Выбрать главу

Rhand voelde hoe Lews Therin naar saidin reikte, de angreaal aanraakte, maar Rhand greep het zelf goed beet en hield die woeste stroom van vuur en ijs, vuil en zoetheid even stevig vast als de halve Seanchaanse speer.

Zeven, mompelde Lews Therin duister. Ik heb er drie gezegd en er komen er zeven. Ik moet oppassen. Ja. Oppassen. Drie, had ik gezegd, snauwde Rhand terug. Ik! Rhand Altor! Lews Therin zweeg, maar begon vervolgens in de verte opnieuw te mompelen.

Vrouwe Harfor keek van Rhand naar de zeven vrouwen in de stola’s met franje en besloot dat ze hier niet tussen wilde staan. De Aes Sedai kregen van haar de eerste knix, Rhand de tweede, en vervolgens liep ze gespeeld kalm weg en stelde zich naast de deur op. Nadat de Aes Sedai echter waren binnengestapt en naast elkaar een rij hadden gevormd, glipte ze achter hen redelijk haastig weg. Bij elk bezoek had Merana andere Aes Sedai meegenomen en Rhand herkende ze op één na allemaal. Vanaf Faeldrin Harella rechts, haar donkere haar in vele smalle vlechtjes waarin felgekleurde kralen waren gevlochten, tot de stevige Valinde Nathenos links, met haar stola met witte franje over haar witte gewaad. Ze droegen allemaal hun Ajah-kleuren. Hij wist wie de voor hem onbekende vrouw moest zijn. Die licht gebruinde huid van de slanke, knappe vrouw in geelbruine zijde was van Demira Erif, de Bruine zuster die volgens Mins verslag bedlegerig was geweest. Nu stond ze echter in het midden, één stap voor de anderen, terwijl Merana tussen Faeldrin en de gezette Rafel Cindal met haar vollemaansgezicht stond. De laatste zag er vandaag nog ernstiger uit dan toen hij haar zes dagen geleden samen met Merana had gezien. Ze keken allemaal heel ernstig. Ze bleven een tel staan, staarden hem onbewogen aan en negeerden de Aiel. Daarna gleden ze naar voren, eerst Demira, vervolgens Seonid en Rafela, ten slotte Merana en Masuri, zodat ze een recht naar Rhand wijzende pijlpunt vormden. Hij had de zwakke kriebel op zijn huid niet nodig om te weten dat ze saidar hadden omhelsd. Met elke stap leek iedere vrouw aanzienlijk groter dan daarvoor. Ze denken indruk op me te maken met de Spiegel der Nevelenf Lews Therins ongelovige lach ging over in idioot gegiechel. Rhand had de uitleg van de man niet nodig; hij had Moiraine bij een stadspoort in Baerlon hetzelfde zien doen. Asmodean had het de Spiegel der Nevelen genoemd, maar ook droombeeld.

Melaine schikte geërgerd onder luid gesnuif haar omslagdoek goed, maar Bael keek opeens of hij in zijn eentje een aanval van honderden moest tegenhouden. Hij was van plan stand te houden maar verwachtte er eigenlijk niets goeds van. Ook enkele Speervrouwen bewogen zich, tot Nandera hen over haar sluier giftig aankeek, waarmee tevens een eind kwam aan het zachte geluid van schuifelende Aielvoeten achter de pilaren.

Demira Erif nam het woord en daarbij was hoorbaar geleiding betrokken. Ze schreeuwde niet, maar haar stem vulde de grote zaal en leek overal vandaan te komen, in deze omstandigheden werd besloten dat ik voor allen zou spreken. Wij zijn niet van plan u vandaag kwaad te doen, maar de beperkingen die wij eerder hebben aanvaard, opdat u zich veilig zou voelen, dienen we nu af te wijzen. Het is duidelijk dat u nooit de achting hebt geleerd die Aes Sedai verschuldigd is. U dient die nu te leren. Dientengevolge zullen wij naar eigen believen komen en gaan met slechts deze door onszélf gestelde regeclass="underline" wij zullen u in de toekomst eerst inlichten wanneer wij met u wensen te spreken. Uw Aielwaarnemers rond onze herberg dienen te verdwijnen en niemand zal ons in het oog houden of ons volgen. Elke toekomstige kleinering van onze waardigheid zal bestraft worden, hoewel zij die gestraft dienen te worden, kinderen zijn, waardoor u verantwoordelijk bent voor hun leed. Zo moet het zijn. Zo zal het zijn. Weet dat wij Aes Sedai zijn.’

Terwijl de lange pijlpunt voor de troon bleef staan, merkte Rhand dat Melaine fronsend een blik op hem wierp om te zien of hij onder de indruk was. Als hij niet enig idee had gehad van wat er gaande was, zou hij het zijn geweest. Hij wist niet eens zeker of hij het toch wel was. De zeven Aes Sedai rezen tweemaal zo hoog op als Loial, misschien wel hoger. Hun hoofden waren halverwege het tongewelf met de gebrandschilderde ramen. Demira keek op hem neer, koel en gevoelloos, alsof ze overwoog hem met één hand op te pakken, iets waarvoor ze zeker groot genoeg leek.

Rhand dwong zich gemakkelijk tegen de stoelrug te gaan zitten, en zijn mond verstrakte toen hij besefte dat het wat moeite kostte. Lews Therin knerpte en krijste, maar in de verte, iets over niet wachten en nu toeslaan. Ze had bepaalde woorden nadruk gegeven, alsof hij de betekenis diende te begrijpen. Deze omstandigheden? Welke dan? Ze hadden de beperkingen eerder wel geslikt, waarom betekenden ze nu opeens een kleinering van hun waardigheid? Waarom hadden ze opeens besloten zijn behoefte aan veiligheid in het geheel niet ter wille te zijn, maar spraken ze zo dreigend? ‘De gezanten van de Toren in Cairhien aanvaardden dezelfde beperkingen als jullie en leken niet beledigd.’ Nou ja, niet zo erg tenminste, in plaats van vage dreigementen bieden ze geschenken aan.’

‘Zij zijn niet wij. Zij zijn niet hier. Wij gaan u niet kopen.’ De verachting in Demira’s stem stak en Rhands knokkels deden pijn van zijn greep op de Drakenstaf. Zijn boosheid was een spiegelbeeld van die van Lews Therin en opeens besefte hij dat de man verwoed probeerde de Bron te bereiken.

Bloedvuur! dacht Rhand. Hij wilde de Aes Sedai afschermen, maar Lews Therin zei iets, hijgend, bijna in paniek. Niet sterk genoeg. Zelfs met de angreaal niet sterk genoeg, niet om er zeven te bedwingen. Dwaas! Je hebt te lang gewacht! Te gevaarlijk! Iemand afschermen kostte behoorlijk veel kracht. Mét de angreaal kon Rhand zeker zeven schilden maken, zelfs nu ze reeds saidar omhelsden, maar als er ook maar één dat schild verbrak... Of nog meer... Hij wilde indruk met zijn kracht maken, niet de kans bieden die te overwinnen. Er was echter nog een andere manier. Hij weefde Geest, Vuur en Aarde op dezelfde manier en sloeg toe, bijna alsof hij hen wilde afschermen.

Hun Spiegel der Nevelen verbrijzelde. Opeens stonden er weer zeven gewone vrouwen voor hem verstomd te kijken. De schok verdween echter in een oogwenk achter een masker van Aes Sedai-rust. ‘U hebt onze eisen vernomen,’ zei Demira met een gewone stem, maar wel bevelend, alsof er helemaal niets was gebeurd. ‘Wij verwachten dat ze worden ingewilligd.’

Rhand keek onwillekeurig met grote ogen. Wat moest hij doen om hun te tonen dat hij geen speelpop wilde zijn? Saidin kolkte in hem op, een ziedende razernij, die hij niet durfde los te laten. Lews Therin was nu waanzinnig aan het krijsen en probeerde de Bron uit zijn greep te rukken. Hij kon alleen maar vasthouden. Langzaam stond hij op. Door de verhoging stak hij ver boven hen uit. Zeven onverstoorbare Aes Sedai-gezichten keken naar hem op. ‘De beperkingen blijven,’ zei hij kalm. ‘Er komt nog een eis van mijzelf bij. Van nu af verwacht ik de achting te zien die ik van u dien te ontvangen. Ik ben de Herrezen Draak. U kunt nu gaan. De ontvangst is afgelopen.’ Ze bleven misschien wel tien tellen staan kijken, knipperden niet eens met hun ogen, alsof ze wilden tonen dat ze op zijn bevel nog geen pink zouden verroeren. Toen draaide Demira zich zonder één knikje van haar hoofd om. Ze liep langs Seonid en Rafela die zich achter haar aansloten, waarna de anderen volgden. Allen gleden soepel en ongehaast over de rode en witte tegels de grote zaal uit. Rhand stapte van de verhoging zodra ze in de gang waren verdwenen. ‘De Car’a’carn heeft hen goed aangepakt,’ zei Melaine, zo luid dat het in elke hoek te horen was. ‘Men dient ze bij de lurven te pakken en hun dient eer te worden bijgebracht tot ze erom smeken.’ Bael slaagde er niet geheel in zijn verontrusting te verbergen nu hij zo over Aes Sedai hoorde spreken.

‘Is dit wellicht ook een manier om Wijzen aan te pakken?’ vroeg Rhand die een glimlach wist op te brengen.