Выбрать главу

Nynaeve richtte zich streng op en bedacht daarbij waarschijnlijk enkele dingen. Wellicht was ze boos genoeg om te geleiden, maar saidar was duidelijk nutteloos. Voor een man uit Emondsveld was Mart heel groot, aanzienlijk groter dan zij, en er glom zeer beslist een gevaarlijke vonk in zijn oog. Ze wierp een blik op Egwene, streek haar rok goed en probeerde ernstig te kijken. Mart kwam stap voor stap nader, met een gezicht als een onweersbui. Nog een haastige blik en haar bezorgdheid werd zichtbaar, gevolgd door een stapje naar achter.

‘Mart,’ zei Egwene vlak. Hij bleef niet staan. ‘Mart, hou op met die onzin. Je zit diep in de narigheid, maar ik denk dat ik je eruit kan halen als je je verstand gebruikt en luistert.’

Eindelijk bleef hij staan. Na een laaiende blik en een waarschuwend geheven vinger voor Nynaeve keerde hij haar de rug toe en plantte zijn vuisten op de schrijftafel, ik in de narigheid? Egwene, je bent uit een boom in een berenkuil gesprongen en jij denkt dat alles piekfijn in orde is, omdat je nog niet op de grond staat.’

Ze glimlachte kalm. ‘Mart, er zijn hier in Salidar niet veel mensen die draakgezworenen geweldig vinden. Heer Brin zeker niet en zijn soldaten evenmin. We hebben enkele heel verontrustende berichten vernomen. Enkele die je goed ziek maken.’

‘Draakgezworenen?’ piepte hij. ‘Wat hebben die met mij te maken? Bloedvuur, daar hoor ik niet bij!’

‘Natuurlijk wel, Mart.’ Ze liet het klinken alsof dat overduidelijk was en door iedereen werd begrepen. Wat het ook was, als je goed nadacht. ‘Jij gaat waar Rhand je heenstuurt. Dan ben je toch een draakgezworene? Maar als je naar me luistert, kan ik voorkomen dat ze jouw hoofd op een piek steken. Eigenlijk weet ik wel zeker dat heer Brin geen piek zal gebruiken. Hij klaagt altijd dat hij er niet genoeg heeft, maar volgens mij zal hij wel iets bedenken.’

Mart keek naar de andere twee vrouwen en Egwene perste haar lippen op elkaar. Ze was duidelijk geweest, maar hij leek op zoek naar een aanwijzing waar ze het over had. Elayne keek met een strakke glimlach terug en knikte vastbesloten en bevestigend. Misschien begreep ze niet waar Egwene heen wilde, maar ze wist dat Egwene niet alleen praatte om haar eigen stem te horen. Nynaeve die nog steeds veel moeite had een ernstig gezicht op te zetten en aan haar vlecht trok, keek hem slechts razend aan, maar dat was wellicht nog beter. Hoewel ze begon te zweten; Nynaeve kon nooit goed ergens haar aandacht bij houden als ze boos was.

‘Nu ga jij naar mij luisteren, Egwene,’ zei Mart. Het kon ook zijn dat geen enkel antwoord echt voldoende was. Hij slaagde erin zowel redelijk als neerbuigend te klinken en dat op de meest beledigende manier. ‘Als jij je Amyrlin wilt noemen, mag je je Amyrlin noemen. Rhand zal je met open armen in Caemlin ontvangen, zelfs al neem je niet al deze Aes Sedai mee, maar ik weet dat hij heel blij zal zijn als je dat doet. Welke moeilijkheden jij met Elaida hebt: hij kan er een oplossing voor vinden. Ze weet dat hij de Herrezen Draak is. Licht, jij hebt haar brief ook gezien. En dan heb jij weer een hele verenigde Witte Toren voor je Jak met de zeis kunt zeggen. Geen oorlog. Geen bloedvergieten. Jij wilt ook geen bloedvergieten, Egwene.’

Dat wilde ze ook niet. Als het eerste bloed tussen Salidar en Tar Valon was vergoten, zou het moeilijk zijn de Toren weer te verenigen. Als het eerste bloed van een Aes Sedai eenmaal vloeide, kon dat onmogelijk worden. Elaida diende echter wel afgezet te worden en Egwene zou doen wat gedaan moest worden. Al vond ze het niet prettig. En ze vond het evenmin leuk dat Mart uitsprak wat ze zelf goed besefte, en nog minder leuk dat hij gelijk had. Hoewel ze zeker een hekel had aan zijn toontje. Het kostte haar veel moeite haar handen stil op de tafel te houden. Ze wilde opstaan en hem een draai om zijn oren geven. ‘Hoe ik met Rhand omga, bepaal ik zelf wel,’ zei ze koel. ‘Je kunt er zeker van zijn dat ik geen enkele Aes Sedai voor zal gaan om hem of een ander trouw te zweren.’ Koel en zeker geen ruzie; een kalme vaststelling van eenvoudige feiten. ‘Hoe ik met Elaida omga, is mijn zorg en zeker niet de jouwe. Als er enig gezond verstand in je zit, Mart, hou je je mond dicht zolang je in Salidar zit, en hou je je koest. Als je andere Aes Sedai gaat vertellen wat Rhand zal doen als ze eenmaal voor hem zijn neergeknield, zul je hun antwoorden minder leuk vinden. Als je praat over mij wegvoeren, of Nynaeve of Elayne, mag je zeker van geluk spreken als niemand een zwaard door je heen steekt.’ Hij ging, woest kijkend, rechtovereind staan. ‘Ik praat wel met je wanneer je bereid bent naar iets verstandigs te luisteren, Egwene. Is Thom Merrilin in de buurt?’ Ze knikte kort. Wat wilde hij met Thom? Waarschijnlijk zich laveloos drinken. Nou, ze wenste hem geluk als hij in Salidar een taveerne wilde vinden. ‘Wanneer je weer wilt luisteren,’ herhaalde hij grimmig en hij beende... hinkte naar de deur. ‘Mart,’ zei Elayne, ‘als ik jou was zou ik niet proberen weg te gaan. Salidar binnenkomen is veel gemakkelijker dan eruit vertrekken.’ Hij grijnsde haar beledigend toe en met de manier waarop hij haar van top tot teen bekeek, had hij geluk dat ze hem geen klap gaf waardoor zijn tanden in het rond vlogen. ‘En jou, knappe vrouwe, breng ik terug naar Caemlin, al moet ik je daarvoor in een zak aan Rhand geven. Bloedvuur als ik dat niet doe. En bloedvuur, ik ga weg wanneer ik dat verkies.’ Zijn buiging, voor Elayne en Egwene, was spottend. Nynaeve kreeg slechts een boze blik en weer die waarschuwend opgestoken vinger.

‘Hoe is het mógelijk dat Rhand zo’n gemene, onuitstaanbare kwajongen als vriend heeft,’ barstte Elayne los, tegen niemand in het bijzonder, nog voor de deur goed en wel achter hem was dichtgevallen. ‘Zijn taal was in ieder geval beneden alle peil,’ gromde Nynaeve duister. Ze rukte haar hoofd opzij om de vlecht over haar schouder te laten zwaaien. Als ze die niet buiten het bereik van haar hand hield, dacht Egwene, zou ze hem er met wortel en al uitrukken, ik had hem moeten laten doen wat hij wilde, Nynaeve. Je moet eraan denken dat je nu Aes Sedai bent. Je kunt niet zomaar mensen schoppen, een draai om de oren geven of ze met een knuppel slaan.’ Nynaeve keek haar strak aan, haar mond bewoog en haar gezicht werd steeds roder. Elayne begon nauwgezet het tapijt te bekijken. Zuchtend vouwde Egwene de gestreepte stola op en legde hem op de tafel. Op deze manier maakte ze Elayne en Nynaeve duidelijk dat ze alleen waren. Soms veroorzaakte de stola dat ze tegen de Amyrlin Zetel spraken en niet met Egwene Alveren. Als gewoonlijk werkte het. Nynaeve haalde heel diep adem.

Voor ze echter iets kon zeggen, zei Elayne: ‘Ben je van plan hem en die Bond van de Rode Hand aan Brins leger toe te voegen?’ Egwene schudde haar hoofd. De zwaardhanden hadden verteld dat Marts Bond zo’n zes- tot zevenduizend man telde, meer dan ze zich uit Cairhien herinnerde. Dat aantal was aanzienlijk, al waren het er niet zoveel als die twee gevangenen beweerden. Brins soldaten zouden de draakgezworenen echter zeker niet vriendelijk ontvangen. Bovendien had ze haar eigen plan, dat ze uitlegde terwijl ze de andere stoelen naar de tafel trok. Het leek net of ze in een keuken zat te praten. Ze schoof de stola nog verder opzij.

‘Dat is briljant.’ Elaynes grijns maakte duidelijk dat ze het meende, al kwam ze altijd eerlijk voor haar mening uit. ‘Ik dacht ook niet dat het andere zou slagen, maar dit is werkelijk briljant.’ Nynaeve snoof geërgerd. ‘Waarom denk je dat Mart dat zal doen? Alleen al voor de lol steekt hij zijn stok in jouw wiel.’ ik denk dat hij iets heeft beloofd,’ zei Egwene kort en Nynaeve knikte. Langzaam en aarzelend, maar ze knikte. Elayne snapte er natuurlijk niets van, maar zij kende hem niet. ‘Elayne, Mart doet precies wat hij zelf wil. Dat heeft hij altijd gedaan.’