Ze was net in de Grote Zaal aangekomen toen er ook een andere vrouw verscheen, zittend op de Leeuwentroon. Een jonge vrouw met donker haar in een gewaad van soepele rode zijde dat op de mouwen en de zoom was afgezet met zilveren leeuwen, met een halsketting van vuurdruppels zo groot als duiveneieren om haar hals en de Rozenkroon op het hoofd. Een hand rustte licht op de leeuwenkop van de armleuning en ze wierp een koninklijke blik door de zaal. Haar ogen vielen op Elayne. Ze herkende de erfdochter en raakte in de war. Kroon, vuurdruppels en zijde verdwenen en werden vervangen door eenvoudige wol en een lang schort. Even later verdween de jonge vrouw eveneens.
Elayne glimlachte vermaakt. Zelfs keukenmeiden droomden van de Leeuwentroon. Ze hoopte dat de jonge vrouw niet angstig was wakker geschrokken uit haar beginnende droom, maar in een andere prettige droom was beland. Een veiliger droom dan Tel’aran’rhiod, Er veranderden nu ook andere zaken in de troonzaal. De fraai bewerkte staande lampen die in rijen langs de muren stonden, leken te trillen tegen de hoge pilaren. De grote boogdeuren stonden opeens open en sloten zich in een oogwenk weer. Alleen wat al heel lange rijd op dezelfde plek stond, had een echt blijvende weerspiegeling in de Wereld der Dromen.
Elayne beeldde zich een grote passpiegel in en die verscheen vlak voor haar, waarin haar beeld werd weerspiegeld. Ze was gekleed in een groenzijden gewaad met hoge hals en een lijfje dat was afgewerkt met zilver. In haar oren droeg ze smaragden en in haar roodgouden krullen waren kleinere edelstenen geweven. Ze lier de edelstenen in het haar verdwijnen en knikte. Dir was passend voor de erfdochter en niet al te pronkerig. Je moest hier voorzichtig zijn met je gedachten over jezelf, anders... Haar bescheiden groenzijden gewaad veranderde in de strakke op het lichaam klevende kledij van Tarabon. Met haar donkere wijde broek, blote voeten, gouden oorringen, een neusring, een kettinkje vol muntjes en donkere tatoeages op beide handen leek ze het volgende moment wel iemand van het Zeevolk. Ze droeg zelfs geen hemd, zoals de Atha’an Miere op zee gekleed ging. Met rode wangen keerde ze haastig terug naar haar eerste kledij en veranderde de smaragden oorhangers in eenvoudige zilveren ronde hangers. Hoe eenvoudiger je je kleding verbeeldde, hoe gemakkelijker je die vast kon houden.
Ze liet de spiegel verdwijnen – door er niet meer aan te denken – en keek omhoog naar de strakke gezichten boven haar. ‘Er zijn vrouwen geweest die even jong waren als ik toen ze de troon bestegen,’ zei ze hardop. Wel, niet zoveel, slechts zeven was het gelukt de Rozenkroon een redelijke tijd te dragen. ‘Ook vrouwen die jonger waren dan ik.’ Drie. En een had het amper een jaar volgehouden. ‘Ik wil niet beweren dat ik zo beroemd word als jullie, maar ik zal jullie ook niet beschamen. Ik word echt een goede koningin.’
‘Ben je tegen ramen aan het praten,’ vroeg Nynaeve opeens, waardoor Elayne verrast opschrok. Ze droeg een nagemaakte stenen ring op haar huid en leek nevelig, bijna doorzichtig. Fronsend trachtte ze naar Elayne te stappen en struikelde. Ze viel bijna vanwege het strakke donkerblauwe Taraboonse gewaad, dat nog veel strakker zat dan wat Elayne zich zojuist had ingebeeld. Nynaeve keek met open mond naar wat ze droeg en opeens was het een Andoraans gewaad van blauwe zijde, met goudborduursel op de mouwen en het lijfje. Ze zeurde nog altijd over de ‘goede stevige wol uit Tweewater en dat die goed genoeg was’ maar zelfs hier, waar ze die kleding kon dragen, droeg ze het bijna nooit.
‘Wat heb je in die wijn gedaan, Nynaeve?’ vroeg Elayne. ‘Ik ging uit als een nachtkaarsje.’
‘Probeer niet van onderwerp te veranderen. Als jij tegen ramen praat, zou je echt in slaap moeten zijn in plaats van hier. Ik ben half en half van plan jou...’
‘Doe dat alsjeblieft niet. Ik ben Vandene niet, Nynaeve. Licht, ik ken niet eens de helft van de gebruiken en regels die Vandene en anderen als gewoon beschouwen. Maar ik wil liever niet ongehoorzaam zijn, dus doe dat alsjeblieft niet.’
Nynaeve keek haar boos aan en gaf een harde ruk aan haar vlecht. Haar kleding veranderde opnieuw; de rok werd een tikkeltje dikker, het patroon anders, de halslijn lager en toen weer hoger door kantwerk. Het lukte haar gewoon niet zo goed om zich te concentreren. De rode stip op haar voorhoofd verdween echter nooit. ‘Goed dan,’ zei ze kalm en de boze trek verdween. Haar stola met de gele franje verscheen rond de schouders en zelfs haar gezicht kreeg iets van de leeftijdloosheid van een Aes Sedai. Ze beeldde zich zelfs wat wit bij de slapen in. Haar woorden waren echter in tegenspraak met haar beheerste uiterlijk. ‘Laat mij praten als Egwene er is. Ik bedoel over wat er vandaag is gebeurd. Jij verliest jezelf altijd in geklets of jullie samen je haren zitten te borstelen voor het slapen. Licht, ik wil niet dat ze als Amyrlin voor me staat en je weet dat ze het naadje van de kous zal willen weten als ze ervan hoort.’
‘Ervan hoort? Waarvan?’ vroeg Egwene. Met een ruk keek Nynaeve om en er lag paniek in haar ogen. Heel even waren haar stola en zijde vervangen door het Aanvaarde-wit met de kleurenzoom. Zelfs de ki’sain verdween. Heel even en toen was ze weer als eerst, afgezien van het wit in haar haren, maar dat alles volstond al om Egwene streng te laten kijken. Ze kende Nynaeve door en door. ‘Als ik waarvan hoor, Nynaeve?’ vroeg ze zacht maar resoluut. Elayne haalde diep adem. Eigenlijk was ze helemaal niet van plan geweest iets te verzwijgen. In elk geval niets dat voor Egwene van belang was. Maar als Nynaeve zo’n bui had, zou ze er alles uitgooien, of anders koppig proberen vol te houden dat er niets te vertellen viel. Waardoor Egwene alleen maar harder zou doorvragen, iemand heeft dolkwortel in mijn middagthee gedaan,’ zei ze en gaf een bondig verslag van de mannen en hun dolken en van Doilin Mellars gelukkige aanwezigheid en hoe Dyelin zich had bewezen. Voor de goede orde voegde ze er het nieuws van Elenia en Naean aan toe en de speurtocht van de huisvrouwe naar verspieders in het paleis. Ze vertelde zelfs dat Zareya en Kirstian nu onder de hoede van Vandene stonden en over de aanval in Cairhien op Rhand en zijn verdwijning. Egwene leek niet onder de indruk van de opsomming. Ze onderbrak Elayne zelfs toen ze het over Rhand had, omdat ze het al had gehoord. Ze schudde wel afkeurend haar hoofd toen ze hoorde dat Vandene nog steeds niet wist wie de Zwarte zuster was, want dat vond zij haar grootste zorg. ‘O, en ik krijg een lijfwacht,’ besloot Elayne. ‘Twintig vrouwen onder bevel van kapitein Mellar. Ik denk niet dat Birgitte Speervrouwen kan aantrekken, maar deze komen aardig in de buurt.’
Achter Egwene verscheen een stoeltje zonder rugleuning en ze ging zitten zonder om te kijken. Ze was hier veel handiger in dan Elayne of Nynaeve. Ze droeg geen zijde maar donkergroene wollen rijkleding, mooi en goed gesneden, zonder opsmuk. Waarschijnlijk hetzelfde wat ze overdag had gedragen. En het bleef groenwollen rijkleding. ik had jullie willen opdragen morgen... eh, vanavond naar Morland te komen, maar de komst van de Kinsvrouwen zou niet goed vallen bij de Gezetenen.’