Выбрать главу

Dyelin wendde zich half naar Birgitte en bevochtigde haar lippen. Onbewust plukten haar vingers aan de rok. Er was maar weinig waar ze bang voor was, maar de verhalen over de Seanchanen hadden haar beslist angst aangejaagd. Zachtjes mompelend, alsof ze het tegen zichzelf had, was te horen: ik had gehoopt een echte burgeroorlog te voorkomen.’ En dat kon niets betekenen of heel veel! Wellicht moest ze eens voorzichtig polsen wat ze daarmee bedoelde. ‘Gawein,’ zei Birgitte opeens. Haar gezicht was opgeklaard, en ook de gevoelens die door de binding stroomden, waren opgewekter. Haar opluchting was zonneklaar. ‘Wanneer hij komt, neemt hij het bevel over. Hij is immers je Eerste Prins van het Zwaard?’

‘Moedermelk in een beker,’ snauwde Elayne en de bliksem flitste achter de ramen om haar woorden te benadrukken. Waarom moest dat mens zo opeens van onderwerp veranderen? Dyelin schrok en opnieuw werd Elayne vuurrood. De mond van de oudere vrouw stond zo ver open dat ze precies wist hoe grof haar vloek was geweest. Het maakte haar vreemd verlegen. Dyelins vriendschap met haar moeder had niet mogen tellen. Onbewust nam ze een grote slok wijn en verslikte zich bijna door de bittere smaak. Snel onderdrukte ze het beeld van Lini die dreigde haar de mond te spoelen en ze herinnerde zich eraan dat ze een volwassen vrouw was die een troon had te winnen. Of haar moeder zich zo vaak een dwaas voelde, betwijfelde ze.

‘Jazeker, Birgitte,’ ging ze wat kalmer door. ‘Als hij komt.’ Er waren drie koeriers op weg naar Tar Valon. Zelfs als geen enkele bode langs Elaida kon komen, zou Gawein toch uiteindelijk vernemen dat ze haar aanspraak op de troon bekend had gemaakt en zou hij komen. Ze had hem wanhopig hard nodig. Ze maakte zich geen enkele illusies over haarzelf als generaal en Birgitte was zo bevreesd dat ze de sagen over haarzelf niet waar kon maken dat ze vaak te bang was om het te proberen. Een leger bestrijden, jazeker, maar een leger leiden, nooit van haar leven!

Birgitte besefte haar eigen verwarring heel goed. Haar gezicht stond heel strak, maar boosheid streed met haar verlegenheid, waarbij de eerste de overhand kreeg. Met een steek van ergernis wilde Elayne iets zeggen om Dyelins woorden over de burgeroorlog verder te kunnen verklaren voor ze over Birgittes boosheid ging nadenken. Voor ze echter een woord kon uiten, gingen de grote rode deuren open. Haar hoop op Nynaeve of Vandene verdween volkomen door de binnenkomst van twee vrouwen van het Zeevolk, die ondanks het barre weer blootsvoets waren.

De geur van sterk reukwater wolkte voor hen uit en met z’n tweeën vormden ze een indrukwekkende stoet door hun felgekleurde brokaatzijden broek en hemd, door de messen met juwelen en door de halskettingen van goud en ivoor. Naast alle andere sieraden. Het strakgekamde zwarte haar was wit bij de slapen en verborg bijna de tien kleine, dikke, gouden ringetjes in de oren van Renaile din Calon Blauwster, maar de hooghartigheid in haar zwarte ogen was even duidelijk als het met muntjes beladen gouden kettinkje dat een oorring met haar neusring verbond. Haar gezicht stond strak en ondanks de sierlijke zwaai in haar loop leek ze bereid dwars door een stenen muur te stampen. Ze werd gevolgd door Zaide din Parede Zwartvleugel, die net een hand kleiner was en zo zwart als houtskool. Zij droeg maar half zoveel muntjes aan de ketting op haar linkerwang en straalde meer iets van macht uit dan van hooghartigheid. Het was een ijskoude zekerheid dat zij gehoorzaamd zou worden. Haar strakke zwarte kapsel toonde grijze krulletjes, maar ze was heel knap, een van die vrouwen die met het verstrijken van de jaren steeds mooier werden.

Dyelin kromp ineen toen ze hen zag en kon nog net voorkomen dat ze aan haar neus voelde. Een gebruikelijke reactie bij mensen die niet gewend waren aan de Atha’an Miere. Elayne trok een gezicht, maar niet vanwege de neusringen. Ze overwoog zelfs nog smeriger vloeken. Afgezien van de Verzakers had ze niemand kunnen bedenken die ze minder graag wilde ontvangen. Reene Harfor, haar huisvrouwe, werd geacht dit te voorkomen!

‘Vergeef me,’ zei ze, vlot opstaand, ‘maar ik heb het nu heel druk. Staatszaken, begrijpt u, anders zou ik u begroeten zoals uw positie betaamt.’ Het Zeevolk was uiterst nauwgezet in hoffelijke ceremonies, als het tenminste henzelf gold. Heel waarschijnlijk waren ze haar huisvrouwe straal voorbijgelopen door gewoon niet te zeggen dat ze Elayne wilden spreken, maar ze konden zich gemakkelijk beledigd voelen als ze zittend werden begroet voor Elayne echt gekroond was. Het Licht mocht beiden verbranden, maar ze kon zich geen belediging veroorloven. Birgitte kwam naast haar staan en maakte een gepaste buiging om de beker uit haar hand over te nemen. De zwaardhandbinding zond behoedzaamheid over. Ze was altijd heel behoedzaam bij het Zeevolk. Daar had ze ook al eens haar mond voorbijgepraat, ik spreek u vandaag later wel,’ besloot Elayne en voegde eraan toe: ‘Zo het Licht het wil.’ Zij waren ook meesters in hoffelijke zinswendingen en hiermee toonde ze haar hoffelijkheid maar schiep ze ook een uitweg.

Renaile hield pas vlak voor Elayne in, waardoor ze veel te dichtbij stond. Een getatoeëerde hand gebaarde toestemmend dat Elayne mocht gaan zitten. Toestemming! ‘U hebt me de laatste tijd ontweken.’ Voor een vrouw had ze een lage stem, die even kil klonk als de sneeuw op het paleisdak. ‘Denk eraan dat ik windvindster ben van Nesta din Reas Tweemanen, Vrouwe der Schepen van de Atha’an Miere. U dient nog steeds uw deel na te komen van de overeenkomst die u namens uw Witte Toren hebt gesloten.’ Het Zeevolk wist dat de Toren verdeeld was. Vandaag de dag wist iedereen en elke zuster het, maar Elayne had het niet wijs geleken haar moeilijkheden te vergroten door in het openbaar te verklaren aan welke kant ze stond. Nog niet. Op een toon die geen tegenspraak duldde, gebood Renaile: ‘U zult hem hier en nu nakomen!’ Zo, dat was ook hoffelijke achting.

‘Ze heeft mij ontweken, denk ik, windvindster, niet u.’ In tegenstelling tot Renaile sprak Zaide alsof ze een onderhoudend gesprek voerden. Zij was niet aan komen snellen over het tapijt maar had ontspannen door het vertrek gedrenteld, hier en daar stilstaand om een grote vaas van dun groen porselein aan te raken of op haar tenen door een vierdelige caleidoscoop op een verhoging te kijken. Ze wierp een blik op Elayne en Renaile en er glinsterde iets van vermaak in haar zwarte ogen. ‘Per slot van rekening bestaat de overeenkomst met Nesta din Reas, die namens de schepen sprak.’ Behalve golfvrouwe van de Catelarclan was Zaide ook afgezant van de Vrouwe der Schepen. Afgezant naar Rhand, niet naar Andor, maar haar volmacht gaf haar het gezag om namens Nesta zelf te spreken en te binden. Ze verving een met goud afgezette buis door een andere en ging weer op haar tenen staan om door het oogstuk te turen. ‘Je hebt de Atha’an Miere twintig leraressen beloofd, Elayne. Tot dusver heb je er een afgeleverd.’