Выбрать главу

Hun binnenkomst was zo plotseling geweest, zo dramatisch, dat Elayne nu pas Merilille zag, die zich net omdraaide van de deuren die ze had dichtgedaan. Ze was nog kleiner dan Zaide. De Grijze zuster was fraai gekleed in donkerblauwe wol met zomen van zilverig bont en een lijfje dat was afgezet met kleine maanstenen. De paar weken bij de windvindsters hadden echter al veranderingen veroorzaakt. Het waren sterke vrouwen die dorstten naar nieuwe kennis en volkomen bereid waren Merilille als een druif uit te persen, tot en met de laatste druppel. Vroeger had Elayne gemeend dat Merililles zelfbeheersing elk openlijk blijk van verrassing uitsloot, maar nu liep de zuster voortdurend met grote ogen en halfopen mond rond. Het was net of ze zich doodgeschrokken was en erop rekende dat dit binnen enkele tellen opnieuw zou gebeuren. Ze vouwde haar handen en bleef bij de deur staan wachten. Ze leek opgelucht dat ze niet in het middelpunt van de belangstelling stond. Hardop kuchend kwam Dyelin overeind en keek zowel Zaide als Renaile afkeurend aan. ‘Let op uw woorden,’ gromde ze. ‘Jullie zijn nu in Andor en niet op een van jullie schepen. Elayne Trakand wordt koningin van Andor. Uw overeenkomst zal op de juiste tijd worden nagekomen. Nu hebben we echter belangrijker zaken af te handelen.’

‘Onder het Licht bestaan er geen belangrijker zaken,’ mopperde Renaile op haar beurt en ging voor haar staan. ‘U zegt dat de overeenkomst zal worden nagekomen? Dus u staat er borg voor. Weet wel dat er ruimte zat is aan de ra om er aan uw enkels aan te bungelen, net als voor...’

Zaide knipte met haar vingers. Dat was het enige, maar Renaile rilde zichtbaar. Ze griste een gouden reukdoosje van een van haar halskettingen, drukte dat tegen haar neus en ademde diep in. Natuurlijk was ze windvindster van de Vrouwe der Schepen en bezat ze veel aanzien en macht bij de Atha’an Miere, maar voor Zaide was ze een... windvindster. Wat haar diep krenkte. Elayne wist zeker dat er een manier moest bestaan om hen te laten inbinden, maar ze had die nog niet gevonden. Inderdaad, goedschiks of kwaadschiks, maar Daes Dae’mar zat nu tot in het merg van haar botten. Ze schreed langs de in stilte woedende Renaile alsof ze een pilaar in de kamer was, maar liep niet naar Zaide toe. Als iemand het recht had zich hier te ontspannen, was zij dat. Ze kon het zich niet veroorloven Zaide een pink te geven of de golfvrouwe zou haar haren naar de pruikenmaker brengen. Bij de open haard stak ze opnieuw haar handen uit naar de warmte.

‘Nesta din Reas vertrouwde erop dat wij de overeenkomst zouden nakomen, anders zou ze nooit hebben ingestemd,’ zei ze kalm. ‘Jullie hebben de Schaal der Winden teruggewonnen, maar het bijeenroepen van negentien zusters vergt tijd. Ik weet dat de komst van de Seanchanen jullie bezorgd heeft gemaakt over de schepen in Ebo Dar. Laat Renaile een doorgang naar Tyr maken. Daar liggen honderden schepen van de Atha’an Miere.’ Elk verslag meldde dat. ‘Ze zullen jullie vertellen wat ze weten en jullie kunnen je op die manier weer bij je volk voegen. Ze zullen jullie nodig hebben tegen de Seanchanen.’ En zij zou het Zeevolk kwijt zijn. ‘De andere zusters komen zo snel als we dat kunnen regelen naar jullie toe.’ Merilille stond nog steeds onbeweeglijk bij de deur, maar haar gezicht werd groen van paniek bij de mogelijkheid dat ze de enige zuster bij het Zeevolk zou zijn.

Zaide gaf het kijken door de caleidoscoop op en nam Elayne van terzijde op. Een glimlachje speelde rond haar volle lippen. ‘Ik dien hier te blijven, zeker tot ik Rhand Altor heb gesproken. Als hij ooit verschijnt.’ Haar glimlach verstrakte even voor die weer opbloeide. Rhand zou het moeilijk bij haar krijgen. ‘En voorlopig hou ik Renaile en haar vriendinnen bij me. Een handjevol windvindsters zal niet echt verschil uitmaken tegen die Seanchanen en zo het Licht het wil, leren ze nog iets nuttigs.’ Renaile snoof, net hard genoeg om gehoord te worden. Zaide fronste even en frunnikte wat aan het oogglas van de kijker, dat op dezelfde hoogte zat als haar hoofd. ‘Met u erbij zijn er vijf Aes Sedai in uw paleis,’ mompelde ze nadenkend.

‘Misschien kunnen enkelen lesgeven.’ Alsof de gedachte net bij haar opkwam. Als dat zo was, kon Elayne beide vrouwen met één hand optillen!

‘Dat zou inderdaad heerlijk zijn,’ barstte Merilille los terwijl ze een stap de kamer in deed. Waarna ze een blik op Renaile wierp en inbond. Een blos deed haar Cairhiense bleekheid verdwijnen. Opnieuw vouwde ze de handen en hulde zich in nederigheid alsof het een tweede huid was. Birgitte schudde verbijsterd het hoofd. Dyelin staarde alsof ze nooit eerder een Aes Sedai had gezien. ‘Als het Licht het wenst, kan er wellicht iets bedacht worden,’ opperde Elayne behoedzaam. Het kostte moeite niet over haar slapen te wrijven. Ze wenste dat ze het voortdurende onweer de schuld van haar hoofdpijn kon geven. Nynaeve zou laaiend zijn bij de gedachte aan lesgeven en Vandene zou zo’n bevel waarschijnlijk negeren, maar misschien was het iets voor Careane Fransi en Sareitha Tomares. ‘Maar slechts enkele uren per dag, begrijpt u. Als ze tijd hebben.’ Ze vermeed het Merilille aan te kijken. Zelfs Careane en Sareitha konden zich verzetten als ze in die wijnpers gegooid werden. Zaide raakte met de vingers van haar rechterhand haar lippen aan. ‘Onder het Licht, het is afgesproken.’

Elayne stond met haar ogen te knipperen. Dit klonk niet goed. In de ogen van de golfvrouwe hadden ze zojuist blijkbaar een nieuwe overeenkomst gesloten. Haar beperkte ervaring in de omgang met de Atha’an Miere zei haar dat je dan van geluk mocht spreken als je nog met je ondergoed aan kon vertrekken. Nou, ditmaal zou alles anders verlopen. Wat zouden de zusters er bijvoorbeeld bij winnen? Er hoorden twee kanten aan een overeenkomst te zijn. Zaide glimlachte alsof ze wist waar Elayne aan dacht en het vermakelijk vond. Toen een van de deuren openging, was het bijna een opluchting. Het verschafte haar een uitvlucht om zich van de vrouw af te wenden. Reene Harfor glipte heel bescheiden, zonder onderdanig te lijken, de kamer in en haar knix was beheerst, passend voor de Hoogzetel van een machtig Huis. Aan de andere kant wist elke Hoogzetel die het zout in de pap waard was, genoeg om de huisvrouwe achting te betonen. Haar grijzende haar vormde een kroon in een knotje boven op haar hoofd en ze droeg een scharlakenrode huismantel over haar roodwitte gewaad met op haar omvangrijke boezem de kop van de Witte Leeuw van Andor. Reene had geen enkele stem in de troonopvolging, maar ze had op de dag van Elaynes aankomst deze formele kleding aangetrokken, alsof de koningin er was. Haar ronde gezicht verhardde zich even bij het zien van de Atha’an Miere, die haar voorbijgelopen waren, maar dat was alle aandacht die ze bereid was hun te geven. Nu tenminste. Ze zouden tot hun eigen nadeel ondervinden wat het betekende om de huisvrouwe als vijand te hebben.

‘Mazrim Taim is er eindelijk, mijn vrouwe.’ Het lukte Reene het te laten klinken als ‘mijn koningin’. ‘Zal ik hem zeggen dat hij even moet wachten?’

Ook niet te vroeg! mopperde Elayne in gedachten. Ze had de man twee dagen geleden uitgenodigd! ‘Ja, vrouwe Harfor. Geef hem wijn. De derde soort, denk ik. Deel hem mee dat ik hem zo snel mogelijk...’

Taim beende het vertrek in alsof hij eigenaar was van het paleis. Ze hoefde hem niet voor te stellen. Blauwe en gouden draken slingerden rond de mouwen van zijn zwarte jas, van de ellebogen tot aan de omslagen, in navolging van de draken op Rhands armen. Hoewel ze vermoedde dat Taim die omschrijving niet zou waarderen. Hij was bijna even lang als Rhand, met een haviksneus en donkere ogen als een ziener. Hij was een sterke man, die zich bijna even sierlijk bewoog als een zwaardhand, maar de schaduwen leken hem te volgen, alsof de helft van de lampen was gedoofd. Geen echte schaduwen, maar een indruk van komend geweld dat het licht leek op te slokken.