Выбрать главу

Rhand gromde wat – dat ze zich zorgen maakten met hem vrees in te boezemen – maar Melaine wilde volhouden dat als de meeste vrouwen van het gezantschap zoveel redenen hadden om tegen Rhand te zijn, het gezantschap als geheel zeker nog niet het halen van mest voor de kampvuren toevertrouwd mocht worden. Min schonk hem een toegeeflijke grijns en vertelde snel door. Arad Doman kende evenveel draakgezworenen als Tarabon en ook daar heerste een burgeroorlog, maar Demira Erif van de Bruine Ajah had eigenlijk maar over twee dingen gepraat. Een ontmoeting met Rhand en het gerucht dat hij in Cairhien een soort school had opgezet. Een man die een school begon, kon in Demira’s ogen amper slecht zijn. Berenicia Morsad, een Gele zuster uit Shienar, had van de Shienaranen in Salidar gehoord dat Rhand in Fal Dara was ontvangen door de grote kapiteinheer Agelmar Jagad, een eer die voor haar behoorlijk veel gewicht in de schaal legde. Heer Agelmar zou geen struikrover hebben ontvangen, noch een zot of een schurk. Voor Masuri Sokawa woog dat even zwaar. Ze was een Bruine uit Arafel, dat aan Shienar grenst. De laatste was Valinde Nathenos, die volgens Min een gretigheid toonde die heel ongewoon was Voor de Witte Ajah. Ze wilde dolgraag dat Rhand Sammael uit Illian verdreef, en zelfs als hij het alleen maar beloofde, zou het Min niet verbazen als Valinde hem een eed van trouw wilde zweren. Melaine drukte met rollende ogen haar ongeloof uit. Ze had nog nooit een Aes Sedai met dat inzicht gezien. Rhand vond al nadenkend haar houding meer dan verrassend. Waarschijnlijk zou ze hem midden in zijn gezicht uitlachen als hij om zo’n eed zou vragen. Min hield echter vol dat het waar was, wat de andere vrouw ook zei. ‘Ik bied hen zoveel achting als ik zonder knielen kan opbrengen,’ zei Rhand tegen Min aan het eind van haar verhaal. Voor Melaine voegde hij eraan toe: ‘En tot ze hun goede wil bewijzen, vertrouw ik ze voor geen druppel.’ Hij meende beiden daarmee een plezier te hebben gedaan, aangezien ieder kreeg wat ze wenste, maar aan de fronsen te zien was dat niet zo.

Na al het heen en weer praten rekende hij er min of meer op dat de twee elkaar aan zouden vliegen, maar blijkbaar hadden Melaines zwangerschap en Mins visioen een band geschapen. Bij het opstaan waren de vrouwen een en al glimlachjes en omhelzingen. Melaine zei: ‘Ik dacht dat ik je niet zou mogen, Min, maar dat doe ik wel en ik zal een van de meisjes naar je vernoemen, omdat jij het eerst van haar hebt gehoord. Ik moet het Bael gaan vertellen zodat hij niet jaloers wordt omdat Rhand Altor het eerder dan hem wist. Moge je ‘altijd water en schaduw vinden, Min.’

Voor Rhand voegde ze eraan toe: ‘Hou die Aes Sedai goed in de gaten, Rhand Altor. Bescherm Min wanneer ze het nodig heeft. Ze zullen haar kwaad doen als zij jou trouw heeft gezworen.’ Natuurlijk verdween ze met precies dezelfde hoffelijkheid als bij haar aankomst; een knikje.

Waardoor hij weer met Min alleen was en zich om de een of andere reden niet op zijn gemak voelde.

42

De Zwarte Toren

Rhand en Min stonden elkaar onbeweeglijk aan te kijken tot hij uiteindelijk zei: ‘Zou je het leuk vinden met mij naar de boerderij te gaan?’ Ze schrok even van zijn stemgeluid. ‘De boerderij?’ in werkelijkheid is het een school. Voor de mannen die komen vanwege het pardon.’

Mins gezicht verbleekte. ‘Nee, ik denk niet... Merana wil zo snel mogelijk van me horen. Ik wil ze jouw voorwaarden zo snel mogelijk laten weten. Ieder van hen kan per ongeluk de Binnenstad in dwalen en jij wilt toch niet... Ik moet echt weg.’

Hij begreep het niet. Ze had geen enkele leerling ontmoet en was toch bang voor hen, bang voor geleiders en mannen die wilden geleiden. Bij ieder ander zou het begrijpelijk zijn, maar hijzelf kon het en ze was wei bereid door zijn haren te woelen, in zijn ribben te porren en hem recht in zijn gezicht uit te schelden. ‘Wil je iemand mee naar De Rozenkroon? Zelfs overdag zijn er straatrovers. Niet zoveel, maar ik heb liever niet dat jou iets overkomt.’

Haar lach was wat zweverig. Ze was echt verontrust over die boerderij. ik zorgde al voor mezelf toen jij de schapen hoedde, boerenknul.’ Opeens had ze een mes in beide handen, een draai en ze verdwenen weer in de mouwen, zij het niet zo vlot als ze waren verschenen. Veel nuchterder zei ze: ‘Je moet beter op jezelf passen, Rhand. Rust wat meer. Je ziet er moe uit.’ Geschokt zag hij dat ze op haar tenen ging staan en een kus langs zijn lippen veegde. ‘Fijn je weer te zien, schaapherder.’ Na nog een lach, ditmaal verrukt, glipte ze naar buiten. In zichzelf mompelend trok Rhand zijn jas weer aan en verdween in zijn slaapkamer om zijn zwaard te pakken. De kledingkast was een donker, met rozen besneden meubel dat breed en diep genoeg was voor de kleren van wel vier man. Hij werd echt zo langzamerhand een geile bok. Min maakte zich vrolijk ten koste van hem. Hij vroeg zich af hoe lang ze hem voor zijn verspreking zou blijven plagen. In een ladenkast, ingelegd met lazuur, lag onder zijn kousen een buideltje van stof. Het rinkelde toen hij het pakte en in zijn jaszak liet glijden. Een nog kleiner fluwelen zakje ging boven op zijn angreaal. De zilversmid die de inhoud van de buidel had gemaakt, was zo blij dat hij voor de Herrezen Draak mocht werken, dat hij vanwege die eer elke betaling had geweigerd. De goudsmid die het ene stuk in het zakje had gemaakt, had er vier keer zoveel voor gevraagd dan het werk volgens Bashere waard was. Een stel Speervrouwen had hem moeten bewaken tot het werk af was.