‘Ik probeer haar gelukkig te maken,’ merkte Perijn ernstig op. ‘Haar pijn doen is wel het laatste dat ik wil.’
‘Goed, omdat dat ook het allerlaatste zou zijn dat je doet, jongen.’ Ook dat werd grijnzend gezegd, maar Perijn twijfelde er niet aan dat de man elk woord meende, ik denk dat het tijd wordt jou naar Deira te brengen. Als zij en Zarine inmiddels hun gesprek niet hebben beëindigd, kunnen we ze maar beter storen voor de een de ander doodt. Ze werden altijd al een tikkeltje opgewonden bij een heftig gesprek en Zarine is nu zo groot dat Deira haar niet tot zwijgen kan brengen door haar over de knie te nemen.’ Bashere zette de beker terug en liep al pratend naar de deur. ‘Eén ding moet je goed beseffen. Enkel omdat een vrouw zegt dat ze iets gelooft, betekent dat nog niet dat het waar is. O, zij gelooft dat wel, maar iets is niet noodzakelijkerwijs zo omdat een vrouw erin gelooft. Hou dat in gedachten.’
‘Dat doe ik.’ Perijn meende de man te begrijpen. Faile had altijd een vluchtige ontmoeting met de waarheid. Nooit in belangrijke zaken, of liever, in zaken die zij als belangrijk beschouwde, maar wanneer ze beloofde iets tegen haar zin te doen, slaagde ze er altijd in voor zichzelf een gaatje open te houden, waar ze zich doorheen kon wurmen, zodat ze zich naar de letter aan haar belofte hield en tegelijk mooi haar eigen zin deed. Wat hij niet begreep was wat dat met Failes moeder te maken had.
Het was een lange wandeling door het paleis, langs zuilenrijen en vele trappen op. Er leken weinig Saldeanen te zijn, maar vrij veel Aielmannen en Speervrouwen, en bovendien de in rood en wit gestoken bedienden, die een buiging of een knix maakten, en mannen en vrouwen in net zulke witte kledij als de mensen die de paarden hadden overgenomen. De laatsten haastten zich met dienbladen, armen vol handdoeken en met neergeslagen ogen verder, en leken nergens op te letten. Geschokt besefte Perijn dat een aantal van hen ook die scharlakenrode hoofdband droeg, zoals veel Aielmannen. Dat moesten ook Aiel zijn. Iets anders kleins viel hem eveneens op. Er waren evenveel Aiel mét zo’n hoofdband als zonder, maar geen enkele Speervrouw. Gaul had hem wat dingen over de Aiel verteld, maar de hoofdbanden nooit vermeld.
Hij en Bashere gingen een kamer binnen vol stoelen met ingelegd ivoor en kleine tafeltjes op een tapijt met figuren. Perijns oren vingen het gedempte geluid op van harde vrouwenstemmen in een andere kamer. Hij kon door de dikke deur de woorden niet verstaan, maar wist wel dat een van de stemmen aan Faile toebehoorde. Opeens hoorde hij een klap, bijna meteen gevolgd door een tweede, en hij kromp ineen. Alleen een doorgebakken wolkop bemoeide zich met een ruzie tussen zijn vrouw en haar moeder. Uit ervaring wist hij dat ze zich uiteindelijk allebei op die dwaas stortten – en hij wist heel goed dat Faile het gewoonlijk best voor zichzelf kon opnemen. Daarentegen had hij ook sterke vrouwen gekend die soms al moeder of grootmoeder waren, maar zich niet verzetten als hun eigen moeder hen als een klein kind behandelde.
Hij trok zijn schouders op en beende op de tussendeur af, maar Bashere was hem voor, aankloppend met zijn knokkels, alsof hij alle tijd van de wereld had. Bashere kon natuurlijk niet horen wat volgens Perijn twee katten in een zak waren. Twee razende katten. Basheres geklop onderbrak het gekift, alsof een mes het doorsneed. ‘Kom binnen,’ zei een beheerste stem luid.
Perijn kon nog net voorkomen dat hij Bashere opzij duwde en eenmaal binnen zochten zijn ogen meteen bezorgd naar Faile, die in een brede leunstoel zat op een plek waar het licht door de ramen wat minder scherp was. Het tapijt hier was hoofdzakelijk rood, waardoor hij aan bloed moest denken en een van de twee wandkleden toonde een vrouw te paard die met een speer een luipaard doodde. Het andere gaf een beeld van een hevige strijd rond een banier met de Witte Leeuw. Ze rook heel verward en hij kon de gevoelens niet goed scheiden. Op haar linkerwang stond een rode handafdruk, maar ze glimlachte hem zwakjes toe.
Failes moeder deed hem met de ogen knipperen. Vanwege Basheres gepraat over duiven had hij een breekbare vrouw verwacht, maar vrouwe Deira was een paar duim langer dan haar man en ze was... statig. Niet zo groot als vrouw – Lohan, die mollig was, of als Daise Kongar, die eruitzag of ze de smidsmoker kon overnemen. Ze was weelderig, wat een man zeker niet van zijn schoonmoeder zou mogen denken, en hij zag aan wie Faile haar schoonheid te danken had. Failes gezicht was haar moeders gezicht, zonder het wit in het donkere haar rond de slapen. Als Faile er op die leeftijd zo uit zou zien, was hij een heel fortuinlijk man. Aan de andere kant gaf de forse neus vrouwe Deira het uiterlijk van een adelaar, terwijl ze haar donkere, schuin staande ogen op hem richtte. Een adelaar met een felle blik die zich gereedhield óm haar klauwen in een bijzonder onschuldig konijntje te begraven. Ze rook naar woede en verachting. De echte verrassing was echter de rode handafdruk op haar gezicht.
‘Vader, we spraken net over je,’ zei Faile met een beminnelijke glimlach, naar hem toezwevend en zijn handen grijpend. Ze drukte een kus op beide wangen en Perijn voelde zich opeens even stekelig. Een vader verdiende dat alles niet, wanneer vlak naast hem de echtgenoot stond. Maar hij mocht het met een glimlachje doen. ‘Moet ik dan wegrijden en me verbergen, Zarine?’ grinnikte Bashere. O, het klonk heel genoeglijk. De man leek niet eens te zien dat zijn vrouw en dochter elkaar hadden geslagen!
‘Ze geeft de voorkeur aan Faile, Davram,’ zei vrouwe Deira verstrooid. Met de armen over elkaar onder die overvloedige boezem nam ze Perijn openlijk van zijn kruin tot zijn kleine tenen op. Hij hoorde Faile tegen haar vader fluisteren dat het nu op hém aankwam.
Perijn nam aan dat het zo was, als zij en haar moeder tot slaan waren overgegaan. Hij rechtte zijn schouders en bereidde zich voor om vrouwe Deira te vertellen dat hij even zacht met Faile zou omgaan als met een pasgeboren poesje en dat hijzelf zich zo mak als een lammetje zou gedragen. Dat laatste was natuurlijk een leugen, want Faile zou een makke echtgenoot aan het spit rijgen en hem in een schaal op tafel zetten, maar de vrede moest bewaard blijven. Bovendien probeerde hij echt zacht voor haar te zijn. Misschien kwam het door vrouwe Deira dat Bashere het had over zacht optreden. Bij zo’n vrouw zou geen enkele man iets anders durven.
Voor hij kon beginnen zei Failes moeder: ‘Gele ogen maken nog geen wolf. Ben je sterk genoeg om mijn dochter aan te kunnen, jongeman? Uit wat ze mij vertelt ben je een doetje. Geef je toe aan al haar grillen en draait ze jou om haar vinger wanneer ze kattenbak wil spelen?’ Perijn keek haar met grote ogen aan. Bashere had Failes stoel genomen en tuurde uitvoerig naar zijn laarzen, waarvan hij de een op de punt van de ander had geplaatst. Faile, gezeten op de brede armleuning naast haar vader, keek haar moeder met een verontwaardigde frons aan en schonk toen Perijn een glimlach met al het vertrouwen dat ze had getoond toen ze hem bij Rhand had gezegd voor zichzelf op te komen.
‘Ik denk niet dat ze me om haar pink draait,’ zei hij behoedzaam. Ze probeerde het wel, dat was waar, maar hij dacht niet dat het ooit zover was gekomen. Behalve zo nu en dan, om haar een pleziertje te doen. Vrouwe Deira’s gesnuif sprak boekdelen. ‘Zwakkelingen denken dat altijd. Een vrouw wil een sterke man, sterker dan zij is. Hier.’ Haar vinger porde zo hard tegen zijn borst dat hij gromde. ‘Ik zal nooit die eerste keer vergeten dat Davram me in mijn nekvel greep en me bewees dat hij de sterkste was. Het was prachtig!’ Perijn knipperde met zijn ogen; dat plaatje kon hij zich gewoon niet voorstellen. ‘Als een vrouw sterker is dan haar man zal ze hem weldra minachten. Zij heeft dan de keus: ofwel hem overheersen, ofwel zichzelf kleiner maken zodat ze hem niet kleineert. Als de echtgenoot echter sterk genoeg is’ – opnieuw porde ze in hem, nog harder – ‘kan ze even sterk zijn als hij, kan ze even sterk worden als hij. Je zult Faile moeten bewijzen dat je sterk bent.’ Weer een stevige por, zelfs nog harder. ‘De vrouwen van onze familie zijn luipaarden. Als je haar niet kunt africhten om op jouw bevel te jagen, zal Faile je klein snoeien wat je dan ook verdient. Ben je sterk genoeg?’ Deze keer porde haar vinger Perijn een stap naar achter. ‘Wilt u daarmee ophouden?’ gromde hij. Hij bedwong zich om over zijn borst te wrijven. Faile bood geen enkele hulp en glimlachte hem slechts bemoedigend toe. Bashere zat hem met samengeknepen lippen en een opgetrokken wenkbrauw op te nemen. ‘Als ik haar soms haar zin geef, komt dat doordat ik dat wil. Ik wil haar glimlach zien. Als u verwacht dat ik over haar heen stamp, kunt u dat vergeten.’ Misschien had hij het daarmee verloren. Failes moeder begon hem hoogst vreemd aan te kijken en haar geur was zo warrig dat hij er niets uit opmaakte, hoewel er nog boosheid in zat en ijzig misnoegen. Een goede indruk of niet, hij had er genoeg van om te zeggen wat Bashere en zijn vrouw wilden horen, ik hou van haar en zij houdt van mij; dat is wat mij betreft het enige en alles.’