‘Minstens zes,’ zei ze met een echt sluwe grijns. ‘Perijn, ze blijft over onze schouders meekijken, tenzij ik kan vertellen dat ze de eerste weldra mag verwachten en ik dacht zo: als het je ooit nog lukt de laatste knoopjes los...’ Na maanden van trouwen bloosde ze nog steeds, maar de grijns verdween zeker niet. ‘De aanwezigheid van een echt bed na zoveel weken maakt me even hitsig als een boerenmeid tijdens de oogst.’
Soms vroeg hij zich van alles af over die Saldeaanse boerenmeisjes die ze altijd noemde. Blozen of niet, als ze even hitsig waren als Faile, wanneer hij en zij alleen waren, werd er in Saldea nooit geoogst. Hij trok nog twee knopen stuk om haar gewaad open te krijgen en ze gaf er niets om. Ze flikte het zelfs om zijn hemd kapot te scheuren.
Demira merkte verrast dat ze haar ogen kon openen, was verbaasd dat ze in het bed lag van haar eigen kamer in De Rozenkroon, Ze verwachtte dood te zijn, niet uitgekleed onder een linnen laken te liggen. Stevan zat op een kruk aan het voeteneind en slaagde erin zowel opgelucht, bezorgd als streng te kijken. Haar slanke Cairhiense zwaardhand was een hoofd kleiner dan zij en bijna twintig jaar jonger ondanks al het grijs bij zijn slapen, maar soms gedroeg hij zich als haar vader. Hij zou zeker voor de zoveelste keer zeggen dat ze niet voor zichzelf kon zorgen zonder dat hij haar hand vasthield. Ze vreesde niet onterecht dat dit voorval hem veel voordeel zou bieden in de strijd van de komende maanden. Merana stond ernstig kijkend naast haar bed, Berenicia aan de andere kant. De gezette Gele zuster keek altijd ernstig, maar nu zelfs door en door somber.
‘Hoe?’ bracht Demira zwakjes uit. Licht, wat voelde ze zich zwak. Het kwam door helen. Haar armen boven het laken tillen kostte al veel moeite. Ze moest bijna dood zijn geweest. Heling liet geen littekens achter, maar de herinnering en haar zwakte waren ruim voldoende. ‘Er kwam een man de gelagkamer binnen,’ zei Stevan, ‘en die bestelde een biertje. Hij zei gezien te hebben hoe Aiel een Aes Sedai volgden – hij beschreef jou heel precies – en dat ze zeiden jou te gaan doden. Zodra hij was uitgesproken, voelde ik...’ Hij grijnsde somber. ‘Stevan vroeg me mee te gaan,’ zei Berenicia. ‘Hij sleurde me bijna mee, en we hebben het hele stuk gehold. Om je de waarheid te zeggen: totdat je net je ogen opendeed, wist ik niet of we op tijd waren gekomen.’
‘Natuurlijk maakte het allemaal deel uit van dezelfde val,’ merkte Merana vlak op, ‘van dezelfde waarschuwing. Die Aiel en de man hier. Jammer dat we hem lieten gaan, maar we waren zo bezorgd over jou dat het hem lukte weg te glippen voor iemand eraan dacht hem vast te houden.’
Demira had aan Milam liggen denken. In hoeverre zou dit alles haar zoektocht in de librije beïnvloeden en hoe lang zou het duren voor Stevan weer gekalmeerd was? Wat Merana zei drong eigenlijk niet echt door, afgezien van het laatste. ‘Hem vasthouden? Een waarschuwing? Waar heb je het over, Merana?’ Berenicia mompelde iets over alleen begrip van dingen die in boeken werden geschreven. Soms had Berenicia een vlijmscherpe tong.
‘Heb je na onze aankomst hier ooit iemand voor een drankje de gelagkamer zien binnenkomen, Deira?’ vroeg Merana geduldig. Dat was waar, dat had ze niet gezien. Een of twee Aes Sedai maakten weinig verschil voor de omzet van een herberg in Caemlin, maar negen was een andere zaak. Vrouw Kinsonijn had het kortgeleden nog hardop uitgesproken. ‘Dus was de bedoeling jullie te laten weten dat de Aiel mij hadden gedood, of misschien dat ik gevonden diende te worden voor ik stierf.’ Ze had zich net herinnerd wat die kerel met dat boevengezicht haar had toegegromd. ‘Ze vertelden mij tegen jullie te zeggen uit de buurt van Altor te blijven. Met deze woorden: “Zeg tegen de andere feeksen van de Herrezen Draak weg te blijven.” Als ik dood was, had ik die boodschap toch moeilijk kunnen doorgeven, niet? Waar zitten mijn wonden?’
Stevan bewoog op zijn kruk en schoot een gepijnigde blik op haar af. ‘Beide steken misten het orgaan waardoor je ter plekke zou zijn gestorven, maar je verloor zoveel bloed...’
‘Wat moeten we nu?’ onderbrak Demira hem voor hij kon beginnen over hoe dom ze was geweest zich op die manier te laten vangen. Ze keek Merana vragend aan.
‘Ik zeg dat we de Aiel moeten vinden die hiervoor verantwoordelijk zijn,’ zei Berenicia vastberaden, ‘en hen als voorbeeld stellen.’ Ze kwam uit de Grensvenen van Shienar en overvallen van de Aiel kende ze uit haar kindertijd. ‘Seonid is het met me eens.’
‘O nee,’ sprak Demira haar tegen, ik wil mijn eerste kans op een studie van de Aiel niet verknoeien. Ze zeggen nu al amper twee woorden. Het was per slot van rekening mijn bloed. Bovendien, als die man die jullie waarschuwde ook een Aiel was, lijkt het me waarschijnlijk dat ze op bevel handelden en ik denk dat er maar één man in Caemlin is die de Aiel kan bevelen.’
‘De anderen zijn het met je eens, Demira’ zei Merana terwijl ze Berenicia ferm aankeek, ik wil geen gezeur over verspilde tijd en moeite om tussen honderden andere honden die ene troep te vinden, terwijl de man die hen op jacht heeft gestuurd grijnzend rondloopt.’ Berenicia stribbelde nog wat tegen voor ze het hoofd boog, maar dat deed ze altijd.
‘We moeten Altor minstens tonen dat hij Aes Sedai niet op deze manier kan behandelen,’ zei Berenicia scherp. Een blik van Merana deed haar toon matigen hoewel ze niet al te blij keek. ‘Maar niet zo scherp dat we daarmee onze eigen plannen dwarsbomen natuurlijk.’ Demira legde haar vingertoppen tegen de lippen en zuchtte. Ze voelde zich echt zwak. ik bedenk opeens wat. Als we hem openlijk beschuldigen van wat hij heeft gedaan, zal hij het natuurlijk ontkennen en we hebben geen bewijs dat we hem in het gezicht kunnen slingeren. Niet alleen dat, het kan best onverstandig zijn als dit bekend wordt. Dan voelt hij zich vrij om op jacht te gaan naar Aes Sedai alsof het konijnen zijn.’ Merana en Berenicia keken elkaar aan en knikten, een en al instemming. De arme Stevan fronste woedend. Hij had nooit iemand zomaar laten gaan wanneer haar kwaad was geschied. ‘Zou het niet beter zijn niets te zeggen? Dan zal hij zeker gaan piekeren en zweten over waarom we niets zeggen. Over wat we van plan zijn en zo. Ik weet niet hoeveel we kunnen doen, maar we kunnen er wel voor zorgen dat hij wat argwanend wordt.’
‘Een goed punt,’ zei Verin in de deuropening. ‘Altor moet eerbied hebben voor Aes Sedai, anders valt er met hem niet te werken.’ Ze gebaarde Stevan weg te gaan, die natuurlijk eerst op Demira’s knikje wachtte, en nam zijn kruk. ‘Aangezien jij het doelwit was, dacht ik...’ Ze keek Merana en Berenicia fronsend aan. ‘Kunnen jullie niet gaan zitten. Ik krijg kramp in mijn nek van het omhoogkijken.’ Verin praatte alweer door, terwijl ze de enige stoel en de andere kruk erbij haalden. ‘Aangezien jij het doelwit was, Demira, moet jij beslissen welk lesje meester Altor dient te leren. En je lijkt me al een begin te hebben gemaakt.’
‘Ik vind...’ begon Merana, maar Verin onderbrak haar. ‘Straks, Merana. Demira mag als eerste iets voorstellen.’
Demira snakte naar adem, terwijl ze op de ontploffing wachtte. Merana leek het altijd prettig te vinden als haar beslissingen door Verin werden goedgekeurd, wat in deze omstandigheden wel onhandig, maar best begrijpelijk was. Dit was echter voor het eerst dat Verin de leiding had overgenomen. In het bijzijn van anderen, tenminste. Merana staarde Verin echter kort aan, perste haar lippen op elkaar en boog toen het hoofd. Demira vroeg zich af of dit betekende dat Merana nu het gezantschap onder leiding van Verin zou stellen. Er leek weinig anders op te zitten. Alle ogen richtten zich afwachtend op Demira. Vooral die van Verin waren doordringend.
‘Als we willen dat hij zich zorgen maakt over onze plannen, stel ik voor dat vandaag niemand naar het paleis gaat. Misschien zonder verdere uitleg of, als dat al te fors is, met een boodschap die hij doorziet.’ Merana knikte. Zoals de zaak er nu voor stond, was het belangrijker dat Verin ook knikte. Demira besloot een stapje verder te gaan. ‘Misschien moeten we enige dagen niemand sturen, zodat hij wat mag broeden. Als we dan Min in de gaten houden, komen we volgens mij zeker te weten of hij het kookpunt al nadert en dan...’ Water ook besloten zou worden, ze wilde erbij betrokken blijven. Het was tenslotte haar bloed geweest, en het Licht mocht weten hoe lang ze haar onderzoek in de librije nu moest uitstellen. Dat laatste was al reden genoeg om Altor een lesje te leren, nu hij blijkbaar was vergeten dat hij Aes Sedai tegenover zich had.