Выбрать главу

Nog voor Birgitte was uitgesproken, stond Aviendha opeens voor haar en wachtte amper haar laatste woorden af. ‘Je behoort niet zo tegen haar te praten, Birgitte Trahelion, zei ze, en rekte zich uit om alle voordeel te putten uit haar lengte. Door de hoge hakken onder Birgittes laarzen stak ze niet zoveel boven haar uit, maar met haar omslagdoek omgeslagen leek ze veel meer op een Wijze dan op een leerlinge. Sommigen hadden een uiterlijk dat niet veel van dat van haar verschilde. ‘Jij bent haar zwaardhand. Vraag Aan’allein hoe je je moet gedragen. Dat is een groot man, maar hij gehoorzaamt als Nynaeve hem wat zegt.’ Aan’allein was Lan, de ene man. Zijn geschiedenis was wijd en zijd bekend onder de Aiel en hij werd door hen bewonderd.

Birgitte nam haar van top tot teen op, alsof ze haar de maat nam, en nam een ontspannen houding aan, waarmee ze niets van haar lengte verloor. Spottend deed ze haar mond open, blijkbaar bereid om Aviendha’s opgestoken zeil neer te halen als ze dat kon – en dat kon ze meestal. Maar voor ze iets kon zeggen, sprak Nynaeve kalm en ferm: ‘O, om de liefde van het Licht, laat het gaan, Birgitte. Als Elayne zegt dat ze meegaat, dan gaat ze mee. Afgelopen, geen woord meer.’ Ze stak haar wijsvinger op naar de ander. ‘Anders zullen jij en ik later nog enkele woorden wisselen.’

Birgitte staarde Nynaeve aan en haar mond bewoog stil. De zwaardhandbinding droeg een scherpe mengeling van ergernis en boosheid over. Ten slotte plofte ze wijdbeens in de stoel neer, steunend op de laarzensporen in de vorm van een leeuwenkop, en ze begon binnensmonds te mopperen. Als Elayne haar niet beter had gekend, zou ze hebben gezworen dat de Birgitte aan het pruilen was. Ze had graag willen weten hoe Nynaeve dat had klaargespeeld. In de tijd van het beestenspul had Nynaeve net zoveel ontzag voor Birgitte gekoesterd als Aviendha nu had. Maar dat was veranderd. Volledig. Nu koeioneerde Nynaeve Birgitte evenveel als ieder ander. En het lukte bij haar ook beter dan bij anderen. Ze is een vrouw als ieder ander, had Nynaeve ooit gezegd. Dat heeft ze me zelf gezegd en ik besefte dat ze gelijk had. Alsof dat ook maar iets verklaarde. Birgitte was nog steeds Birgitte.

‘Mijn beurs?’ vroeg Elayne en uitgerekend Birgitte ging de met gouddraad geborduurde rode beurs uit de kleedkamer halen. Nou ja, een zwaardhand deed dat soort dingen ook, maar normaal gesproken maakte Birgitte er altijd een opmerking bij. Hoewel haar terugkomst wellicht die opmerking uitdrukte. Ze bood de beurs met een zwierige buiging aan en rond haar lippen speelde iets wat voor Nynaeve en Aviendha was bedoeld. Elayne zuchtte. De vrouwen hadden eigenlijk geen hekel aan elkaar en konden heel goed met elkaar opschieten, als je de kleine strubbelingen vergat. Alleen vonkte er soms iets tussen hen.

De vreemd gedraaide stenen ring die aan een eenvoudig leren koord hing, lag onder in haar beurs onder een aantal munten, naast de zorgvuldig opgevouwen zijden doek met veren, die zij als haar grootste schat beschouwde. De ter’angreaal leek van steen, zat vol vlekken en vertoonde blauwe, rode en bruine strepen, maar de ring was even hard en glad als staal en veel te zwaar voor zijn grootte. Ze schoof het leren koordje om haar hals en de ring tussen haar borsten. Ze trok de koordjes van de beurs dicht, zette deze op het nachtkastje en pakte de zilveren beker. Het rook naar goede wijn, maar toch trok ze een wenkbrauw op en glimlachte naar Nynaeve. ik ga naar mijn eigen kamer,’ zei Nynaeve stijfjes. Ze stond op van het bed en schonk zowel Birgitte als Aviendha een barse blik. Door de ki’sain op haar voorhoofd leek haar blik nog barser. ‘Zorg ervoor dat jullie wakker blijven en houd je ogen open. Tot zij die lijfwacht heeft, verkeert ze nog steeds in gevaar. Ik hoop dat ik jullie daar niet aan hoef te herinneren.’

‘Denk je dat ik dat niet weet?’ bitste Aviendha terug terwijl Birgitte gromde: ik ben geen dwaas, Nynaeve!’

‘Dat zeggen jullie,’ antwoordde Nynaeve. ik hoop het, terwille van Elayne. En terwille van jezelf.’ Het klonk niet boos, meer alsof ze feiten opsomde. Ze trok haar stola op en schreed de kamer uit, zo statig als iedere Aes Sedai zich maar kon wensen. Ze werd er heel goed in.

‘Bloedvuur, je zou bijna denken dat zij hier koningin is,’ mopperde Birgitte.

‘Dat is er een met al te veel trots, Birgitte Trahelion,’ gromde Aviendha. ‘Even trots als een Shaido met een geit.’ Volmaakt eensgezind knikten ze elkaar toe.

Maar Elayne merkte wel dat ze het pas zeiden nadat de deur was dichtgevallen. De vrouw die vroeger zo hard had ontkend ooit Aes Sedai te zullen worden, werd heel erg een Aes Sedai. Misschien had Lan er iets mee te maken. Leidde hij haar met zijn ervaring. Ze moest soms nog wel wat doen aan haar temperament, maar ook dat leek steeds beter te gaan na haar merkwaardige huwelijk op de boot. Het eerste slokje wijn smaakte gewoon naar wijn, een heel goede wijn, maar Elayne keek fronsend naar de beker en aarzelde. Tot ze besefte wat ze deed en waarom ze dat deed. De herinnering aan de dolkwortel in haar thee was nog heel vers. Wat had Nynaeve erin gedaan? Geen dolkwortel natuurlijk, maar wat wel? Ze tilde de beker op voor nog een slok, maar hij leek erg zwaar. Uitdagend dronk ze de wijn in één teug op. Ik bad alleen maar dorst, dacht ze en strekte zich uit om de beker terug te zetten op het kastje. Ik probeerde echt niet iets te bewijzen.

De andere twee hadden naar haar gekeken, maar toen ze het zich gemakkelijker maakte om te gaan slapen, keken ze elkaar aan.

‘Ik houd de wacht in de zitkamer,’ zei Birgitte. ‘Ik heb mijn boog en koker daar. Jij blijft hier voor het geval ze iets nodig heeft.’ Aviendha sprak haar niet tegen, maar trok haar dolk en knielde dicht bij de muur neer, zodat ze iedereen door de deur kon zien aankomen zonder dat ze haar zagen, klaar om op te springen. ‘Klop tweemaal, dan eenmaal en zeg je naam voor je binnenkomt,’ zei ze, ‘anders neem ik aan dat het een vijand is.’ Birgitte knikte alsof dat de gewoonste zaak van de wereld was.

‘Dat is sto...’ Elayne smoorde een geeuw achter haar hand. ‘Stom,’ besloot ze toen ze weer iets kon zeggen. ‘Niemand zal proberen...’ Weer gaapte ze en ze had haar vuist wel in haar mond kunnen steken. Licht, wat had Nynaeve in haar wijn gedaan? ‘... mij vannacht te vermoorden,’ zei ze doezelig, ‘en... dat... weten jullie allebei...’ Haar oogleden waren loodzwaar en zakten omlaag ondanks al haar pogingen ze open te houden. Onbewust vlijde ze haar gezicht lekker in het zachte kussen en probeerde af te maken wat ze had willen zeggen, maar...

Ze was in de Grote Zaal, de troonzaal van het paleis. In de weerspiegeling van de troonzaal in Tel’aran’rhiod. Hier leek de stenen ring die zo zwaar was in de wakende wereld zo licht dat hij tussen haar borsten leek op te stijgen. Natuurlijk was er licht, maar het kwam overal en nergens vandaan. Niet als zon- of lamplicht, maar zelfs als het hier nacht was, was er steeds genoeg onwezenlijk licht om iets te zien. Als in een droom. Het altijd aanwezige gevoel van onzichtbare ogen was geen droomgevoel maar meer een nachtmerrie, maar ze was er inmiddels voldoende aan gewend om er niet meer zo op te letten.

In de Grote Zaal vonden de grote ontvangsten plaats. Koninklijke gezanten werden hier ontvangen en belangrijke verdragen en oorlogsverklaringen werden hier bekendgemaakt aan de verzamelde hoogwaardigheidsbekleders en de lange zaal paste bij de naam en het gebruik. Zonder andere mensen leek het een grote holklinkende grot. Twee rijen dikke glanzendwitte pilaren van twintig pas hoog liepen over de hele lengte van de zaal, waar aan het andere eind de Leeuwentroon op een marmeren verhoging stond. Vanaf de roodwitte vloerplavuizen liep een rode loper over de witte treden omhoog. De troon was gemaakt voor een vrouw, maar nog steeds heel groot op zijn zware poten als Ieeuwenklauwen. De rugleuning vertoonde hoog aan de bovenkant de Witte Leeuw in maanstenen tegen een achtergrond van robijnen. Daarmee werd verkondigd dat wie hier zat over een grote natie heerste. In de grote glasschilderingen in het ronde plafond hoog boven haar staarden de koninginnen die Andor hadden gesticht op haar neer. Hun afbeeldingen werden afgewisseld met afbeeldingen van de Witte Leeuw en van gebeurtenissen in veldslagen die zij hadden gevoerd om Andor van een stadstaatje in het ineenstortende rijk van Artur Haviksvleugel uit te bouwen tot een natie. Veel landen die de Oorlog van de Honderd Jaren hadden overleefd, waren ondergegaan, maar Andor bestond nu al zo’n duizend jaar en genoot een grote welvaart. Soms voelde Elayne dat die beelden een uitspraak over haar deden of beoordeelden of zij het waard was in hun voetstappen te treden.