‘Ook al moest hij nog zoveel aardappelen rooien,’ mopperde de vroegere Wijsheid, ‘en kreeg hij nog zo vaak met de zweep.’
‘Ja, dat is Mart,’ zuchtte Egwene. Hij was de grootste vrijbuiter van Emondsveld geweest, mogelijk wel van Tweewater. ‘Maar als hij zijn woord geeft, houdt hij zich eraan. En ik denk, Elayne, dat hij Rhand heeft beloofd jou naar Caemlin te brengen. Je merkte dat hij tegenover mij wat terugkrabbelde, maar bij jou gaf hij geen duimbreed toe. Ik denk dat hij zal trachten even dicht bij je te blijven als de beurs aan je riem. Maar we zorgen dat hij jou niet ziet, tot hij doet wat we willen.’ Ze zweeg. ‘Elayne, als je met hem mee wilt gaan, dan kun je dat doen. Naar Rhand, bedoel ik. Zodra we hem en zijn Bond volledig hebben benut.’
Elayne aarzelde heel kort, voor ze vastbesloten haar hoofd schudde. ‘Nee, Ebo Dar is te belangrijk.’ Dat was een van hun overwinningen geweest, tot hun verbazing met slechts één voorstel behaald. Elayne en Nynaeve zouden zich aan het hof van Tylin bij Merilille voegen. ‘Als hij in de buurt blijft, heb ik tenminste enkele dagen de tijd die ter’angreaal te bekijken die hij moet hebben. Dat moet het zijn, Egwene, er is geen andere verklaring.’
Egwene was het met haar eens. Ze had hem in Lucht willen wikkelen, als een zachte herinnering dat hij een Aes Sedai onjuist behandelde, maar de stromen hadden hem geraakt en waren opgelost. Dat was de enige manier om het uit te leggen. De stromen bestonden niet meer zodra hij erdoor werd aangeraakt. Ze voelde nog de schok bij haar herinnering en ze besefte dat ze niet de enige was geweest die opeens wat overbodig haar rok schikte.
‘We kunnen enkele zwaardhanden zijn zakken laten leeghalen.’ Nynaeve zei het alsof ze genoot van de gedachte. ‘Dan zullen we zien of baas Mart Cauton dat leuk vindt.’
‘Denk je niet, dat als we iets van hem afpakken,’ zei Egwene geduldig, ‘dat hij dwars gaat liggen wanneer we hem gaan zeggen wat hij moet doen?’ Mart had er nooit goed tegen gekund dat iemand hem iets beval en zijn antwoord op Aes Sedai en de Ene Kracht was gewoonlijk het grijpen van de eerste de beste kans om ervandoor te gaan. Misschien zou zijn belofte aan Rhand dat voorkomen – hij móést iets hebben beloofd, anders was zijn gedrag onverklaarbaar – maar dat gevaar wilde ze niet riskeren. Nynaeve knikte tamelijk bokkig. ‘Misschien...’ Elayne roffelde met haar vingers op de tafel en staarde nadenkend in het niets. ‘Misschien kunnen we hem meenemen naar Ebo Dar. Op die manier heb ik wellicht een betere kans die ter’angreaal te bekijken. Al zie ik niet hoe ik dat ooit kan klaarspelen als het saidar stopt.’
‘Die schavuit meenemen?’ Nynaeve veerde op. ‘Dat kun je niet menen, Elayne. Hij maakte elke dag een grote ellende, daar is hij heel goed in. Hij doet nooit wat je zegt. Bovendien luistert hij niet naar je. Hij denkt alleen maar aan jou naar Caemlin te brengen. Dat zul je er nooit uit krijgen, nog niet met een koevoet en een vierspan paarden.’
‘Maar als hij me in de gaten wil houden tot ik in Caemlin ben,’ zei Elayne, ‘moet hij wel meegaan. Het is volmaakt.’
‘Het zou geen slecht idee zijn,’ bracht Egwene naar voren, terwijl Nynaeve naarstig een andere reden zocht. Haar vriendinnen achter de schaal aan sturen leek nog steeds goed, maar hoe meer ze dacht aan de plaats waar ze moesten zoeken, hoe meer zorgen ze zich maakte. ‘Enkele soldaten erbij nemen is een goed idee, tenzij jullie al een zwaardhand hebben zonder het mij te vertellen. Thom, Juilin en Birgitte zijn allen goed en wel, maar jullie gaan wel naar een ruige plek.’
‘Een paar soldaten kunnen misschien wel helpen,’ zei Elayne, die enigszins rood werd. ‘Zolang ze weten dat ze bevelen dienen op te volgen.’ Nynaeve keek niet naar Elayne, maar er viel een duidelijke stilte voor ze geprikkeld haar hoofd schudde. ‘We gaan er toch niet heen om met messen te vechten, Egwene, hoe lichtgeraakt die mensen daar in Ebo Dar ook zijn. Thom en Juilin zijn meer dan voldoende. Volgens mij zijn al die verhalen alleen bedoeld om ons ervan te overtuigen niet te gaan.’ Iedereen kende verhalen over Ebo Dar, nadat het nieuws van hun reis zich had verspreid. Chesa had er verschillende opgevangen. Het een nog zieliger en afgrijselijker dan het andere. Verhalen over vreemdelingen die, nog voor ze met hun ogen konden knipperen, na een verkeerde blik werden neergestoken. Vrouwen die na één woord weduwen en kinderen die na één gebaar wezen werden. Vrouwen die met het mes op straat vochten. ‘Nee, als we Tanchico alleen met Thom en Juilin kunnen overleven, terwijl Liandrin en enkele Zwarte zusters daar bezig waren, kunnen we het in Ebo Dar ook best af zonder Mart Cauton of een soldaat. Mart, aanvoerder van een leger! Hij vergat altijd de koeien van zijn vader te melken, tenzij hij met de emmer in zijn handen op een kruk werd gepoot.’
Egwene zuchtte licht. Dat gebeurde altijd als Birgitte genoemd werd. Ze schrokken, alsof ze kippenvel kregen en stotterden dan wat of praatten er gewoon overheen. Egwene had Birgitte slechts eenmaal gezien, maar ze was ervan overtuigd dat de vrouw die Elayne en Nynaeve overal volgde – om de een of andere reden vooral Elayne – dezelfde vrouw was die ze in Tel’aran’rhiod had gezien. Birgitte van de legende, de boogschutster die nooit miste. Ze hoorde bij de dode helden die wachtten op de oproep van de Hoorn van Valere. Een dode heldin, geen levende vrouw die op straat rondliep, maar niettemin dezelfde vrouw. Elayne had nog steeds niets uitgelegd, slechts wat behoedzaam en verlegen gemompeld dat ze niet kon praten over iets waarvan ze had beloofd er niet over te praten. Birgitte zelf, de heldin van de verhalen, draaide zich om of verdween in een steeg als ze Egwene zag aankomen. De opdracht geven die vrouw naar haar werkkamer te halen en een uitleg te eisen was onmogelijk. Ze had het tenslotte beloofd en het deed er niet toe dat ze zich door dit alles dwaas voelde. Zo belangrijk was het trouwens ook niet. Ze had alleen graag het waarom willen weten. En het hoe.
Ze zette Birgitte uit haar gedachten en boog zich over de tafel heen naar Nynaeve. ‘Misschien kunnen we Mart niet rechtstreeks een bevel geven, maar zou het niet leuk zijn als hij erover mag broeden jouw lijfwacht te zijn?’
‘Dat zou zeer zeker de moeite waard zijn, als Rhand hem echt tot generaal heeft aangesteld,’ merkte Elayne nadenkend op. ‘Moeder zei vaak dat de beste mannen moeite hadden met bevelen en dat het altijd de moeite waard was zo’n man het toch te leren. Lini zei altijd: “Dwazen luisteren alleen naar zichzelf.” Ik zie Mart zeker niet als een van de besten, maar als we hem genoeg bij kunnen brengen, zodat hij geen al te grote dwaas van zichzelf maakt, zodat niemand hem kan redden, bewijzen we Rhand een grote dienst. Bovendien heb ik tijd nodig als ik die ter’angreaal wil bestuderen.’
Egwene trachtte niet te glimlachen. Elayne had alles heel vlug door. Daarentegen zou ze waarschijnlijk proberen om Mart keurig rechtop te laten zitten. Daar zou ze graag bij willen zijn. Ze hield van Elayne en bewonderde haar kracht, maar in deze wedstrijd wilde ze op Mart wedden, al zou het nipt zijn.
Nynaeve gaf heel koppig en traag toe. Mart was dwaas. Als zij ‘omhoog’ riepen, zou hij ‘omlaag’ doen, alleen om te pesten. Hij was een gistend vat bier dat te veel geschud was. Ze moesten hem voortdurend uit taveernes en speelholen slepen. Ten slotte beweerde ze dat Mart Elayne wellicht in haar achterste zou knijpen als ze niet keek en wist Egwene dat haar bezwaren overwonnen waren. Mart besteedde zeker veel tijd aan de vrouwenjacht, wat Egwene nauwelijks kon goedkeuren, maar Nynaeve wist even goed als zij dat hij bij al dat jagen op de meest ongelukkige ogenblikken een griezelig zintuig voor vrouwen bezat. Hij koos altijd vrouwen – hoe onwaarschijnlijk ook – die gejaagd wilden worden. Net toen Nynaeve volgens haar wilde toegeven, kondigde jammer genoeg een klopje op de deur Sheriam aan. Sheriam wachtte niet op toestemming binnen te komen. Dat deed ze nooit. Met koele ogen en met haar blauwe stola bleef ze Nynaeve en Elayne aankijken. De Hoedster van de Kronieken was na de Amyrlin de hoogste, maar zij had geen echt gezag over de zusters, behalve de macht die een Amyrlin haar gaf. Ze kon zeker niet zomaar iemand bij de Amyrlin wegsturen, maar haar ogen spraken een andere taal. Elayne stond vlot op en maakte een diepe nette knix voor Egwene. ‘Als u me wilt verontschuldigen. Ik wil Aviendha opzoeken.’ Nynaeve daarentegen keek keihard terug naar Sheriam, tot Egwene haar keel schraapte en de gestreepte stola weer omdeed. Nynaeve werd rood en schoot overeind, ik hoor ook te gaan. Janya zei dat ze met me wilde praten over verloren Talenten.’ Het herwinnen van die Talenten was minder gemakkelijk gebleken dan Egwene had gehoopt. De zusters waren best bereid te praten, maar de moeilijkheid was Moghedien te laten begrijpen wat bedoeld werd met een vage omschrijving of soms alleen een term. Bovendien moest je maar afwachten of ze er echt iets van wist. Het was bijvoorbeeld leuk te weten dat Richten van het web metalen sterker maakte, maar de vrouw wist nog minder van metalen dan van Helen. Wat in Lichtsnaam waren trouwens Weven van aardvuur of Melken van tranen? Moghedien leek heel graag te willen helpen, wanhopig graag zelfs nadat Siuan haar het kunstje van het niet zweten had geleerd. Blijkbaar had ze daarover tegen Nynaeve en Elayne gelogen. Ze was ervan overtuigd dat Egwene dat als die ene leugen zou opvatten. De vrouw had op haar knieën gelegen, huilend, smekend en klappertandend en de zoom van hun rok kussend. Ze wilde zeker helpen maar haar angst had nieuwe hoogten bereikt en de snikkende doodsangst drong voortdurend door de a’dam heen en maakte haar spuugmisselijk. Ze wilde het eigenlijk niet, maar de armband zat nu in Egwenes beurs. Ze had hem graag aan Nynaeve willen geven om ervanaf te zijn – maar het ding in aanwezigheid van de anderen heen en weer te schuiven zou vroeg of laat opmerkingen ontlokken.