Выбрать главу

Rhand grijnsde. Heer van de Morgen was een titel van Lews Therin geweest, volgens bewaard gebleven resten van verhalen tenminste. Veel kennis was tijdens het Breken van de Wereld verloren gegaan. Nog meer was in de Trollok-oorlogen en later in de Oorlog van de Honderd Jaren in rook opgegaan, maar hier en daar waren nog verrassende feitjes bekend. Het verbaasde hem dat Weiramons gebruik van de titel geen krankzinnig gejammer van Lews Therin had veroorzaakt. Nu hij er goed over nadacht: Rhand had de stem niet meer gehoord, sinds hij hem had toegeschreeuwd. Voor zover hij wist, was het de eerste keer dat hij de stem in zijn hoofd rechtstreeks had toegesproken. De gevolgtrekkingen daarbij stuurden een rilling langs zijn ruggengraat.

‘Mijn heer Draak?’ Sunamon gebaarde wapperend met zijn vlezige handen. Hij probeerde schijnbaar niet naar de sjoefa om Rhands hoofd te kijken, is alles...’ Zijn woorden inslikkend dwong de man zich innemend te glimlachen. Aan een mogelijke krankzinnige vragen of alles in orde was, was misschien niet zo’n goed idee. ‘Wenst de heer Draak wat vruchtenwijn? Een klassewijn uit Lodanaille, gemengd met honingmeloen.’ Een magere Heer van het Land, gezworen aan Sunamon, een man die Estevan heette, met een harde kaak en nog hardere ogen, maakte een kort gebaar en een bediende schoot naar een gouden bokaal op een zijtafel tegen de tentwand die door een ander haastig werd volgeschonken.

‘Nee,’ zei Rhand en toen harder: ‘Nee.’ Hij gebaarde de bediende opzij te gaan zonder hem echt te zien. Had Lews Therin Telamon hem echt gehóórd? Op een of andere manier maakte dat alles nog erger. Hij wilde over die mogelijkheid nu niet nadenken, hij wilde er helemaal niet over nadenken. ‘Zodra Hyrne en Simaan hier zijn, staat bijna alles op de juiste plaats.’ Die twee Hoogheren zouden weldra aankomen. Ze waren een maand geleden uit Cairhien vertrokken met de laatste grote afdelingen Tyreense soldaten. Natuurlijk waren er kleinere groepen naar het zuiden onderweg; nog meer Cairhienin, ook meer Aiel. De stroom Aielkrijgers zou alles gereedmaken, ik wil nu zien hoe...’

Opeens besefte hij dat het in het paviljoen heel stil was geworden, muisstil, hoewel Torean wild de rest van zijn vruchtenwijn achterovergoot. Hij veegde zijn mond af en stak de bokaal uit voor meer wijn, maar de bedienden trachtten schijnbaar in de rood gestreepte wanden op te gaan. Sulin en de andere drie Speervrouwen stonden gespannen op hun tenen en hielden zich klaar voor de sluier. ‘Wat is er?’ vroeg hij kalm.

Weiramon aarzelde. ‘Simaan en Hyrne zijn naar Haddon Mirk getrokken. Ze komen niet.’ Torean griste een met goud bewerkte kan uit de handen van een bediende en vulde zijn bokaal, waarbij hij wijn op het tapijt morste.

‘En waarom zijn ze daarheen gegaan en niet hierheen gekomen?’ Rhands stem klonk niet harder. Hij wist het antwoord al. Hij had die twee – naast nog vijf andere Hoogheren – vooral naar Cairhien gestuurd om hen bezig te houden en samenzweringen te voorkomen. Bij de Cairhienin flitsten kwaadaardige glimlachjes op, de meeste half verborgen achter snel geheven bokalen. Semaradrid, de Cairhiener met de hoogste rang en kleurstippen op zijn jas tot onder zijn middel, toonde zijn spottende glimlach openlijk. De man had een lang gezicht, witte haren bij de slapen en donkere ogen die steen konden splijten. Hij bewoog stijf door wonden uit de burgeroorlog, en zijn gehink kwam voort uit een oorlog tegen Tyr. Hij werkte vooral met de Tyreners samen omdat het geen Aiel waren, zoals de voornaamste reden voor samenwerking bij de Tyreners was dat Cairhienin geen Aiel waren. Een landgenoot van Semaradrid antwoordde, een jonge heer die Meneril heette. Hij bezat half zoveel slippen als Semaradrid op zijn jas en zijn gezicht vertoonde een litteken van de burgeroorlog dat zijn linkermondhoek in een eeuwige honende glimlach optrok. ‘Verraad, mijn heer Draak. Verraad en opstand.’

Wellicht had Weiramon geaarzeld Rhand zoiets midden in het gezicht te zeggen, maar hij was niet van plan een buitenlander zijn woordvoerder te laten zijn. ‘Ja, opstand,’ zei hij gehaast met een boze blik op Meneril, en zijn gebruikelijke hooghartigheid keerde snel terug. ‘En zij niet alleen, mijn heer Draak. Hoogheren Darlin, Tedosian en Hoogvrouwe Estanda zijn er ook bij betrokken. Mijn ziel moge branden, maar ze hebben allen hun naam onder een brief van openlijke ongehoorzaamheid geplaatst! Blijkbaar hebben ook zo’n twintig of dertig edelen van lagere stand zich bij hen gevoegd, hoewel sommigen wéinig meer zijn dan omhooggevallen boeren. Lichtvervloekte dwazen.’ Rhand voelde bijna bewondering voor Darlin. De man had hem vanaf het begin openlijk tegenstand geboden, was de Steen bij de val ontvlucht en had geprobeerd de Huizen tot verzet aan te sporen. Tedosian en Estanda waren anders. Net als Hyrne en Simaan hadden ze gebogen en geglimlacht, hem heer Draak genoemd en achter zijn rug plannetjes gesmeed. Zo werd zijn verdraagzaamheid terugbetaald. Geen wonder dat Torean vruchtenwijn over zijn witharige baard morste. Hij was nauw verbonden met Tedosian, en ook met Hyrne en Simaan. ‘Ze hebben meer dan ongehoorzaamheid geuit,’ zei Tolmeran koeltjes. ‘Ze hebben geschreven dat u een valse Draak bent, dat de val van de Steen en uw trekken van het Onberoerbare Zwaard een of ander Aes Sedai-kunstje was.’ Er klonk iets vragends in zijn woorden door. Hij was er die nacht dat de burcht in Rhands handen viel, niet bij geweest. ‘En wat geloof jij, Tolmeran?’ Het was een aanlokkelijke bewering in een land waar geleiden wettelijk verboden was voordat Rhand die wet veranderde. In het land waar de Steen van Tyr bijna drieduizend jaar hoog en onneembaar was opgerezen, tot Rhand hem innam, waren de Aes Sedai er op zijn best gedoogd. Het was een bekende uitspraak. Rhand vroeg zich af of hij Witmantels zou tegenkomen, wanneer deze opstandelingen in de boeien werden geslagen. Hij dacht dat Pedron Nial daarvoor wel te slim zou zijn.

‘Ik denk dat u Callandor hebt getrokken,’ zei de magere man een ogenblik later, ik denk dat u de Herrezen Draak bent.’ Beide keren legde hij lichte nadruk op het woord ‘denk’. Tolmeran was moedig. Estevan knikte, langzaam maar hij deed het. Ook een dappere man. Ze stelden echter niet de voor de hand liggende vraag of Rhand de opstandelingen vernietigd wenste te zien. Rhand was niet verbaasd. Op de eerste plaats was Haddon Mirk geen gemakkelijke plek om iemand op te sporen en te verslaan. Het gebied was een uitgestrekt dicht oerwoud zonder dorpen, wegen of zelfs paden. In het ruwe bergachtige terrein langs de noordelijkste grens kon een man met enig geluk een handvol spannen op een lange dag afleggen en konden legers heen en weer trekken tot hun voorraden waren uitgeput zonder elkaar tegen te komen. Misschien was het nog belangrijker dat de man die de vraag stelde de verdenking op zich laadde dat hij zich tot aanvoerder van die afstraffingstocht opwierp. Een vrijwilliger kon ervan verdacht worden dat hij zich liever bij Darlin aansloot in plaats van hem in de boeien te slaan. Tyreners speelden dan wel niet Daes Dae’mar, het Spel der Huizen, zoals de Cairhienin – dat stel las boekdelen in één blik en hoorde meer in een zin dan je er ooit in had willen leggen – maar desondanks smeedden ze hun eigen plannetjes en hielden ze elkaar achterdochtig in de gaten in de mening dat ieder ander ook plannetjes smeedde en rondloerde.

Toch kwam het Rhand momenteel beter uit om de opstandelingen te laten waar ze zaten. Iedereen moest zien dat al zijn aandacht op Illian was gericht. Maar ze mochten hem evenmin als slap beschouwen. Deze mannen zouden zich niet tegen hem keren, maar Laatste Slag of geen Laatste Slag, er waren slechts twee dingen die de Cairhienin en de Tyreners ervan weerhielden elkaar naar de strot te vliegen. Ze hadden toch liever te maken met elkaar dan met de Aiel, en ze vreesden de gramschap van de Herrezen Draak. Als ze die angst verloren, zouden ze nog voor je Jak van de Schaduw kon zeggen, proberen elkaar en de Aiel te doden.