Выбрать главу

Haar kin ging omhoog. ‘Blijkbaar weet je minder dan je aanneemt, baas Cauton,’ zei ze koel. Ze zweette helemaal niet, besefte hij, niet meer dan de twee... de andere twee Aes Sedai. De Jager keek hem uitdagend aan. Wat zat haar nu weer dwars? ‘Rond Ebo Dar liggen in een gebied van zo’n honderd span vele boerderijen en dorpen,’ vervolgde Elayne alsof ze iets stoms aan een dwaas uitlegde. ‘Een poort is heel gevaarlijk. Ik ben niet van plan wat schapen of koeien van een arme boer te doden, laat staan de arme stakker zelf!’ Haar toon was al erg, maar wat ze vertelde! Ze had gelijk en dat vond hij vervelend. Maar hij was niet van plan dat toe te geven, zeker niet aan haar. Hij zocht een weg om hieruit te ontsnappen en zag Egwene uit het dorp komen met zo’n twintig Aes Sedai, waarvan de meesten de stola droegen. Of eigenlijk, zij kwam en de anderen volgden. Ze hield haar hoofd hoog, keek recht voor zich uit en had de gestreepte stola om de nek. De anderen slenterden in groepjes achter haar aan. Sheriam, in de blauwe stola van de Hoedster, praatte met Mijrelle en een Aes Sedai met een vol gezicht die er moederlijk uitzag. Afgezien van Delana herkende hij niemand anders. Een had haar grijze haar in een knotje. Hoe oud zouden Aes Sedai moeten zijn, voor ze volledig grijs of wit werden? Ze liepen echter met elkaar te praten en negeerden de vrouw die ze tot Amyrlin hadden verheven. Egwene had net zo goed alleen kunnen zijn; ze zag er eenzaam uit. Hij kende haar echter en ze probeerde heel hard uit te dragen tot wat ze haar hadden uitverkoren. Ze lieten haar geheel alleen lopen, voor het oog van iedereen. Naar de Doemkrocht met die wijven als ze denken dat ze een meisje uit Emondsveld zo kunnen behandelen, dacht hij grimmig. Met grote stappen liep hij naar Egwene, nam met een brede zwaai zijn hoed af, zette zijn rechterbeen achter de linker, boog en groette met een zwierige zwaai van zijn armen. De beste begroeting die hij kon opbrengen. ‘Goedemorgen, Moeder, moge het Licht op u schijnen,’ zei hij, luid genoeg om zelfs in het dorp te worden gehoord. Neerknielend greep hij haar rechterhand en kuste de Grote Serpent-ring. Een felle blik en een streng gezicht naar Talmanes en de anderen, door Egwenes lichaam verborgen voor haar gevolg, zorgden dat ze allemaal knielden en uitriepen: ‘Het Licht verlichte u, Moeder,’ of iets dergelijks. Zelfs Thom en Juilin.

Egwene leek eerst geschrokken, maar verborg het snel. Vervolgens glimlachte ze en zei zachtjes: ‘Dank je Mart.’

Heel even keek hij naar haar op, schraapte toen zijn keel en stond op, terwijl hij zijn knieën afsloeg. Sheriam en alle anderen achter Egwene staarden hem aan. ‘Ik had je hier niet verwacht,’ zei hij zachtjes, ‘maar ik had blijkbaar vele dingen niet verwacht. Zwaait de Amyrlin altijd mensen uit bij een reis? Je wilt me zeker niet gewoon vertellen waar het allemaal om gaat, nietwaar?’

Eerst dacht hij dat ze het zou doen, maar haar mond verstrakte even en ze schudde bijna onmerkbaar haar hoofd, ik wil altijd vrienden uitzwaaien, Mart. Ik zou al eerder met je hebben gepraat als ik het niet zo druk had gehad. Mart, probeer in Ebo Dar uit de problemen te blijven.’

Hij staarde haar verontwaardigd aan. Hij deed niet anders dan knielen en ringen kussen en zij meende hem te moeten vertellen braaf op te passen, terwijl het hem er alleen om ging Elayne en Nynaeve heelhuids af te leveren. ‘Ik zal het proberen, Moeder,’ zei hij wrang, maar niet al te scherp. Sheriam en enkele anderen waren misschien te dichtbij. ‘Als u me wilt verontschuldigen. Ik moet naar mijn mannen.’ Na een nieuwe buiging liep hij enkele stappen achterwaarts, voor hij naar Talmanes en de anderen beende die nog knielden. ‘Zijn jullie van plan hier wortel te schieten?’ gromde hij. ‘Opstijgen!’ Hij deed hetzelfde en, behalve Talmanes, klauterde iedereen in het zadel.

Egwene wisselde enkele woorden met Elayne en Nynaeve, terwijl Vandene en Adeleas met Sheriam spraken. Toen leek na het eerdere getreuzel alles heel snel te verlopen. Mart verwachtte min of meer een soort plechtigheid nu Egwene de stola van de Amyrlin droeg, maar zij en de andere Aes Sedai die niet meegingen, stapten slechts een stukje achteruit. Elayne stapte naar voren, en opeens verscheen er een felle streep licht voor haar die zich draaiend verwijdde tot een gat dat leek uit te kijken op een lage heuveltop van bruin gras. Net zoals Rhand het deed. Bijna hetzelfde.

‘Afstijgen,’ beval Mart. Elayne leek heel tevreden met zichzelf. Als je naar die opgetogen glimlach keek, zou je nooit denken dat ze zo’n soort vrouw was. Niettemin, blij of niet, de poort was niet zo groot als Rhand voor de Bond had gemaakt. Natuurlijk, ze waren niet met zoveel mensen als toen, maar ze had hem wel zo hoog kunnen maken dat je erdoorheen kon rijden.

Aan de andere kant strekte een golvend landschap van heuvels met bruin gras zich tot de einder uit. Dat veranderde niet nadat Mart weer was opgestegen, hoewel een donkere plek in het zuiden een woud kon zijn. Stoffige heuvels.

‘Laten we de paarden niet al te erg vermoeien,’ merkte Adeleas op en ze zette zich met een ervaren zwaai op haar ronde vosmerrie, terwijl de poort verdween. Het dier maakte de indruk zich in een schuur meer thuis te voelen.

‘Laten we dat inderdaad niet doen,’ zei Vandene. Haar rijdier was een magere, zwarte ruin met een lichte stap. Het tweetal zette zich in beweging naar het zuiden en gebaarden de anderen te volgen. De oude zwaardhand reed vlak achter hen.

Nynaeve en Elayne keken elkaar vol ergernis aan en spoorden toen hun merries aan om de oudere vrouwen in te halen, waarbij de hoeven hoge stofwolken opwierpen tot ze naast hen reden. De Jager volgde hen net zo gehoorzaam als de zwaardhand de andere twee vrouwen.

Zuchtend maakte Mart de zwarte doek rond zijn hals los en bond die over zijn neus en mond vast. Hoezeer hij ook van het lesje genoot dat die oudere Aes Sedai aan de twee anderen gaven, hij had veel liever een ongestoorde rit, een kort verblijf in Ebo Dar en een snelle sprong terug naar Salidar, voordat Egwene iets stoms en onherstelbaars deed. Hij begreep niet waarom vrouwen hem altijd problemen bezorgden.

Nadat de poort was gedoofd, zuchtte Egwene. Misschien konden Elayne en Nynaeve samen voorkomen dat Mart in al te grote moeilijkheden kwam. Hem overal buiten houden, was waarschijnlijk te veel gevraagd. Ze voelde een steek van pijn omdat ze hem zo gebruikte, maar wellicht was hij daarginds van nut. Hij moest bovendien ook van de Bond worden weggehaald. Trouwens, hij verdiende het. Misschien kon Elayne hem écht wat manieren bijbrengen.

Ze wendde zich tot de anderen, de Zaal, Sheriam en haar groepje, en zei: ‘Nu dienen wij verder te gaan met wat we willen.’ Alle ogen gleden naar de Cairhiener in de donkere jas die net bij de bomen opsteeg. Talmanes, had Mart volgens Egwene gezegd. Ze had niet al te veel durven vragen. Hij nam hen kort op, schudde zijn hoofd en reed vervolgens het bos in.

‘Een man die problemen kan opleveren, dat is duidelijk,’ zei Romanda.

Lelaine knikte. ‘Het zal heel goed zijn om wat verder van dat soort weg te blijven.’

Egwene zorgde ervoor niet te glimlachen. Marts Bond had het eerste doel bereikt, maar veel hing af van de bevelen die Mart bij Talmanes had achtergelaten. Ze dacht dat ze hem hierin wel kon vertrouwen. Siuan had gezegd dat die man Vanin al feiten had opgedoken voor zij de kans had gekregen die met haar eigen mond te vertellen. En als zij weer bij haar verstand was gekomen en voor bescherming naar de Bond snelde, zou die heel dichtbij moeten blijven. ‘Zullen we naar onze paarden gaan,’ zei ze. ‘Als we nu vertrekken, kunnen we heer Brin ruim voor zonsondergang inhalen.’

45

Een bittere gedachte

Terwijl Vilnar zijn bereden stadswacht door de straten van de Nieuwe Stad leidde, niet ver van de hoge stadswallen, waarvan de grijze steen in de middagzon zilveren en witte strepen toonde, dacht hij erover zijn baard af te scheren. Sommigen hadden het reeds gedaan. Ook al zei iedereen dat de hitte niet gewoon was, het moest ginds in Saldea toch koeler zijn. Zelfs slapend kon hij zijn paard nog leiden, en alleen de stomste beurzensnijder wilde zijn vak in de nabijheid van Saldeanen uitoefenen. Ze reden zomaar rond, willekeurig, zodat die kerels niet zouden weten waar ze veilig waren. Ze hoefden trouwens de dieven niet eens te zoeken, ze konden hen zo oppakken wanneer ze naar hen toe kwamen. De hardste rouwdouw in Caemlin kwam hollend naar de Saldeanen voor de Aiel hem vingen. Dus hield Vilnar een half oog op de straat en droomde onderwijl wat weg. Hij dacht aan het meisje thuis in Merhar, met wie hij graag wilde trouwen. Teryanes vader was koopman en wilde het liefst een krijgsman als schoonzoon, nog meer dan Teryane een echtgenoot wenste. Hij dacht over dat spel dat de Aielvrouwen hadden genoemd: maagdenkus klonk heel onschuldig, maar hun ogen glinsterden hem te veel. Hij dacht voornamelijk na over de Aes Sedai.