Выбрать главу

Delana keek in haar kamer strak naar Halima die op de rand van Delana’s bed zat. De naam Asan’gar mocht nooit gebruikt worden. Soms was Delana bang dat Halima het zelfs zou weten als ze enkel aan de naam dacht. De ban tegen afluisteren was klein en omsloot alleen haarzelf en de andere vrouw. ‘Dat is waanzin,’ wist ze uiteindelijk te zeggen. ‘Begrijp je het niet? Als ik doorga met iedere groepering te steunen, zullen ze me vroeg of laat betrappen!’

‘Iedereen loopt enig gevaar.’ De vastbesloten vrouwenstem vormde een nare tegenstelling met de glimlach rond de volle lippen. ‘En je blijft erop hameren dat Logain weer gestild moet worden. Dat of gedood.’ Een lichte grijns maakte de vrouw op de een of andere manier nog knapper. ‘Als ze hem eens een keer buiten zouden laten, kon ik er zelf voor zorgen.’

Delana kon zich niet voorstellen hoe, maar ze wilde zo lang mogelijk niet aan de vrouw twijfelen. ‘Wat ik niet begrijp, is waarom je zo bang bent van een man die door zes zusters van zonsopgang tot zonsondergang wordt afgeschermd.’

Halima’s groene ogen spogen vuur terwijl ze opsprong, ik ben niet bang en waag het nooit meer zoiets te zeggen! Ik wil dat Logain gestild wordt of gedood en dat is het enige dat je hoeft te weten. Begrijpen we elkaar?’

Niet voor het eerst overwoog Delana de andere vrouw te doden, maar als altijd had ze de ontmoedigende zekerheid dat zijzelf dan zou sterven. Op de een of andere manier wist Halima wanneer ze saidar omhelsde, al kon Halima zelf niet eens geleiden. Het ergste van alles was de mogelijkheid niet gedood te worden omdat Halima haar nodig had. Delana kon daarvoor niets bedenken, maar juist dat vage in het dreigement liet haar rillen. Ze zou de vrouw hier en nu kunnen doden. ‘Ja, Halima,’ zei ze onderdanig en ze haatte zichzelf.

‘Heel lief van je,’ mompelde Siuan en ze hield haar kopje op, zodat Lelaine een scheutje brandewijn aan de thee kon toevoegen. De zon zakte reeds naar de kim en gaf het licht iets rossigs, maar de straten buiten waren een en al feestrumoer. ‘Je hebt geen idee hoe vermoeiend het is om dat meisje iets van beschaving bij te brengen. Ze schijnt te denken dat ze zich moet gedragen als een Wijsheid in haar dorp, en dat daarmee alles wel in orde is. In haar gedachten zal de Zaal vermoedelijk zoiets als de vrouwenkring zijn.’

Lelaine liet wat meelevende geluidjes horen bij haar eigen kopje thee. ‘Zei je niet dat ze klaagde over Romanda?’

Siuan trok de schouders op. iets over dat Romanda benadrukte hier te blijven en niet naar Tar Valon op te trekken, voor zover ik het goed heb begrepen. Licht, die meid heeft buien als een visvogel op zoek naar een mannetje. Ik had haar bijna aan haar schouders door elkaar gerammeld, al draagt ze nu wel de stola natuurlijk. Nou ja, als ik klaar ben met mijn lessen, heb ik niets meer met haar te maken. Weet je nog...’

Inwendig glimlachend zag Siuan hoe Lelaine alles als een droge spons opzoog. Alleen de eerste zin was belangrijk geweest. Dat stukje over die buien had ze er zelf aan toegevoegd, maar mogelijk kon dat ervoor zorgen dat enkele Gezetenen wat behoedzamer met Egwene zouden omspringen. Bovendien vermoedde ze dat het waar kon zijn. Ze zou zelf nooit meer Amyrlin Zetel zijn en ze was er vrij zeker van dat elke poging om Egwene naar haar hand te zetten net zo vergeefs zou zijn als pogingen van anderen. Zeker ook pijnlijk, maar een Amyrlin leren hoe ze zich moest gedragen... Ze keek er meer naar uit dan al het andere van de laatste tijd. Egwene Alveren zou een Amyrlin Zetel zijn waar tronen voor beefden.

‘Maar hoe zit het met mijn blok?’ vroeg Nynaeve en Romanda keek haar gefronst aan. Ze waren in de kamer van de Gezetenen in de Kleine Toren en volgens het plan van de Gele Ajah zou Romanda op dit tijdstip over haar beschikken. De muziek en het gelach buiten leken de Gele zuster te ergeren.

‘Eerder op de dag was je niet zo ijverig. Ik hoorde dat je tegen Dagdara hebt gezegd dat je ook Aes Sedai was en dat ze ter afkoeling haar hoofd in een vijver mocht stoppen.’

Nynaeve voelde haar gezicht rood worden. Ze had het zichzelf door haar drift voor de zoveelste keer weer eens moeilijk gemaakt. ‘Misschien dringt eindelijk tot me door dat het zusterschap niet inhoudt gemakkelijker te kunnen geleiden.’

Romanda snoof. ‘Aes Sedai. Daarvoor heb je nog een lange weg af te leggen, hoe het ook... Goed. Iets dat we niet eerder hebben geprobeerd.

Spring op en neer op één voet. En praat.’ Ze ging in een fraaie leunstoel naast het bed zitten, nog steeds fronsend. ‘Laten we zeggen, roddels. Praat over lichte zaken. Waarover wilde Lelaine volgens de Amyrlin bijvoorbeeld komen praten?’

Even staarde Nynaeve haar verontwaardigd aan. Op één voet springen? Belachelijk! Maar ze was hier niet alleen voor haar blok. Ze tilde haar rok op en begon te springen. ‘Egwene... de Amyrlin... zei er niet... veel over. Iets over afwachten in Salidar...’ Dit kon maar beter helpen, anders zou Egwene enkele woorden van haar te horen krijgen, Amyrlin of niet.

‘Ik denk dat deze beter werkt, Sheriam,’ zei Elayne terwijl ze haar een gekronkelde ring met blauwe en rode vlekken gaf, die vanochtend nog van steen was geweest. Eigenlijk was deze ring volkomen hetzelfde. Ze stonden een stukje van de menigte af, in de opening van een smalle steeg die verlicht werd door een rode zon. Achter hen klonken vedels en riedelden fluiten.

‘Dank je, Elayne.’ Sheriam stak de ter’angreaal in haar riembuideltje zonder ernaar te kijken. Elayne had haar aangesproken tijdens een danspauze. Sheriams gezicht was rood opgezet, ondanks alle koele Aes Sedai-strengheid, maar haar lichtgroene ogen, waarvoor Elaynes knieën als novice hadden gebeefd, waren op haar gezicht gericht. ‘Waarom krijg ik het gevoel dat dit niet de enige reden voor je gesprek is?’

Elaynes gezicht betrok en draaide de Grote Serpent-ring rond aan haar vinger. Aan de rechterhand. Ze moest zich eraan herinneren nu ook Aes Sedai te zijn. ‘Het is Egwene. De Amyrlin, hoor ik denkelijk te zeggen. Ze is bezorgd, Sheriam, en ik hoopte dat je haar kon helpen. Jij bent de Hoedster en ik weet niemand anders om naartoe te gaan. Ik heb het nog niet helemaal goed doordacht. Je weet hoe Egwene is. Ze zou nog geen klacht uiten als haar voet werd afgehakt. Het is Romanda, denk ik, hoewel ze ook Lelaine noemde. Een van hen, of allebei, zijn bij haar geweest, denk ik, met de boodschap hier in Salidar te blijven en nog niet op te trekken, omdat het te gevaarlijk is.’

‘Dat is een goede raad,’ zei Sheriam langzaam. ‘Van dat gevaar weet ik niet, maar dat is de raad die ik haar zelf zou geven.’ Elayne stak met een hulpeloos schouderophalen haar handen op. ik weet het. Ze vertelde me dat u dat had gezegd, maar... Ze zéi het ook niet ronduit, maar ik denk dat ze een beetje bang is van die twee. Ik wéét dat ze nu de Amyrlin is en zo, maar ik denk dat ze haar het gevoel geven dat ze nog maar een novice is. Volgens mij is ze er bang voor dat door nu te doen wat ze willen – zelfs al is het een goede raad – de zusters erop rekenen dat ze de volgende keer weer goed zal luisteren. Ik denk... Sheriam, ze is bang dat ze de volgende keer geen nee kan zeggen, als ze nu ja zegt. En... en ik ben daar ook bang voor. Sheriam, zij is de Amyrlin Zetel. Ze hoort niet onder de plak van Romanda te zitten of van Lelaine, van niemand! Jij bent de enige die haar kan helpen. Ik weet niet hoe, maar jij kunt het.’ Sheriam bleef zo lang stil dat Elayne dacht dat de ander haar zou zeggen dat elk woord belachelijk was. ‘Ik zal zien wat ik kan doen,’ zei Sheriam ten slotte.

Elayne onderdrukte een opgeluchte zucht voor ze besefte dat die heel passend zou zijn geweest.