Выбрать главу

Egwene wist een onoprechte trek op haar gezicht te toveren, ik begrijp het Sheriam. Ik weet niet wat ik zonder jouw raad zou moeten doen.’ Ze keek met verlangen uit naar de dag dat ze ermee op kon houden. Sheriam zou een heel goede Hoedster zijn – misschien wel een goede Amyrlin – maar Egwene zou de dag waarop ze aan de vrouw duidelijk kon maken dat ze de Hoedster was en niet de Amyrlin, zeer vreugdevol vinden. Aan Sheriam én de Zaal. ‘Het komt gewoon doordat Mart dat leger van draakgezworenen op onze drempel heeft gelegerd. Wat gaat heer Brin doen? Of sommige krijgslieden, uit zichzelf, zonder opdracht? Iedereen heeft het erover dat hij mannen wil laten jagen op draakgezworenen die volgens de geruchten dorpen platbranden. Ik weet dat hem is gezegd de mannen strak aan de lijn te houden maar...’

‘Heer Garet zal precies doen wat we... wat u beveelt, en verder niets.’

‘Misschien.’ Hij was niet gelukkig met die strakke teugels, nam Sheriam gemakshalve aan. Siuan bracht heel wat tijd door met Brin, ondanks al haar gemopper op die man, en hij vertelde haar van alles. Egwene kon het zich echter niet veroorloven Siuans band te verraden. ‘Ik hoop dat hetzelfde gezegd kan worden over zijn krijgslieden, voor iedere man in het kamp. We kunnen niet naar het westen, Amadicia in, maar ik bedacht dat we wellicht langs de rivier naar Ebo Dar kunnen afzakken. Misschien met behulp van een reispoort. De Aes Sedai zullen daar toch wel welkom zijn? Heer Brin kan het kamp buiten de stad opslaan. Wegtrekken zou benadrukken dat we Rhands... aanbod, als we het zo willen noemen, niet aannemen. En als we ons nog meer dienen voor te bereiden, kunnen we alles veel beter voltooien in een grote stad met wegen en schepen die de haven in- en uitvaren.’ Wederom verloor Sheriam haar beheersing en dat was nu aan haar kortademigheid te horen. ‘Ebo Dar is niet zo gastvrij als het schijnt, Moeder. Enkele zusters zijn niet hetzelfde als een paar honderd, die ook nog door een leger gevolgd worden. Bij de minste aanwijzing zal Tylin de gedachte krijgen dat we van plan zijn de stad te veroveren. Een behoorlijk aantal Altaraanse edellieden wil niets liever dan een uitvlucht om haar af te zetten en zelf op de Troon der Winden plaats te nemen. Zo’n wanorde zou ons bij elke vorst in een kwaad daglicht plaatsen. Nee, Moeder, dat is geheel buiten de orde.’

‘Maar durven we dan nog hier te blijven zitten? Mart doet niets, maar het ergste kan gebeuren indien enkele van Brins krijgslieden besluiten de zaak in eigen hand te nemen.’ Egwene keek fronsend naar haar rok, streek hem glad alsof ze bezorgd nadacht en zuchtte vervolgens. ‘Hoe langer we hier blijven zitten en niets doen, terwijl een leger draakgezworenen ons recht in de ogen kijkt, hoe erger het zal worden. Het zou me niet verbazen als er geruchten komen dat ze van plan zijn ons ’ aan te vallen en hier zal men dan zeggen dat wij het eerst moeten toeslaan.’ Als dit niet werkte, zouden die geruchten zeker komen, daar zouden Nynaeve, Elayne, Siuan en Leane wel voor zorgen. Het zou gevaarlijk zijn, maar ze kon eventueel iets verzinnen om Mart zich te laten terugtrekken voor de vonken een brand zouden veroorzaken. ‘Tja, zoals de geruchten zich verspreiden, zou het me niet verbazen als half Altara binnen een maand denkt dat wij, de Aes Sedai hier, draakgezworenen zijn.’ Dat gerucht zou onmiddellijk de kop ingedrukt moeten worden, als dat mogelijk was. De Zaal haalde na Logains Heling geen edellieden meer naar het dorp, maar de zoekgroepen van Brin reden nog steeds uit en nog steeds zochten groepen Aes Sedai naar novices. Bovendien maakte men met karren en wagens lange tochten naar nabije dorpen om voedsel te kopen. Honderden paden voor een gerucht, en er was er maar een nodig. ‘Sheriam, ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat we in de val zitten, en als we dit niet oplossen, zal daar niets goeds uit voortkomen. Helemaal niets goeds.’

‘Het antwoord daarop is de draakgezworenen weg te sturen,’ zei Sheriam, niet meer zo geduldig als eerst. ‘Ik betreur het dat Mart ons weer door de vingers glipt, maar ik vrees dat er geen ander antwoord is. Je hebt hem gezegd dat het aanbod is afgewezen, dus vraag hem te vertrekken.’

‘Ik wilde dat het zo eenvoudig was. Ik denk dat hij dat na mijn vraag niet zal doen, Sheriam. Hij duidde erop dat hij hier op deze plek moest wachten tot er iets gebeurt. Misschien wacht hij op bevelen van Rhand, of zelfs op Rhand zelf. Er ging een gerucht in Cairhien dat hij de laatste tijd op zijn reizen mannen meeneemt. De mannen die hij leert geleiden? Ik weet niet wat we moeten doen wanneer dat gebeurt.’ Sheriam staarde haar aan en haar adem klonk zwaar voor iemand die er zo kalm uitzag.

Een gekrabbel aan de deur werd gevolgd door Tabitha met een zilveren blad van gedreven zilver. Ze voelde de stemming niet goed aan en deed veel moeite alles netjes te schikken. De theepot van groen porselein en de kopjes, het zilveren honingpotje en het kleine kannetje room, de kleine doekjes met kant, tot Sheriam haar woest toesnauwde dat er wel meer werk op haar lag te wachten, zodat Tabitha een gilletje slaakte en met grote ogen een knix maakte waarbij haar hoofd bijna de grond raakte, waarna ze er op een holletje vandoor ging. Heel even hield Sheriam zich bezig met het schikken van haar rok terwijl ze haar kalmte trachtte te hervinden. Ten slotte bracht ze weifelend uit: ‘Misschien is het voor ons noodzakelijk Salidar toch te verlaten. Spoediger dan ik gewenst zou hebben.’

‘Maar de enige weg die ons openstaat, leidt naar het noorden.’ Egwenes ogen werden wat groter. Licht, wat had ze hier een hekel aan! ‘Dan lijkt het erop dat we naar Tar Valon optrekken.’ ik weet het,’ snauwde Sheriam bijna. Ze haalde diep adem en matigde haar toon. ‘Vergeef me, Moeder, ik voel me wat... Ik houd er niet van tot iets gedwongen te worden en ik vrees dat Rhand Altor ons dwingt iets te doen voor we echt klaar zijn.’

‘Ik zal hem daarover streng onderhouden wanneer ik hem zie,’ zei Egwene. ‘Ik kan me amper indenken wat ik zonder uw raad zou moeten doen.’ Misschien kon ze een manier vinden om Sheriam als leerlinge bij de Wijzen te plaatsen. De gedachte aan een Sheriam na zo’n halfjaar bij Sorilea deed haar glimlachen, zodat Sheriam zelfs teruglachte. ‘Met of zonder honing?’ vroeg Egwene, die de theepot ophield.

40

Onverwacht gelach

‘Je moet me helpen om hun wat gezond verstand bij te brengen,’ zei Mart met de pijpsteel tussen zijn lippen. ‘Thom, luister je nog?’ Ze zaten op omgekeerde tonnetjes in de smalle schaduw van een huis met één verdieping, en rookten een pijpje. De magere oude speelman leek meer belangstelling te hebben voor de brief die Rhand hem had laten bezorgen. Hij stak hem nu in zijn jaszak, met het zegel van de boom en kroon nog steeds heel. Het gemompel van stemmen en het gepiep van assen uit de straat aan het eind van de steeg leek veraf. Van hun gezichten droop het zweet. Gelukkig was tenminste één ding afgehandeld. Mart was de Kleine Toren uitgekomen en had gezien dat een groep Aes Sedai Aviendha ergens heen had gebracht. Voorlopig ging ze niemand overhoop steken.

Thom trok de pijp uit zijn mond. De lange steel was geheel besneden met eikenbladeren en eikels, ik heb eens een vrouw proberen te redden, Mart. Die Larita was een roos in de knop en getrouwd met een grove bruut van een laarzenmaker, in een dorp waar ik mijn reis enkele dagen onderbrak. Een bruut. Hij schold haar uit wanneer het warme eten niet klaarstond als hij aan tafel wilde gaan en haalde de zweep over haar heen als hij merkte dat ze meer dan twee woorden met een andere man wisselde.’

‘Thom, in naam van de Doemkrocht, wat heeft dat te maken met die stomme vrouwen wat gezond verstand bijbrengen?’