Nynaeves gezicht betrok bij het horen van dat ondersteboven, ik begrijp waarom je dat wilt vermijden,’ zei ze. ‘Toch...’ iedereen probeert elke zweem van voorkeur te vermijden, maar voor mij is het erger, Nynaeve!’
Ongelooflijk. Dit meisje... deze vrouw... jonge vrouw zou toch moeten leren een zuster niet te onderbreken als ze Novice wilde worden. Al kon ze dat uiteraard niet worden. Nynaeve probeerde weer aan het woord te komen, maar de woorden bleven als een vloedgolf uit Talaan stromen. ‘Mijn grootmoeder is windvindster van de golfvrouwe van de Rossaineclan, mijn overgrootmoeder is windvindster van de Dacanclan, en haar zuster van de Takanaclan. Mijn familie heeft een hoog aanzien omdat vijf van ons zo hoog zijn gestegen. En iedereen zoekt aanwijzingen dat Gelyn haar invloed verkeerd gebruikt. Dat hoort ook zo, dat weet ik wel, want er mag geen voorkeur bestaan, maar mijn zuster werd vijf jaren langer dan gebruikelijk leerling gehouden en mijn nicht zes! Alleen maar opdat niemand kon roepen dat ze voorgetrokken werden. Als ik de sterren schiet en onze plaats juist aangeef, word ik gestraft omdat ik te langzaam ben, zelfs als ik het antwoord even snel heb als de windvindster. Als ik de zee proef en de kust noem die we naderen, word ik gestraft omdat de smaak die ik aangeef niet helemaal dezelfde is als die van windvindster Ehvon. Ik heb je twee keer weten af te schermen, maar vanavond hang ik aan mijn enkels omdat ik het niet eerder gedaan heb! Ik word gestraft voor tekortkomingen van anderen, voor fouten die ik nooit maak, alleen maar omdat ik ze zou kunnen maken! Was jouw Novicetijd nog harder, Nynaeve?’
‘Mijn Novicetijd?’ zei Nynaeve zwakjes. Ze wou dat de ander niet steeds dat ophangen aan de enkels bleef noemen. ‘Ja. Nou, dat wil je echt niet horen.’ Vier generaties van geleidsters? Licht! Het was al zeldzaam als dochters hun moeder opvolgden. De Toren zou Talaan heel graag willen hebben. Toch zou het niet gebeuren, ik neem aan dat Caire en Tebreille ook van elkaar houden?’ zei ze om van onderwerp te veranderen.
Talaan snoof. ‘Mijn tante is sluw en zit vol bedrog. Ze viert feest bij elke vernedering die ze mijn moeder kan toebrengen. En ze verdient dat mijn moeder haar omlaag gaat halen. Op een dag zal Tebreille zichzelf op een scheerder vinden, onder een zeilvrouwe met een ijzeren hand en rotte tanden!’ Bij die gedachte grimlachte ze tevreden. En veerde weer met grote ogen op toen een dienaar zich voorbij haastte, wat haar weer terugbracht bij haar doel. Ze probeerde haastig sprekend overal tegelijk te kijken. ‘Je kunt je natuurlijk niet tijdens een les uitspreken, maar elk ander ogenblik is ook goed. Kondig aan dat ik naar de Toren ga, en ze zullen je niet weerhouden. Jij bent een Aes Sedai!’
Nynaeve keek het meisje verbijsterd aan. En bij de volgende les zouden ze alles vergeten zijn? Deze zottin had zelf gezien wat ze haar hadden aangedaan! ‘Ik merk hoe graag je wilt gaan, Talaan,’ zei ze, ‘maar...’
‘Dank je,’ onderbrak Talaan haar, en maakte een haastige buiging. ‘Dank je!’ En ze vloog weg in de richting waar ze vandaan was gekomen.
‘Wacht!’ riep Nynaeve, terwijl ze een paar stappen achter haar aan zette. ‘Kom terug! Ik heb niets beloofd!’
Dienaren draaiden zich om en staarden haar aan, en zelfs nadat ze hun werk hadden hervat, wierpen ze zo nu en dan nog verwonderde blikken in haar richting. Ze zou achter de zottin moeten aanrennen, maar vreesde dat ze daardoor lijnrecht bij Zaide en de anderen zou belanden. Waar die domme meid er waarschijnlijk meteen dat van de Toren uitgooide en dat Nynaeve het beloofd had. Licht, ze zou het hun zo ook wel zeggen!
‘Je kijkt alsof je een rotte pruim hebt ingeslikt,’ zei Lan, die naast haar opdook, lang en buitengewoon knap in zijn perfect zittende groene jas. Ze vroeg zich af hoelang hij hier al had gestaan. Het leek onmogelijk dat zo’n grote man die zo’n overweldigende aanwezigheid bezat, zo stil kon staan dat je hem zomaar over het hoofd zag, zelfs zonder zwaardhandmantel.
‘Een hele mand vol,’ mompelde ze, en drukte haar gezicht tegen de brede borst van haar echtgenoot. Het voelde heerlijk om op zijn kracht te steunen, al was het maar even, terwijl hij haar haren zacht streelde. Zelfs als ze daarvoor zijn gevest uit haar ribben moest schuiven. En wie grote ogen opzette bij dit openlijke vertoon van aanhankelijkheid, mocht zichzelf ophangen. Ze voorzag reeds hoe de ene ramp zich op de volgende zou stapelen. Ook al zou ze regen Zaide en de anderen zeggen dat ze geen plannen had om Talaan ook maar ergens mee naartoe te nemen, ze zouden haar villen. Deze keer zou ze dat niet voor Lan kunnen verbergen, als ze dat de eerste keer al had gekund. Reanne en de anderen zouden ervan horen. En Alise! Ze zouden haar net als Merilille gaan behandelen. Haar opdrachten negeren, haar evenveel eerbied betonen als de windvindsters Talaan. Ze zou worden opgezadeld met het bewaken van Alivia. Het zou rampzalig worden en de allergrootste vernedering zou haar ten deel vallen. Dat was alles waartoe ze de laatste tijd in staat leek te zijn: hoe ze een nieuwe manier kon vinden om vernederd te worden. En elke vierde dag moest ze nog steeds Zaide en de windvindsters onder ogen komen.
‘Weet je nog hoe je me gisteren in onze kamer bezighield?’ mompelde ze, en keek op tijd op om te zien hoe een grijns de bezorgdheid op zijn gezicht verving. Natuurlijk herinnerde hij het zich. Haar gezicht werd rood. Praten met je vriendinnen was een ding, maar om zo rechtstreeks met je eigen echtgenoot te praten leek iets heel anders. ‘Nou, ik wil dat je me daar nu meteen mee naartoe neemt en mij een heel jaar lang verbiedt kleren aan te trekken!’ Hij gooide zijn hoofd in de nek en lachte, een bulderend geluid, en even later lachte ze mee. Maar ze wilde huilen. Het was niet echt een grap geweest.
Een echtgenoot betekende dat ze geen bed met een andere vrouw hoefde te delen, of zelfs twee, en het leverde haar een zitkamer op. Het was niet groot, maar het leek altijd gezellig te zijn, met een goed haardvuur en een kleine tafel met vier stoelen. Het was beslist genoeg voor haar en Lan. Haar hoop op enige afzondering verdween echter zodra ze de zitkamer binnenkwam. Midden op het gebloemde tapijt wachtte de huisvrouwe haar op, zo statig als een koningin, zo keurig alsof ze zich net had aangekleed, en in een heel boze bui. In een hoek van de kamer stond een boerenvent in grove kledij en met een vreselijke wrat op zijn neus en een tas over zijn schouder. ‘Deze man beweert dat hij iets heeft dat u dringend wilde hebben,’ zei vrouwe Harfor na haar beleefde korte buiging. Heel netjes en heel kort; ze gaf na Elayne niemand anders een kniks. Ze sprak over Nynaeve al even afkeurend als over de kerel met de wrat. ‘Ik zeg u maar meteen dat het gezicht van hem mij niet aanstaat.’ Nynaeve was moe en ze kon de Bron bijna niet omvatten, maar toch slaagde ze erin, aangemoedigd door de gedachte aan moordenaars of het Licht mocht weten wat. Lan moest enige verandering in haar gezicht hebben gezien, want hij deed een stap naar de man toe. Hij raakte zijn zwaard niet aan, maar plotseling leek zijn hele houding aan te geven dat zijn zwaard al getrokken was. Hoe hij soms haar gedachten kon lezen terwijl een ander zijn binding hield, was haar niet duidelijk. Maar ze was er blij mee. Ze was erin geslaagd om in de Ene Kracht althans gelijkwaardig te zijn aan Talaan, maar ze betwijfelde of ze nu met de Ene Kracht een stoel omver kon gooien, ik heb geen...’ begon ze.
‘Vergeving, vrouwe,’ mompelde de man haastig terwijl hij aan zijn vettige haarlok trok. ‘Vrouw Tan zei dat u me onmiddellijk wilde zien. Zaken van de vrouwenkring, zei ze. Iets over Cen Buin.’ Nynaeve rilde even en herinnerde zich toen om haar mond dicht te doen. ‘Ja,’ zei ze langzaam, en staarde de man aan. Het was moeilijk om iets anders te zien dan die vreselijke wrat, maar ze had de man zeer zeker nog nooit eerder gezien. Zaken van de vrouwenkring. Geen man mocht daar iets van opvangen. Het was geheim. Maar ze bleef saidar vasthouden, ik weet... het weer. Dank u, vrouwe Harfor. U zult wel van alles en nog wat te doen hebben.’ De huisvrouwe luisterde niet naar die wenk, aarzelde en keek haar achterdochtig aan. Haar blik gleed naar de man, vestigde zich toen op Lan en de achterdocht verdween. Ze knikte in zichzelf alsof zijn aanwezigheid alle verschil uitmaakte! ‘Dan laat ik u alleen. Ik ben er zeker van dat heer Lan die kerel de baas kan.’ Nynaeve onderdrukte haar verontwaardiging en kon nauwelijks wachten tot de deur gesloten was. Ze keerde zich naar de boer. ‘Wie ben je?’ wilde ze weten. ‘Hoe ken je die namen? Je bent geen man uit Twee...’