Выбрать главу

De anderen gaf ze de toestemming die ze vroegen. Ze hadden die eigenlijk niet nodig, maar het was beter hun van het begin af te laten weten waar het gezag lag. In ruil voor haar toestemming en genoeg zilver om zich te bevoorraden, wenste Faile dat de Domani het tiende deel van hun vondsten aan Perijn zouden afstaan, plus dat ze op de kaart zouden aangeven waar zij ijzer meenden aan te treffen. Perijn zou het er niet mee eens zijn, maar Tweewater kende geen belastingen en van een heer werd verwacht dat hij dingen deed en zaken verschafte die geld kostten. Het ijzer zou even nuttig zijn als goud. En wat Liale Mosrara betrof: als de Taraboonse haar vaardigheden overdreef, zou haar onderneming het niet lang uithouden, maar als ze dat niet deed... Drie wevers zorgden er reeds voor dat de kooplui uit Baelron het volgende jaar meer dan ruwe wol zouden aantreffen. Behoorlijke tapijten zouden betere handelswaar zijn en meer geld opleveren. Liale beloofde dat zij het eerste en mooiste tapijt naar het herenhuis zou brengen en Faile knikte met een welwillende aanvaarding van het geschenk. Ze kon wat uitbundiger worden wanneer het tapijt voor haar ogen verscheen. De vloeren hadden echt wat bekleding nodig. Alles bijeengenomen leek iedereen redelijk tevreden. Zelfs Jon en Tad. Terwijl de vrouw uit Tarabon buigend achteruitstapte, stond Faile op, blij dat het afgelopen was, maar ze bleef staan, toen vier vrouwen, zwetend in hun donkere, dikke Tweewaterse wol, door een zijdeur naast de haard aan de andere kant binnenkwamen. Daise Kongar, even lang als veel mannen en breder, stak met kop en schouders boven de anderen uit en beende met ferme pas naar binnen om hier aan de grens van haar eigen dorp de leiding te nemen. De slanke Edelle Gailin uit Wachtheuvel, met een grijze vlecht, maakte met haar stijve rug en strakke gezicht duidelijk dat zij volgens haar op Daises plekje diende te staan, op grond van haar leeftijd, van de vele jaren als Wijsheid en vanwege haarzelf uiteraard. Elwina Taron, de Wijsheid van Devenrit, was de kleinste. Een gezette vrouw met een lieve moederlijke glimlach die ze altijd toonde, zelfs als ze mensen dingen tegen hun zin liet doen. De laatste, \lilla Alazar uit Tarenveer, volgde hen. Ze was de jongste, bijna zo jong dat ze Edelies dochter kon zijn, en leek altijd onzeker in hun aanwezigheid.

Faile bleef staan en waaide zich langzaam koelte toe. Nu had ze Perijn er echt graag bij gehad. Heel erg graag. Deze vrouwen hadden in hun dorp evenveel gezag als de dorpsmeester – in sommige opzichten zelfs meer – en dienden behoedzaam te worden aangepakt met waardigheid en waardering. Dat maakte de zaak moeilijk. Bij Perijn gedroegen ze zich als een stel zuchtende meisjes, die graag aardig wilden zijn, maar bij haar... Tweewater had al vele honderden jaren geen adel meer gekend, en zeven geslachten hadden nog geen glimp van een vertegenwoordiger van de koningin van Andor opgevangen. Iedereen was nog steeds aan het uitzoeken hoe men zich tegenover een heer en een vrouwe diende te gedragen, en deze vier hoorden daar ook bij. Soms vergaten ze dat zij vrouwe Faile was en zagen ze slechts een jonge vrouw die enkele maanden geleden getrouwd was, waarbij Daise de plechtigheid had geleid. Ze waren al buigend en ‘jazeker, mijn vrouwe’ mompelend in staat haar precies duidelijk te maken wat haar in een bepaald geval te doen stond, zonder dat ze daar iets tegenstrijdigs in zagen. Jij laat dit van nu af aan niet meer aan mij over, Perijn! Ze maakten een kniebuiging, ieder verschillend, afhankelijk van hun vaardigheid, en zeiden door elkaar heen: ‘Het Licht schijne op u, mijn vrouwe.’

Nu de beleefdheden afgehandeld waren, barstte Daise al los voor ze weer recht stond. ‘Er zijn nog drie jongens weggegaan, mijn vrouwe.’ Haar stem zweefde ergens tussen de eerbied van haar laatste woorden en een ‘nou moet je eens goed naar me luisteren, vrouw-toontje, dat ze soms aansloeg. ‘Dav Ayellin, Ewin Fingar en Elam Datrijn. Ze zijn ervandoor om meer van de wereld te zien na heer Perijns verhalen over wat daar allemaal te ontdekken valt.’

Verbaasd knipperde Faile met haar ogen. Het waren nauwelijks jongens meer. Dav en Elam waren even oud als Perijn en Ewin was van haar leeftijd. En die verhalen van Perijn, die hij trouwens maar zelden opdiste en dan nog na veel aarzelen, waren toch niet de enige bron waaruit de jeugd in Emondsveld tegenwoordig dingen van elders vernamen. ik kan Perijn vragen met u te praten, als jullie dat wensen.’ Ze roerden zich. Daise keek vol verwachting zoekend naar hem rond, Edelle en Milla streken onbewust hun rok glad en Elwina trok als vanzelf haar vlecht over een schouder en schikte hem goed. Opeens beseften ze wat ze aan het doen waren en verstarden waarbij ze elkaar niet aankeken. Of haar. Failes enige voordeel ten opzichte van hen was het besef hoezeer haar man hen beïnvloedde. Ze had zo vaak gezien hoe de een of de ander zich na een gesprek met Perijn sterk maakte, en zich duidelijk bezwoer zoiets niet meer te laten gebeuren. En even zo vaak had ze die beslissing bij zijn komst het raam uit zien vliegen. Geen van hen wist eigenlijk zeker of ze liever met hem of met haar te maken hadden.

‘Dat zal niet nodig zijn,’ zei Edelle even later. ‘Weglopende jongens zijn lastig, maar niet meer dan dat.’ Haar toon was iets verder verwijderd van ‘mijn vrouwe’ dan die van Daise zojuist en de gezette Elwina voegde een glimlach toe zoals een moeder die aan haar dochter schenkt. ‘Nu we toch hier zijn, lieverd, zouden we eigenlijk net zo goed iets anders kunnen bespreken. Water. Sommige mensen zijn bezorgd, ziet u.’

‘Het heeft in geen maanden meer geregend,’ voegde Edelle eraan toe en Daise knikte.

Ditmaal knipperde Failes ogen echt verrast. De vrouwen waren te slim om te denken dat Perijn daar iets aan kon doen. ‘De bronnen geven nog allemaal water en Perijn heeft bevolen om meer putten te slaan.’ Eigenlijk had hij het alleen hardop gedacht, maar gelukkig kwam dat op hetzelfde neer. ‘Bovendien zullen de bevloeiingskanalen vanuit het Waterwoud lang voor het planten en zaaien klaar zijn.’ Dat was haar idee; de helft van de akkers in Saldea werd bevloeid, maar hier had niemand er ooit van gehoord, in ieder geval zal het vroeg of laat wel gaan regenen. De kanalen zijn voor het geval dat.’ Daise knikte weer, langzaam, evenals Elwina en Edelle. Maar ze wisten dit alles net zo goed als Faile.

‘Het is niet de regen,’ mompelde Milla. ‘Niet alleen tenminste. Het is niet natuurlijk. Ziet u, niemand van ons kan naar de wind luisteren.’ Haar schouders zakten omlaag toen de anderen haar fronsend aankeken. Ze sprak duidelijk haar mond voorbij en verried bovendien geheimen. Er werd aangenomen dat alle Wijsheden het weer konden voorspellen door naar de wind te luisteren. Dat beweerden ze tenminste te kunnen. Desondanks ploeterde Milla verbeten verder. ‘Hoor eens, wij kunnen het niet! In plaats daarvan kijken we naar de wolken, naar het gedrag van de vogels, de mieren en de rupsen en...’ Ze haalde diep adem, richtte zich op maar vermeed nog steeds de ogen van de andere Wijsheden. Faile vroeg zich af hoe ze de vrouwenkring in Tarenveer aankon, laat staan de dorpsraad. Ze waren natuurlijk net zo onervaren als hun Wijsheid Milla; het dorp was geheel ontvolkt door de komst van de Trolloks en iedere bewoner was nieuw. ‘Het is niet natuurlijk, mijn vrouwe. De eerste sneeuw had er weken geleden moeten zijn, maar het lijkt wel hoog zomer. We maken ons geen zorgen, mijn vrouwe, we zijn doodsbenauwd! Als niemand anders het wil toegeven, doe ik het wel. De meeste nachten ben ik klaarwakker. Ik heb al geen maand meer behoorlijk geslapen en...’ Haar stem stierf weg en een hoogrode blos kleurde haar wangen toen ze besefte dat ze misschien te ver was gegaan. Een Wijsheid werd geacht te allen tijde beheerst te blijven en niet in het rond te roepen dat ze doodsbang was. De anderen lieten hun ogen van Milla naar Faile glijden. Ze zeiden niets, en hun gezichten stonden net zo uitdrukkingsloos als van een Aes Sedai.