Выбрать главу

De man begon te... rimpelen. Er was geen ander woord voor. Hij rimpelde en werd langer, en plotseling was het Rhand met een vertrokken gezicht, in gekreukelde wollen kleren, en met die vreselijke roodgouden koppen die op de ruggen van zijn handen schitterden, en een leren tas om zijn schouder. Waar had hij dat geleerd? Wie had hem dat geleerd? Ze weerstond het idee om zichzelf te vermommen, even maar, om hem te laten zien dat zij dat ook kon. ‘Ik zie dat je je eigen raad niet hebt opgevolgd,’ zei Rhand tegen Lan alsof Nynaeve er niet was. ‘Maar waarom laat je haar voor Aes Sedai spelen? Zelfs als de echte Aes Sedai dat toestaan, kan ze gekwetst worden.’

‘Omdat ze Aes Sedai is, schaapherder,’ antwoordde Lan rustig. Hij keek haar ook al niet aan! En hij scheen nog steeds klaar te staan om in een tel zijn zwaard te trekken. ‘Wat dat andere betreft... Soms is ze sterker dan jij. Heb jij je eigen raad ter harte genomen?’ Toen pas keek Rhand haar aan. Ongelovig. Zelfs toen ze haar stola opzettelijk verschoof, zodat de gele franje heen en weer zwaaide. Terwijl hij traag zijn hoofd schudde, zei hij: ‘Nee. Je hebt gelijk. Soms ben je gewoon te zwak om te doen wat je zou moeten doen.’

‘Waar hebben jullie het over?’ vroeg ze scherp. ‘Mannenzaken,’ zei Lan. ‘Je zou het niet begrijpen,’ zei Rhand.

Ze snoof. Roddel en achterklap, daarover gingen negen van de tien mannenpraatjes. Vermoeid liet ze saidar los. Met tegenzin. Ze hoefde zich zeker niet tegen Rhand te beschermen, maar ze zou het nog een beetje langer hebben willen vasthouden, het gewoon willen aanraken, vermoeid of niet.

‘We weten van Cairhien, Rhand,’ zei ze, en zonk dankbaar op een stoel neer. Dat vervloekte Zeevolk had haar uitgeput! ‘Ben je daarom hier, en zo gekleed? Als je je probeert te verbergen voor wie het ook was...’ Hij zag er vermoeid uit. Harder dan ze zich herinnerde, maar heel vermoeid. Hij bleef echter staan. Vreemd genoeg leek hij veel op Lan, klaar om een onzichtbaar zwaard te trekken. Misschien was die poging om hem te doden genoeg geweest om hem weer bij zijn verstand te laten komen. ‘Rhand, Egwene kan je helpen.’

‘Ik verberg me niet bepaald,’ zei. ‘Niet totdat ik een paar lieden om zeep heb gebracht die gedood moeten worden.’ Licht, hij praatte er even gemakkelijk over als Alivia. Waarom bleven hij en Lan elkaar uit de ooghoeken aankijken? ‘Hoe dan ook, hoe zou Egwene kunnen helpen?’ ging hij door, en zette de tas op tafel. Het maakte een zacht maar stevig geluid van iets zwaars in de tas. ‘Ik neem aan dat zij ook Aes Sedai is?’ Het klonk vermaakt! is ze hier ook? Jullie drie. Twee echte Aes Sedai. Toe maar! Nee, ik heb er geen tijd voor. Ik heb jou nodig om iets te bewaren tot...’

‘Egwene is de Amyrlin Zetel, dwaas,’ gromde ze. Het was wel leuk om voor de verandering eens iemand anders te onderbreken. ‘Elaida heeft zich onrechtmatig de Zetel toegeëigend. Ik hoop dat je genoeg verstand bezat om haar niet te benaderen! Je zou zo’n ontmoeting niet vrijwillig hebben kunnen verlaten. Er zijn vijf échte Aes Sedai hier, waaronder ik, en nog eens driehonderd meer bij Egwene, en een leger dat klaar is Elaida te onttronen. Kijk naar jezelf. Ondanks je dappere praat heeft iemand je bijna gedood en je sluipt rond als een stalknecht. Welke plek is veiliger dan bij Egwene? Zelfs die Asha’man van jou zouden het niet aandurven om tegen driehonderd zusters op te trekken.’ Ja, ja. Hij probeerde zijn verrassing tevergeefs te verbergen en staarde haar aan.

‘Je zou verbaasd staan over wat mijn Asha’man durven,’ zei hij even later droog. ‘Ik neem aan dat Mart bij Egwenes leger is?’ Hij legde een hand tegen zijn hoofd en wankelde.

Het was maar een halve stap, maar ze was al uit haar stoel voor hij zich kon oprichten. Het kostte wat moeite, maar ze omhelsde saidar en stak beide handen uit. Ze hield zijn hoofd in haar handen en weefde moeizaam een Delving. Ze had geprobeerd om een betere manier te vinden om achter iemands kwaal te komen, maar tot op heden was dat niet gelukt. Het was genoeg. De weving gleed om hem heen en haar adem stokte. Ze had op Falme van de wond in zijn zijde gehoord, een wond als een puist van kwaad in zijn vlees, die nooit helemaal genas en alle bestaande Heling weerstond. Nu had hij een andere half geheelde wond, boven de oude, en ook deze klopte van het kwaad. Een ander soort kwaad, een spiegel van het kwaad in de eerste wond, maar even kwaadaardig. En ze kon geen van beide met de Ene Kracht aanraken. Ze wilde het ook niet echt, de gedachte eraan liet haar huid kriebelen, maar ze probeerde her toch. En iets onzichtbaars hield haar tegen. Als een ban. Een ban die ze niet kon zien. Een ban van saidin?

Ze hield op met geleiden en deed een stapje terug. Ze hield de Bron vast; hoe vermoeid ze ook was, ze zou zichzelf moeten dwingen om die los te laten. Geen zuster kon zonder iets van angst aan de mannelijke helft van de Kracht denken. Hij keek kalm op haar neer en ze huiverde. Hij leek een volkomen andere man dan de Rhand Altor die ze had zien opgroeien. Ze was erg blij dat Lan er was, hoe moeilijk het ook was om dat toe te geven. Plotseling besefte ze dat hij zich totaal niet ontspannen had. Hij mocht dan als een oude bekerde met Rhand babbelen, hij vond Rhand gevaarlijk. En Rhand keek naar Lan alsof hij dat wist, en het aanvaardde. ‘Dit is allemaal niet van belang,’ zei Rhand, en keerde zich naar de tas op de tafel. Ze wist niet of hij het over zijn wonden had of over Mart. Uit de tas haalde hij twee beelden, elk een voet hoog. Het ene beeld was een wijs uitziende man met een baard, het andere een wijze en kalme vrouw. Beide figuren waren gekleed in wapperende gewaden en hielden een kristallen bol omhoog. Uit de manier waarop hij ze behandelde, kon ze opmaken dat ze zwaarder waren dan ze eruitzagen, ik wil dat je deze voor mij verborgen houdt, Nynaeve, tot ik erom vraag.’ Met een hand op het beeldje van de vrouw aarzelde hij. ‘En om jou. Ik heb je nodig wanneer ik ze ga gebruiken. Als we ze gebruiken. Nadat ik me om enkele vijanden heb bekommerd. Dat moet eerst.’

‘Gebruiken?’ zei ze achterdochtig. Waarom kwam het doden van iemand op de eerste plaats? Maar dat was niet het belangrijkste. ‘Waarvoor? Zijn het ter’angrealen?’

Hij knikte. ‘Daarmee kun je de grootste sa’angreaal aanraken die ooit voor een vrouw is gemaakt. Die is begraven op Tremalkin, heb ik begrepen, maar dat doet er niet toe.’ Zijn hand bewoog zich naar het beeldje van de man. ‘Hiermee kan ik het mannelijke evenbeeld aanraken. Mij is ooit verteld door... iemand dat als een man en een vrouw deze sa’angrealen gebruiken ze de Duistere zouden kunnen uitdagen. Voor dat doel zullen ze op een goede dag worden gebruikt, maar voor die tijd hoop ik dat ze volstaan om de mannelijke helft van de Bron te zuiveren.’

‘Als dat mogelijk is, zouden ze het dan niet in de Eeuw der Legenden al hebben gedaan?’ zei Lan zacht. Zacht, zoals staal uit de schede gleed. ‘Je hebt eens gezegd dat ik haar zou kunnen kwetsen.’ Het leek onmogelijk dat zijn stem harder kon worden, maar dat gebeurde. ‘Je zou haar kunnen doden, schaapherder.’ En zijn toon maakte duidelijk dat hij dat niet zou toestaan.

Rhand ontmoette de koude blauwe blik van Lan met eenzelfde koude blik. ik weet niet waarom ze het niet eerder gedaan hebben. Maar dat maakt me niet uit. Het moet geprobeerd worden.’ Nynaeve beet op haar onderlip. Ze vond dat Rhand dit wel heel openbaar maakte en soms maakte dat verschuiven van openlijk naar besloten haar duizelig, maar het kon haar niet schelen dat Lan voor zijn beurt had gesproken. Dat was slecht van hem, maar ze hield van een uitgesproken man. Ze moest nadenken. Niet over haar beslissing, die had ze al genomen, maar over hoe ze die moest invullen. Rhand zou het niet leuk kunnen vinden. Lan beslist niet. Nou ja, mannen wilden het altijd op hun manier doen en dat kon gewoon niet altijd.