Выбрать главу

De andere vrouwen mompelden zonder aarzeling dat ze het ermee eens waren. Merana voelde zich koud worden. De afvaardiging viel niet uit elkaar; er was alleen nog stof over.

‘Ik...’ Haar stem stierf weg toen Bera’s ogen en die van Kiruna op haar vielen, evenals die van Masuri, Faeldrin en Rafela. Stof restte, haar gezag aan diggelen. ‘Jullie kunnen wellicht een Grijze nodig hebben,’ zei ze zwakjes. ‘Er zullen zeker besprekingen komen en...’ Opnieuw wist ze niet wat ze nog moest zeggen. Dit zou nóóit zijn gebeurd als de Toren één was geweest.

‘Goed dan,’ zei Bera eindelijk, maar op zo’n toon dat Merana al haar beheersing nodig had om geen vuurrode wangen van schaamte te krijgen.

‘Demira, jij zorgt dat die meisjes in Salidar komen,’ zei Kiruna. Merana bleef stil zitten. Ze hoopte dat de Zaal onderhand een Amyrlin had gekozen. Iemand die heel sterk was, zowel in de Ene Kracht als in haar hart. Er was een tweede Deane Aryman en een tweede Rashima, de krijgshaftige Amyrlin, nodig om de Aes Sedai weer te maken tot wat ze vroeger waren geweest. Ze hoopte met heel haar hart dat Alanna hen naar Altor kon leiden voor hij besloot Elaida te erkennen. Zelfs een tweede Rashima zou hen dan niet meer kunnen redden.

50

Doornen

Rhand bracht de rest van de dag in zijn vertrekken van het Zonnepaleis door, voornamelijk liggend op bed, een enorm meubel met vierkante zwart houten posten die dikker waren dan zijn dijen en zo lang gewreven dat het hout tussen de ingelegde ivoren driehoekjes diep donker glansde. Alsof dit hier een tegenstelling diende te vormen met al het goud in de voorkamer en de zitkamer, was alles van zwart hout en ivoor, zij het even rechthoekig.

Sulin schoot de kamer in en uit. Ze klopte zijn veren kussens op, legde een linnen laken over hem heen, onderwijl mopperend dat dekens op de vloer veel gezonder waren, en bracht hem muntthee waar hij niet om had gevraagd en vruchtenwijn die hij niet wilde, tot hij haar beval ermee op te houden. ‘Zoals mijn heer Draak beveelt,’ grauwde ze door een lieve glimlach heen. Ze maakte haar tweede volmaakte knix, maar beende wel naar buiten alsof ze dwars door de deur wilde stampen.

Min bleef ook bij hem. Ze zat op de matras en hield fronsend zijn hand vast, tot hij meende dat ze dacht dat hij op sterven lag. Ten slotte joeg hij ook haar weg, lang genoeg om een donkergrijze zijden kamerjas aan te schieten die hier altijd in de klerenkast klaar hing. Hij vond er ook iets anders, diep weggestopt. Een smal eenvoudig kistje met een fluit erin. Een geschenk van Thom Merrilin uit een tijd die een leven geleden leek. Hij ging bij een van de smalle hoge vensters zitten en probeerde wat. Het was zo lang geleden dat hij aanvankelijk meer schrille geluiden en veel stilte voortbracht dan wat anders. Die vreemde geluiden trokken Min weer aan.

‘Speel voor me,’ zei ze verheugd lachend, of misschien verbaasd. Natuurlijk zette ze zich op zijn knie, terwijl hij met weinig resultaat iets ten gehore probeerde te brengen wat in de verte op een herkenbaar deuntje leek. Op dat ogenblik kwamen de Wijzen bij hem binnenvallen: Amys, Bair, Sorilea en een tiental anderen. Min sprong zo snel op dat ze er een kleur van kreeg. Ze trok uitgebreid haar jas goed; iedereen zou kunnen denken dat ze een partij hadden geworsteld. Bair en Sorilea stonden al naast hem voor hij iets kon zeggen. ‘Kijk naar links,’ beval Sorilea. Ze duwde zijn ooglid omhoog en hield haar verweerde gezicht vlak bij het zijne. ‘Kijk naar rechts.’

‘Je hart klopt te snel,’ mompelde Bair die haar bottige vingers tegen zijn hals hield gedrukt.

Nadat hij door zijn knieën was gezakt, had Nandera blijkbaar een Speervrouw weggestuurd en vervolgens had Sorilea het legertje Wijzen dat het paleis in wilde stormen, uitgedund tot deze kleinere horde. Bovendien bleek dat iedereen, met of zonder Sorilea’s instemming, haar eigen kansen wilde krijgen bij de Car’a’carn. Nadat zij en Bair klaar waren, werd hun plaats ingenomen door Amys en Colinda, een magere vrouw met doordringende grijze ogen die de middelbare leeftijd nog niet had bereikt, maar een even sterke uitstraling bezat als Sorilea. Maar dat had Amys natuurlijk ook, eigenlijk alle Wijzen. Ze duwden in hem, porden, staarden en noemden hem koppig na zijn weigering op en neer te springen. Ze leken echt te denken dat hij dat zou doen.

Ze lieten Min niet links liggen. Terwijl ieder zich op haar beurt met hem bezighield, stonden de anderen om haar heen, en stelden honderden vragen over haar visioenen. Wat haar minstens heel grote ogen deed opzetten. Ze keek hen en Rhand aan, alsof ze zich afvroeg of iemand haar gedachten had gelezen. Amys en Bair legden het uit, want Melaine had het nieuws van haar twee dochters niet voor zich kunnen houden. Mins ogen konden na dat alles eigenlijk niet meer groter worden en dreigden uit haar hoofd te vallen. Zelfs Sorilea leek Melaines mening te delen dat Mins talent haar op gelijke voet met de Wijzen plaatste. Het waren echter Wijzen, zoals Aes Sedai altijd Aes Sedai bleven, en ze moest bijna alles even vaak herhalen als er vrouwen waren, omdat zij die zich op een gegeven ogenblik met hem bezighielden, zeker wilden weten niets gemist te hebben.

Nadat Sorilea en de anderen aarzelend hadden besloten dat hij slechts rust nodig had en hem hadden opgedragen zich daaraan te houden, vertrokken ze. Min maakte het zich weer gemakkelijk op zijn schoot. ‘Ze praten met elkaar in hun dromen?’ zei ze hoofdschuddend. ‘Dat lijkt me onmogelijk, het lijkt op iets uit een verhaal.’ Een frons rimpelde haar voorhoofd. ‘Hoe oud denk je dat Sorilea is? En die Colinda... Ik zag... Nee, dat heeft met jou niets te maken. Misschien ben ik bevangen door de hitte. Wanneer ik iets weet, wéét ik het ook. Het moet de hitte zijn.’ Een ondeugend lichtje verscheen in haar ogen, en ze boog zich langzaam naar hem toe, haar lippen tuitend als voor een kus. ‘Als je ze zo houdt,’ mompelde ze, terwijl ze bijna zijn lippen raakte, ‘lukt het misschien. Ik hoorde een stukje in dat laatste lied dat wat weg had van ‘De haan in de gomboom’.’ Het duurde even voor hij haar begreep, terwijl haar gezicht zijn hele gezichtsveld vulde, maar toen dat gebeurde, moest hij ontzettend gek hebben gekeken, want ze viel schaterend tegen zijn borst aan.

Enige tijd later kwam er een briefje van Coiren. Ze vroeg naar zijn welzijn, wenste hem een goede gezondheid toe en vroeg of zij en twee zusters door hem ontvangen konden worden. Ze bood Heling aan, indien hij dat wenste. Tijdens het lezen bewoog Lews Therin alsof hij uit zijn slaap ontwaakte, maar zijn vage ontevreden gemompel was niets vergeleken met de storm in Caemlin en hij leek weer in slaap te vallen, nadat Rhand de brief had neergelegd.

Het stond in schrille tegenstelling met het optreden van Merana. En het herinnerde hem eraan dat er in het Zonnepaleis ’s middags niets kon gebeuren of het was voor zonsondergang of nog eerder bij Coiren bekend. Hij stuurde een keurig bedankbriefje terug met een beleefde weigering. Uit of in bed, hij voelde zich nog moe en wilde fris en helder zijn bij een ontmoeting met Aes Sedai. Dat was een van de redenen.

In hetzelfde antwoord vroeg Rhand ook of Gawein hem wilde opzoeken. Hij had Elaynes broer maar eenmaal ontmoet, maar hij mocht de man. Gawein kwam echter niet en stuurde ook geen antwoord. Bedroefd bedacht Rhand dat Gawein de verhalen over zijn moeder moest geloven. Je mocht bij zoiets van een man eigenlijk niet verlangen er niet in te geloven. Hij voelde zich bij die gedachte zo grauw, dat zelfs Min leek te wanhopen of ze hem op kon vrolijken. Perijn en ook Loial wilden niet bij hem blijven als hij in die stemming verkeerde. Drie dagen later kwam er opnieuw een hoffelijk verzoek van Coiren, en een derde drie dagen daarna. Telkens verontschuldigde hij zich. Dat kwam gedeeltelijk door Alanna. Hij voelde haar nog vaag in de verte, maar ze kwam telkens dichterbij. Dat was niet verrassend. Hij wist zeker dat Merana Alanna als een van de zes zou uitkiezen. Hij was niet van plan Alanna dichter dan een span bij hem te laten komen, laat staan onder zijn ogen te laten komen, maar hij had gezegd dat hij hen net zo zou behandelen als Coirens groep en daar wilde hij zich aan houden. Dus diende Coiren voorlopig wat geduld te hebben. Bovendien had hij het druk, met van alles en nog wat. Een kort bezoek aan de school in Barthanes’ vroegere paleis duurde langer dan voorzien. Idrien Tarsin stond hem wederom bij de deur op te wachten om hem allerlei uitvindingen en ontdekkingen – vaak onbegrijpelijke – te tonen, en ook de winkels waar nieuwe ploegen, eggen en oogstapparaten stonden voor de verkoop. Het probleem echter was Herid Fel. Of wellicht Min. Fels gedachten dwaalden als altijd alle kanten op, zijn tong volgde, en hij vergat overduidelijk dat Min erbij was. Hij vergat haar heel vaak. Maar zodra Rhand de man weer op het juiste pad bracht, merkte Fel haar opeens op, alsof hij haar voor het eerst zag, en schrok hij. Voortdurend bleef hij zijn verontschuldigingen aanbieden voor de half opgerookte pijp die hij telkens vergat aan te steken, veegde steeds maar weer as van zijn dikke buik en kon niet van zijn dunne grijze haren afblijven. Min leek ervan te genieten, maar waarom ze er plezier in had dat een man haar vergat, wilde Rhand niet eens raden. Ze gaf Fel zelfs een kus op zijn hoofd, nadat Rhand en zij waren opgestaan, waardoor de man bij hun vertrek stokstijf achterbleef. En wat Fel had uitgezocht over de zegels op de kerker van de Duistere of de Laatste Slag hielp ook niet veel. De volgende dag kwam een berichtje dat op een afgescheurd hoekje perkament was gekrabbeld.