, ‘zou ik niet aannemen dat hij dood was tot ik drie dagen bij zijn lijk heb gewaakt.’ Ze keek hem bijna met open mond aan. Dat was bijna, bijna een grap. Minstens een wat onhandig puntigheidje. Nog wel van Halwin Norrij. Zij geloofde ook niet dat Rhand dood was. Ze wilde niet geloven dat hij dood was. En wat dat knielen voor Elaida betrof, de man was te koppig om voor wie dan ook neer te knielen. Er zouden veel problemen overwonnen kunnen worden als hij zich ertoe kon zetten voor Egwene te knielen, maar dat zou hij niet doen en zij was nog wel zijn vriendin uit zijn jongensjaren. Elaida had even veel kans als een geit op een hofdans, zeker als hij die proclamatie had gehoord. Wie had hem trouwens aangevallen? De Seanchanen konden toch nog lang niet in Cairhien zijn? Als de Verzakers hadden besloten eindelijk openlijk op te treden, dan kon dat nog meer chaos en verwoestingen inhouden dan de wereld nu al te verduren kreeg, maar het ergste zou het zijn als de Asha’man... Als zijn eigen plan zich tegen hem keerde... Nee! Ze kon hem niet beschermen, hoezeer hij het ook nodig had. Hij zou het zelf moeten opknappen. Dwaas! mompelde ze in gedachten. Hij trekt waarschijnlijk rond met zijn banieren alsof niemand hem wil vermoorden. Je kunt jezelf maar beter heel goed beschermen, Rhand Altor, of ik sla je bewusteloos als ik je in handen krijg!

‘Hadden uw zegslieden nog meer te vertellen, Meester Norrij?’ vroeg ze hardop en zette Rhand uit haar gedachten. Ze had hem nog niet in handen en ze diende nu eerst al haar aandacht aan Andor te schenken, om haar greep op het land te versterken. Zijn schrijvers elders hadden heel wat te zeggen, al was het meeste ervan heel oud nieuws. Ze gebruikten niet allemaal duiven en als een brief aan een betrouwbare handelaar werd meegegeven, kon het op z’n best maanden duren voor die aankwam. Onbetrouwbare kooplui namen wel het postgeld aan, maar deden geen moeite de brief af te leveren. Weinig mensen konden zich koeriers veroorloven. Elayne dacht erover om een koninklijke post te beginnen als de toestand dat ooit toeliet. Norrij klaagde over het feit dat zijn laatste berichten uit Ebo Dar en Amador al waren achterhaald door gebeurtenissen die al wekenlang op straat te horen waren geweest. Niet alles was belangrijk. Zijn brievenschrijvers waren geen echte ogen-en-oren. Ze schreven gewoon over het nieuws uit hun stad en over de zaken die aan het hof werden besproken. Uit Tyr kwam het bericht dat een toenemend aantal schepen van het Zeevolk zich zonder loods een weg zocht door de Drakenvingers en bij de stad voor anker waren gegaan. Er waren geruchten dat het Zeevolk de Seanchanen op zee had bevochten. In Illian was het rustig; het zat er vol met soldaten en krijgers van Rhand die herstelden van een veldslag tegen de Seanchanen. Meer was er niet bekend; niet eens of Rhand in de stad was geweest. De koningin van Saldea had zich teruggetrokken op het platteland en verbleef daar nog steeds. Elayne wist er al van, maar het scheen dat ook de koningin van Kandor al maandenlang niet in Chasin was gezien, en men zei dat de koning van Shienar nog steeds op een uitgebreid werkbezoek aan Verwordingsgrens was, hoewel de Verwording tegenwoordig rustiger was dan sinds mensenheugenis. Koning Roedran verzamelde in Lugard iedere edelman die maar over wapenknechten kon beschikken, en er was een stad die zich al grote zorgen begon te maken over twee grote legers die vlak bij de grens met Andor hun kampement hadden opgeslagen, een van de Aes Sedai en het ander van de Andoranen, en nu ook nog bezorgd was over wat een losbandige verkwister als Roedran van plan was.