Soms beseft Seonid niet goed dat Altor zelf het gevaar vormt, bedacht Merana.
Alanna begon onbewust als een klein meisje op haar lip te bijten. Het was maar goed dat ze Verin had om voor haar te zorgen. Ze kon in deze toestand niet alleen naar buiten. Verin nipte slechts van haar thee en keek toe; haar ogen konden heel verontrustend zijn. Merana merkte dat ze medelijden kreeg. Ze herinnerde zich maar al te goed de kwetsbare zenuwpees die ze na Baran was geweest. ‘Gelukkig is er nog een zonzijde aan zijn achterdocht. Hij heeft in Cairhien de gezanten van Elaida ontvangen. Hij was er heel open over. Zijn achterdocht zal hen op behoorlijke afstand houden, neem ik aan.’ Seonid zette het kopje terug op het schoteltje. ‘Hij dacht ons tegen elkaar uit te spelen.’
‘En dat denkt hij misschien nog steeds,’ zei Masuri droog, ‘maar wij weten waarschijnlijk meer van hem dan Elaida. Ik denk dat zij haar afgevaardigden naar een schaapherder meende te sturen, op z’n best een schaapherder in een zijden jas. Wat hij nu is, maakt niet uit, maar dat is hij niet meer. Blijkbaar heeft Moiraine hem veel geleerd.’
‘Wij hadden voorkennis.’ zei Merana. ‘Het is niet waarschijnlijk dat zij die had.’
Alanna staarde haar met knipperende ogen aan. ‘Dus ik heb niet alles verknoeid?’ Ze knikten alle drie en ze haalde diep adem, waarna ze fronsend haar rok goed streek alsof ze nu pas de kreukels zag. ik ben wellicht in staat ervoor te zorgen dat hij me aanvaardt.’ De kreukels waren vergeten en haar gezicht en stem werden kalmer en met elk woord fermer. ‘Wat het pardon betreft, misschien moeten we elk plan opschorten, wat niet inhoudt dat we ze niet behoren te maken. Dat soort gevaar mogen we niet negeren.’ Heel even had Merana spijt van haar welwillendheid. Deze vrouw had een man zoiets aangedaan en het enige waar zij zich zorgen over maakte, was of het hun kans op een geslaagde reis had benadeeld. Ze gaf echter ook weifelend toe dat als Altor hierdoor inschikkelijk was geworden, zij zich dan had ingehouden en had gezwegen. ‘Eerst dienen we Altor in het gareel te krijgen. De opschorting duurt zolang het noodzakelijk is, Alanna.’ Alanna’s mond verstrakte, maar even later erkende ze het knikkend, of beaamde het in ieder geval. ‘En hoe krijg je hem in het gareel?’ vroeg Verin. ‘Hij moet heel verfijnd worden aangepakt. Het is een wolf aan een riem die een wollen draadje dik is.’
Merana aarzelde. Ze had niet de bedoeling alles te delen met dit tweetal dat slechts de schraalste band met de Zaal in Salidar bezat. Ze was bang voor wat er zou gebeuren als het Verin lukte het hier over te nemen, als ze het in feite klaarspeelde alles over te nemen. Ze wist zelf heel goed hoe ze dit moest aanpakken. Ze was uitgekozen omdat ze een heel leven had gewijd aan het bemiddelen bij gevoelige gesprekken, onderhandelingen voor verdragen waarbij de haat niet verbannen leek. Dat afspraken uiteindelijk niet werden nagekomen en verdragen geschonden, was de aard van de mens. Maar in die zesenveertig jaar was het Vijfde Verdrag van Falme haar enige mislukking geweest. Ze wist er alles van, maar al die jaren hadden diep in haar enige onbewuste gevoelens gekerfd. ‘We benaderen zekere heren en vrouwen, die zich nu gelukkig allemaal in Caemlin bevinden...’
‘Ik ben bezorgd om Elayne,’ zei Dyelin ferm. Heel doortastend eigenlijk, nu ze alleen met een Aes Sedai in de zitkamer was. Een Aes Sedai kon hard doordrukken wanneer je je in je eentje zwak opstelde. Vooral wanneer niemand anders wist dat je met haar alleen was. Kairen Sedai glimlachte, maar dat noch de koele blauwe ogen verrieden iets. ‘Het is heel wel mogelijk dat de erfdochter nog gevonden zal moeten worden om op de Leeuwentroon plaats te nemen. Wat voor een ander een onoverkomelijke berg is, is dat zelden voor Aes Sedai.’
‘De Herrezen Draak zegt...’
‘Mannen zeggen vele dingen, vrouwe Dyelin, maar u weet dat ik niet lieg.’
Luan gaf een klopje op de grijze nek van de Tyreense hengst en keek links en rechts voor het geval een paardenknecht de stal inkwam. Hij ontweek nog net een beet van de grote tanden. Rafela’s zwaardhand zou wel waarschuwen maar Luan betwijfelde de laatste tijd of hij iemand kon vertrouwen. Zo’n bezoek als dit zeker niet. ik weet niet zeker of ik het begrijp,’ zei hij kortaf.
‘Eenheid is beter dan splitsing,’ zei Rafela. ‘Vrede is beter dan oorlog, geduld is beter dan de dood.’ Luans hoofd schoot omhoog bij dat vreemde slot van die alledaagsheden. De Aes Sedai met het ronde gezicht glimlachte, is het voor Andor niet beter als Rhand Altor dit land in vrede en eenheid achterlaat, heer Luan?’
Terwijl ze haar kamerjas angstvallig dichthield, staarde Ellorien naar de Aes Sedai die onaangekondigd en wellicht ongezien naar haar badkamer was gekomen. Zittend op een kruk keek de vrouw met de bruingele huidskleur haar over de marmeren kuip met water aan alsof dit heel gewoon en natuurlijk was. ‘Wie,’ vroeg Ellorien ten slotte, ‘zou de Leeuwentroon dan krijgen, Demira Sedai?’
‘Het Rad weeft wat het Rad wil,’ was het antwoord en Ellorien wist dat ze geen ander antwoord zou krijgen.
44
De kleur van vertrouwen
Nadat Vanin was vertrokken om de Bond te zeggen zich koest te houden, merkte Mart dat letterlijk elke herberg in Salidar was overgenomen door Aes Sedai en dat de vijf stallen tot het laatste hok toe vol stonden. Nadat hij echter een stalknecht met een smalle kaak wat zilver had toegeschoven, zorgde de man dat zakken haver en balen hooi voor ruim zes paarden van een ommuurd erf werden opgehaald. Hij wees Mart en de andere vier mannen van de Bond plaatsen om te slapen, op zolder waar het wat koeler was.
‘Vraag nergens om,’ zei Mart tegen zijn mannen, terwijl hij de andere munten onder hen verdeelde. ‘Betaal alles en neem geen geschenken aan. De Bond laat zich aan niemand hier binden.’ Zijn gespeelde zelfvertrouwen straalde naar de anderen over, en ze aarzelden zelfs niet op zijn bevel de banieren uit de zolderdeur te steken, zodat die aan de voorgevel van de stal omlaag hingen. Vuurrood en wit, de zwart-witte schijf en de Draak waren nu voor iedereen duidelijk zichtbaar. Daarentegen rolden de ogen van de stalknecht bijna uit zijn kassen en sprongen zowat op en neer, terwijl hij wilde weten wat Mart daar aan het doen was.
Mart grijnsde slechts en gooide de kerel met de smalle kaak een goudmark toe. ‘We laten gewoon iedereen heel duidelijk weten wie er op bezoek is.’ Hij wilde dat Egwene besefte dat hij niet van plan was met zich te laten sollen en als je zeker wilde zijn dat mensen iets doorhadden, diende je je soms als een joker te gedragen. De narigheid was dat de banieren niets uitlokten. O, iedereen die er langsliep, wees er met open mond naar, en een aantal Aes Sedai kwam met koele ogen en uitdrukkingsloos kijken, maar hij had toch min of meer verwacht dat iemand verontwaardigd zou zeggen dat ze moesten worden weggehaald. Dat gebeurde echter niet. Hij liep terug naar de Kleine Toren, en daar schikte een Aes Sedai haar stola met bruine franje. Ze slaagde er ondanks haar gladde, tijdloze wangen op de een of andere manier in om in zeer duidelijke bewoordingen zuinigjes te vertellen dat de Amyrlin Zetel het druk had en ze hem misschien over een dag of twee zou kunnen ontvangen. Misschien. Elayne leek net als Aviendha te zijn verdwenen, maar niemand liep moord en brand schreeuwend rond. Hij vermoedde dat ze de Aielse mogelijk ergens witte kleding aantrokken. Het maakte hem niet uit, als de vrede daarmee bewaard bleef. Hij wilde niet de man zijn die Rhand moest vertellen dat de een de ander had omgebracht. Hij ving een glimp op van Nynaeve, maar die dook meteen een hoek om en was al verdwenen toen hij daar rondkeek.
Het grootste deel van de middag besteedde hij aan het zoeken naar Thom en Juilin. Een van hen zou hem zeker meer kunnen vertellen over wat hier gaande was en bovendien moest hij zich bij Thom verontschuldigen voor zijn opmerkingen over de brief. Jammer genoeg leek niemand te weten waar de twee mannen waren. Lang voor de avond viel, kwam hij tot het besluit dat ze uit zijn buurt werden gehouden. Egwene was echt van plan hem in zijn sop te laten gaar koken, maar hij wilde haar duidelijk laten merken dat er nog geen belletje opsteeg. Om dat idee te ondersteunen ging hij dansen. Blijkbaar hoorde het feest van een nieuwe Amyrlin een maand te duren, en hoewel iedereen in Salidar overdag het werk op een holletje leek af te wikkelen, werden na het invallen van de duisternis op elke kruising houtvuren ontstoken, waarna vedels en fluiten en zelfs enkele hakkeborden verschenen. Overal waren muziek en gelach te horen, en het feest regeerde tot het tijd werd om te gaan slapen. Hij zag Aes Sedai op straat dansen met voermannen en stalknechten in hun werkkleren, maar ook zwaardhanden met dienstmeiden en kokkinnen die hun schort opzij hadden gegooid. Maar geen Egwene. De vervloekte Amyrlin Zetel was niet van plan op straat rond te hangen. Ook geen Elayne en Nynaeve en geen Thom of Juilin. Zelfs met twee gebroken benen zou Thom geen enkele dans hebben gemist, tenzij hij met opzet verborgen werd gehouden. Mart vergenoegde zich ermee wat plezier te hebben en iedereen te tonen dat hij de meest zorgeloze ziel van de wereld was. Het werkte niet precies zo uit als hij verwachtte. Hij danste een korte tijd met de knapste vrouw die hij ooit had gezien, heel slank en heel wulps. Ze wilde alles van Mart Cauton weten. Het was heel vleiend, vooral nadat ze hem had gevraagd aan de kant wat te praten. Een poosje later merkte hij echter dat Halima zich vreemd tegen hem aandrukte, in een half voorovergebogen houding, strak naar iets turend, zodat hij wel in haar jurk moest kijken. Hij zou ervan genoten hebben, als zij niet telkens met scherpe ogen en een vermaakt glimlachje naar zijn gezicht had opgekeken. Ze was geen erg goede danser, ze bleef bijvoorbeeld proberen hem te leiden, en ten slotte dankte hij haar.