Misschien was er niets aan de hand, maar voor hij tien pas verder was gelopen, werd de vossenkop op zijn borst ijskoud. Hij draaide zich snel om en blikte woest rond. Hij zag alleen Halima in het licht van de vlammen strak naar hem kijken. Maar heel even, voor ze de arm van een lange zwaardhand pakte en weer wervelend werd opgenomen in de dans. Hij wist zeker dat hij een grote schok op haar knappe gezichtje had gezien.
De vedels lieten een bekend wijsje horen. Een oude herinnering in zijn hoofd kende het en het was niet erg veranderd, als hij bedacht dat het zo’n duizend jaar oud was. De woorden moesten wel volkomen anders zijn, want de oude woorden die in zijn hoofd weerkaatsten, zouden hier niet vriendelijk aangehoord worden.
‘Aes Sedai?’ vroeg een stevige jonge vrouw verachtelijk na zijn vraag. Ze zag er leuk uit en in andere omstandigheden zou Mart hebben gekeken of wat zoenen en vrijen aan zou slaan. ‘Halima is gewoon de schrijfster van Delana Sedai. Ze plaagt de mannen altijd wel erg. Net als een kind dat nieuw speelgoed uitprobeert. Ze plaagt om te zien wat kan. Ze had al tienmaal tot haar nek in de modder gezeten, als Delana haar niet had beschermd.’
Misschien had hij het mis. Misschien was ze geschokt omdat hij zomaar was weggelopen. Er zouden niet veel mannen weglopen van een vrouw die er zo uitzag, al plaagde ze nog zoveel en danste ze nog zo slecht. Dat moest het wel zijn. Waarna hij echter met de vraag van wie dan en waarom achterbleef. Zijn ogen gleden langs de dansers en toeschouwers die aan de rand van de schaduwen op hun beurt wachtten. De goudblonde Jager naar de Hoorn die hem bekend voorkwam, wervelde langs met een kerel met een bijzonder dik gezicht. Haar vlecht wapperde bijna recht achter haar aan. Mart kon Aes Sedai aan hun gezicht herkennen – de meesten – maar hij beschikte over geen enkele manier om te zeggen wie geprobeerd had wat ze geprobeerd had. Hij beende de straat door naar het volgende vreugdevuur, zowel om van al dat andere als van dat lied weg te komen voor het verder ging met ‘de koning op hoge troon’ en ‘de vrouwe en haar heer’ tot aan ‘de lief van je leven’. In zijn oude herinnering wist hij dat lied te hebben geschreven vanwege de grote liefde in zijn leven. Vertrouwen is de smaak van trage dood. Op de volgende straathoek speelden een vedelaar en een vrouw met een fluit iets dat op ‘Schud het kussen’ leek. Een leuke boerendans.
In hoeverre kon hij Egwene vertrouwen? Ze was nu een Aes Sedai; dat moest wel nu ze Amyrlin was, al was het een tweedehands Amyrlin in een tweedehands dorpje. Nou ja, wat ze ook was, het bleef Egwene. Hij kon niet geloven dat ze op die manier vanuit het duister zou toeslaan. Zoiets deed Nynaeve uiteraard wel, al zou ze hem niet echt kwaad willen doen. Zijn heup deed echter nog steeds pijn; de blauwe plek stak erg. En het Licht mocht weten wat een vrouw als Elayne zou doen. Ze probeerden hem nog steeds weg te jagen, besloot hij. Hij kon waarschijnlijk nog meer pogingen verwachten. Het beste was hen te ergeren; hij hoopte bijna dat ze het nogmaals zouden proberen. Ze konden hem met de Ene Kracht niet aanraken en hoe meer ze het probeerden en hoe meer het mislukte, des te beter zouden ze inzien dat hij geen duim zou wijken.
Mijrelle kwam naast hem staan kijken naar de dans. Hij herinnerde zich haar nog vaag. Hij dacht niet dat ze iets gevaarlijks van hem wist. Hij dacht van niet. Ze was natuurlijk niet zo knap als Halima, maar toch meer dan gewoon aardig. Flakkerende schaduwen speelden over haar gezicht, zodat hij bijna kon vergeten dat ze een Aes Sedai was. ‘Een warme nacht,’ zei ze glimlachend en ze praatte zo ontspannen door, terwijl hij haar bewonderend opnam, dat het enige tijd duurde voor hij besefte waar ze op uit was.
‘Ik denk van niet,’ zei hij beleefd, zodra hij een kans kreeg. Dat kreeg je altijd als je iets vergat: een Aes Sedai was een Aes Sedai. Ze glimlachte slechts. ‘Er zouden heel wat voordelen zijn en ik zou niet proberen je aan mijn rok vast te spelden. Heel wat voordelen. Je hebt een leven vol gevaren gekozen of dat leven heeft jou uitgekozen. Als zwaardhand heb je een betere kans het te overleven.’
‘Ik denk eigenlijk dat dat niet zo is. Nee, maar wel bedankt voor uw aanbod.’
‘Denk erover na, Mart. Tenzij... Heeft de Amyrlin je gebonden?’
‘Nee.’ Dat zou Egwene niet doen. Of wel? Ze kon het niet zolang hij het vossenzegel droeg, maar zou ze het doen als hij dat niet had? ‘Neem me niet kwalijk.’ Hij boog licht voor haar en liep snel naar een leuke jonge vrouw met blauwe ogen die met haar voeten het wijsje meetikte. Ze had een zachte mond, precies goed om te kussen en, bloedvuur, hij was van plan zich te vermaken. ‘Ik zag je ogen en toen moest ik wel komen. Wil je dansen?’
Te laat zag hij de Grote Serpent-ring aan haar rechterhand en toen ging die zachte mond open en zei een stem die hij herkende droog: ik heb jou al eens gevraagd of je er zou zijn wanneer het huis in brand stond, jongen, maar blijkbaar maak je er een gewoonte van in het vuur te springen. Ga maar weg en zoek iemand die met jou wil dansen.’ Siuan Sanche! Ze was gesust en dood! Ze keek hem venijnig aan met een gezicht dat ze ergens had gestolen, maar ze was wat ze was en droeg een Aes Sedai-ring! Hij had Siuan Sanche ten dans gevraagd! Hij stond nog steeds met grote ogen te kijken, toen een slanke Domani kwam aanwervelen, in een lichtgroen gewaad dat dun genoeg was om er in de vlammen haar omtrekken doorheen te zien. Ze wierp Siuan een ijzige blik toe, die met rente werd terugbetaald. Ze trok Mart zowat de dansers in. Ze was even lang als een Aielse en haar donkere ogen keken zowaar iets op hem neer. ‘Tussen twee haakjes,’ zei ze met een honingzoete, strelende stem, ‘ik ben Leane, voor het geval je me niet herkent.’ Haar zachte lach was ook bijna een streling.