Выбрать главу

‘Heeft hij nog meer beperkingen vastgesteld?’ onderbrak Verin haar terwijl ze haar hoofd iets schuinhield. ‘Volgens mij lijkt alles goed te verlopen. Hij is niet op de vlucht geslagen na van jullie te hebben gehoord. Hij heeft er drie ontvangen, in elk geval min of meer hoffelijk, anders zouden jullie in alle staten zijn. Hij is een beetje bang voor ons, wat maar goed is, anders zou hij die beperkingen niet hebben opgelegd. Als hij er echter niets aan heeft toegevoegd, hebben we evenveel vrijheid als eerst. Dus doodsbang is hij ook niet. Bovendien mogen wij hém niet te veel vrees aanjagen.’

De moeilijkheid was dat Verin en Alanna geen deel uitmaakten van Merana’s gezantschap. Ze had geen gezag over hen. Ze hadden het nieuws van Logain en de Rode zuster aangehoord en waren eveneens van mening dat het Elaida niet mocht worden toegestaan de Amyrlin Zetel te bezetten, maar dat hield verder niets in. Natuurlijk was Alanna niet het probleem, alleen in de toekomst misschien. Zij en Merana waren even sterk met de Kracht, en de enige manier waarop beslist kon worden wie de sterkste was, zou een krachtmeting zijn; iets dat novices deden tot ze betrapt werden. Alanna was zes jaar novice geweest, Merana slechts vijf, maar belangrijker was dat Merana al tien jaar Aes Sedai was op de dag dat de vroedvrouw Alanna aan haar moeders borst had gelegd. Daarmee stond Alanna buiten het spel. Merana stond hoger. Eigenlijk dacht niemand in dat soort bewoordingen, tenzij het moest, maar ze wisten het allebei en schikten zich er als vanzelf in. Niet dat Alanna een opdracht zou uitvoeren, maar een vanzelfsprekende achting zou haar tot op zekere hoogte in de hand houden. Dat, en de wetenschap wat ze met Altor had gedaan. Verin was het probleem waardoor Merana nu aan kracht dacht en aan het zijn van de hoogste. Merana wilde opnieuw voelen hoe sterk de vrouw met de Ene Kracht was, hoewel ze natuurlijk wist wat ze zou vinden. Het viel niet te zeggen wie de sterkste was. Ze hadden er beiden vijf jaar als novice opzitten, zes als Aanvaarde. Dat was een van de dingen die iedere Aes Sedai minstens over een andere wist. Het verschil was de leeftijd. Verin was bijna evenveel ouder als zij meer jaren telde dan Alanna. De grijze lokken van Verin benadrukten het. Als Verin een lid van het gezantschap was geweest, zou er zeker geen moeilijkheid hebben bestaan, maar dat was ze niet en Merana merkte dat ze aandachtig luisterde en zonder verder nadenken het hoofd boog. Tweemaal die ochtend had ze zich eraan moeten herinneren dat Verin niet de leiding had. De toestand was eigenlijk alleen te verdragen, doordat Verin iets van Alanna’s schuld moest voelen. Als die niet had bestaan, zou ze even snel als de twee anderen in een stoel zijn gaan zitten en niet naast Alanna blijven staan. Ze had graag een manier geweten om haar dag en nacht in Culains Hond te laten blijven, zodat ze toezicht kon houden op die prachtige schat aan geschikte meisjes uit Tweewater. Merana zette zich neet; zodat zij en Seonid en Masuri het tweetal insloten, waarna ze haar rok en stola zorgvuldig schikte. Lichamelijk had ze nu de overhand doordat zij op een stoel zat en de anderen bleven staan. Zij vond wat Alanna had gedaan min of meer een aanranding. ‘Eigenlijk heeft hij nog een grens bepaald. Het is goed dat jullie zijn... schóól hebben gevonden, maar nu raad ik jullie ten sterkste aan elke gedachte die je in die richting mocht koesteren, te laten varen. Hij heeft ons... opgedragen... uit de buurt te blijven van zijn... mannen.’ In gedachten zag ze hem nog voor zich, naar voren gebogen op die monsterachtige troon, met de Leeuwentroon als een soort tentoonstelling erachter en met die bewerkte halve speer in zijn vuist. Dat was ongetwijfeld een Aielgebruik.

‘Luister naar me, Merana Sedai,’ zei hij, heel aardig en heel ferm. ‘Ik wil geen moeilijkheden tussen Aes Sedai en asha’man. Ik heb de soldaten opgedragen uit jullie buurt te blijven, maar ik ben niet van plan ze aan jullie te overhandigen om opgepeuzeld te worden. Als jullie op jacht gaan naar de Zwarte Toren, kom je zelf op het keukenblok terecht. Dat willen we beiden voorkomen.’

Merana was al lang genoeg Aes Sedai om niet te huiveren wanneer er een kip over haar graf drentelde, maar ditmaal was het op het nippertje. Asha’man. De Zwarte Toren. Mazrim Taim! Hoe had het zo uit de hand kunnen lopen? Maar volgens Alanna zaten daar minstens honderd man, al gaf ze natuurlijk geen bijzonderheden over hoe ze dat wist. Geen enkele zuster gaf vrijwillig haar ogen-en-oren prijs. Het deed er niet toe. ‘Als je achter twee hazen aangaat, zullen er twee ontsnappen,’ was het spreekwoord en Altor was de belangrijkste haas ter wereld. De anderen konden wachten.

‘Is hij... Is hij nog hier of is hij vertrokken?’ Verin en Alanna leken het heel kalm op te vatten dat Altor blijkbaar de kunst van het reizen had herontdekt, maar Merana kreeg het er benauwd van. Wat had hij nog meer uit zichzelf geleerd dat de Aes Sedai waren vergeten? ‘Alanna? Alanna!’

De slanke Groene zuster schrok op en kwam terug van de plek waar haar geest had vertoefd. Ze leek vaak weg te dromen. ‘Hij is in de stad. In het paleis, denk ik.’ Ze klonk nog wat dromerig. ‘Het was... Hij heeft een wond in zijn zij. Een oude wond die maar half is geheeld. Telkens wanneer die tot me doordringt, wil ik huilen. Hoe kan hij die verdragen?’

Seonid keek haar scherp aan. Elke vrouw met een zwaardhand voelde zijn verwondingen, maar ze wist wat Alanna nu doorstond, na het verlies van Owein. Toen ze wat zei klonk haar stem zacht, al zat er iets kortafs in. ‘Tja, Teryl en Furen hebben wonden opgelopen waarvan ik zowat flauwviel, zelfs al voelde ik het heel ver, maar ze hebben er geen stap minder door gezet. Geen stap!’ ik denk dat we afdwalen,’ zei Masuri kalm. Ze was altijd kalm, maar in tegenstelling tot de meeste Bruinen heel rechtlijnig. Merana knikte. ‘Ja. Ik heb overwogen om voor hem de opvolgster van Moiraine te worden...’ Een klopje op de deur kondigde een vrouw in een wit schort aan, die de thee bracht op een blad met een zilveren theepot en porseleinen kopjes. De Rozenkroon was ingesteld op de adel. Tegen de tijd dat het blad goed was neergezet en het dienstmeisje verdwenen, was Alanna niet dromerig meer. Haar donkere ogen flitsten even vurig als Merana ooit van haar had gezien. Vooral de Groenen waren heel jaloers wat betreft hun zwaardhanden, en Altor behoorde haar nu toe, ongeacht de manier van haar binding. Elke achting verdween als het erop aankwam in de zinkput. Ze stond zo recht als een speer en wachtte op Merana’s volgende woorden om te zien of ze zou toeslaan en snijden. Merana wachtte niettemin tot de bessenthee was ingeschonken en iedereen weer zat. Ze zei zelfs tegen Verin en Alanna te gaan zitten. De dwaze vrouw verdiende een beetje ongemak, zelfs naast dat van Owein. Het was wellicht een soort verkrachting. ‘Ik heb het overwogen,’ vervolgde ze ten slotte, ‘en verworpen. Ik zou het misschien hebben gedaan als jij niet had gedaan wat je hebt gedaan, Alanna, maar hij koestert nu zoveel achterdocht jegens Aes Sedai dat hij me na zo’n voorstel midden in mijn gezicht zou uitlachen.’

‘Hij is even hooghartig als een koning,’ merkte Seonid kortaf op. ‘Hij is alles en nog erger dan wat Elayne en Nynaeve ons vertelden,’ voegde Masuri er hoofdschuddend aan toe. ‘Hij beweerde dat hij weet wanneer een vrouw geleidt. Ik had bijna saidar omhelsd om zijn ongelijk aan te tonen, maar als ik dat had gedaan zou het hem natuurlijk te veel schrik aanjagen.’

‘Al die Aiel.’ Seonids stem klonk strak; ze was een Cairhiense. ‘Mannen én vrouwen. Ik denk soms dat ze ons al aan de speer rijgen als we alleen onze ogen te snel opslaan. Er was er een, een vrouw die zowaar een rok droeg, met zonblonde haren, die totaal geen moeite deed haar afkeer te verbergen.’