Выбрать главу

De oproep van Shayol Ghul had geleid tot een waarschuwing van de Grote Heer. als je shaidar haran gehoorzaamt, gehoorzaam je mij. als je shaidar haran ongehoorzaam bent... Hoezeer die waarschuwing haar ook prikkelde, ze had geen behoefte aan meer. ‘Haar naam. Cabriana Mecandes. In zo’n korte tijd kon ik nauwelijks meer te weten komen.’ Hij gleed op die verwarrende manier door de gang, waarbij de diepzwarte mantel doodstil bleef hangen. Het ene moment was hij een standbeeld, tien pas verder, het volgende ogenblik boog hij zich dreigend over haar heen zodat ze de keus had om achteruit te wijken of haar hoofd te verdraaien om op te kijken naar dat doodse, witte, oogloze gezicht. Terugwijken was uitgesloten. ‘Je gaat haar helemaal ledigen, Semirhage. Je gaat haar zonder uitstel uitknijpen en gaat mij elk beetje vertellen wat je opvangt.’

‘Ik heb de Grote Heer beloofd dat ik dat zal doen,’ zei ze koud. Bloedeloze lippen vertrokken tot een glimlach. Dat was zijn enige antwoord. Hij draaide zich met een ruk om, beende weg door de schaduwen en was plotseling verdwenen.

Semirhage had graag geweten hoe de Myrddraal dat deed. Het had niets met de Kracht te maken, maar een Myrddraal kon op de grens van de schaduw, waar licht duisternis werd, plotseling ergens anders zijn, in een andere schaduw, ver weg. Lang geleden had Aginor er een honderdtal vergeefs beproefd, tot aan de vernietiging toe, om erachter te komen hoe ze het deden. De Myrddraal wisten het zelf niet; dat had zij bewezen.

Ineens besefte ze dat ze haar handen tegen haar maag had gedrukt, en dat die aanvoelde als een klomp ijs. Het was vele jaren geleden geweest dat iets haar angst had aangejaagd, behalve toen ze de Grote Heer aanschouwde in de Doemkrocht. De ijsklomp begon te smelten terwijl ze naar de andere kerkerdeur liep. Later zou ze die gevoelens onbewogen onderzoeken; Shaidar Haran mocht dan verschillen van elke andere Myrddraal, hij was nog steeds een Myrddraal.

Haar tweede slachtoffer hing, net als het eerste, in de lucht. Een gedrongen man met een vierkant gezicht, gekleed in een groene jas en broek die geschikt waren om in een woud ongezien te blijven. De helft van de gloeibollen hier flikkerden. Ze waren bijna kapot, dat ze het nog deden was werkelijk een wonder, maar Cabriana’s zwaardhand was eigenlijk onbelangrijk. Wat ze nodig had, voor welk doel dan ook, zat in het brein van de Aes Sedai, maar de Myrddraal was kennelijk opgedragen een Aes Sedai te vangen en in hun geest was een Aes Sedai onafscheidelijk van haar zwaardhand. Toch was het goed dat ze het gedaan hadden. Ze had nog nooit eerder de kans gehad om een van deze befaamde vechters te breken.

Zijn donkere ogen probeerden gaten in haar hoofd te branden toen ze zijn kleding en laarzen verwijderde en vernietigde, zoals ze bij Cabriana had gedaan. Hij was één behaarde massa van grote, harde spieren en littekens. Hij verblikte en verbloosde niet. Hij zweeg. Zijn verzet was anders dan dat van de vrouw. Dat van haar was krachtig en werd in je gezicht geslingerd, dat van hem was een kalme weigering om te breken. Hij kon weleens harder te kraken zijn dan zijn meesteres. In normale omstandigheden zou hij veel interessanter geweest zijn. Semirhage wachtte even en bestudeerde hem. Er was iets... Een verstrakking om mond en ogen. Alsof hij reeds pijn bevochten had. Natuurlijk. Die vreemde binding tussen Aes Sedai en zwaardhand. Merkwaardig dat deze eenvoudige lieden iets hadden ontwikkeld dat geen enkele Uitverkorene begreep, maar het was zo. Van het weinige dat ze ervan wist, begreep ze dat deze kerel iets voelde van wat de Aes Sedai onderging. Op een ander tijdstip zou dat belangwekkende mogelijkheden kunnen verschaffen. Nu betekende het slechts dat hij dacht dat hij wist wat hem te wachten stond.

‘Je eigenares zorgt niet al te best voor je,’ zei ze. ‘Als ze niet zo’n wilde was, hoefde jij geen lelijke littekens te hebben.’ Zijn gelaatsuitdrukking veranderde maar heel weinig. Iets minachtends. ‘Dus.’ Deze keer legde ze het net op de plezier-plekken en begon de prikkeling langzaam op te voeren. Hij was schrander. Hij vertrok zijn wenkbrauwen en schudde het hoofd. Toen vernauwden zijn ogen zich en hechtten zich aan haar vast als splinters donker ijs. Hij wist dat hij die opkomende golven van gelukzaligheid niet zou mogen voelen, en hoewel hij haar net niet kon zien, wist hij dat het haar werk moest zijn, dus spoorde hij zichzelf aan het te bevechten. Semirhage glimlachte bijna. Hij dacht kennelijk dat genot gemakkelijker te bevechten was dan pijn. Bij zeldzame gelegenheden had ze slachtoffers gebroken met niet meer dan dit. Het verschafte haar weinig vreugde, omdat ze daarna niet meer samenhangend konden denken, omdat ze alleen maar meer verrukking in hun geest verlangden. Maar het ging snel, en ze zouden zeker alles willen doen voor méér. Dat gebrek aan samenhang was de reden waarom ze het niet op de andere gevangene had toegepast; van haar had ze antwoorden nodig. Deze kerel zou het verschil gauw genoeg merken.

Verschil. Ze legde een nadenkende vinger tegen de lippen. Waarom verschilde Shaidar Haran van elke andere Myrddraal? Ze hield er niet van om iets ongerijmds te ontdekken wanneer alles in hun voordeel leek te verlopen. Een Myrddraal die boven de Uitverkorenen stond, al was het maar zo nu en dan, was meer dan iets ongerijmds. Altor was verblind, zijn aandacht was geheel op Sammael gericht. En Graendal vertelde Sammael net genoeg om te verhinderen dat hij door zijn trots alles verknoeide. Natuurlijk waren Graendal en Sammael bezig met plannen voor hun eigen voordeel, alleen of samen. Sammael was een hete sofar, met verwrongen vlakken, en Graendal viel ook moeilijk te peilen. Ze hadden nooit geleerd dat hun macht slechts van de Grote Heer kwam, die de macht uitdeelde naar keuze, om eigen redenen. Voor zijn grillen, dacht ze in de veiligheid van haar eigen hoofd. De verdwenen Uitverkorenen gaven meer problemen. Demandred hield vol dat ze dood moesten zijn, maar zij en Mesaana waren daar niet zo zeker van. Lanfir. Als er ergens gerechtigheid was, zou de tijd haar Lanfir geven. Die vrouw was altijd daar waar ze het minst werd verwacht, en ze gedroeg zich altijd alsof ze het recht had met haar vingers aan andermans plannen te komen, en altijd zocht ze een veilig heenkomen als dat haar opbrak. Moghedien. Die sloop ongezien rond, maar was nog nooit zo lang weggeweest zonder zich te vertonen, al was het maar om de rest te laten merken dat ook zij Uitverkoren was. Asmodean. Een verrader, en dus gedoemd, maar hij was echt verdwenen. En het bestaan van Shaidar Haran, tezamen met haar eigen opdrachten hier, herinnerde haar eraan dat de Grote Heer op zijn eigen manier aan zijn eigen doeleinden werkte.

De Uitverkorenen waren niet meer dan stukken op een bord; ze mochten dan Raadsheren en Bergpieken zijn, ze waren nog steeds stukken. Als de Grote Heer haar hier in het geheim had neergezet, kon hij dan ook niet Moghedien of Lanfir, of zelfs Asmodean verzetten? Was Shaidar Haran misschien gestuurd om bedekte bevelen te geven aan Graendal of Sammael? En waarom niet aan Demandred of Mesaana? Hun lastige verbintenis – als die met zo’n sterk woord omschreven mocht worden – had heel lang standgehouden, maar geen van beiden zou haar zeggen of ze geheime opdrachten van de Grote Heer hadden gekregen. Zijzelf zou de anderen ook nooit de opdracht onthullen die haar hier had gebracht, net zomin als het bevel dat ze Myrddraal en Trolloks naar de Steen van Tyr moest sturen om Sammaels mannen te bevechten.

Als de Grote Heer van plan was om Altor tot Nae’blis te verheffen, zou ze meteen voor hem knielen – en de gelegenheid afwachten hem in handen te krijgen. Onsterfelijkheid betekende dat je eindeloos kon afwachten. Er zouden altijd andere slachtoffers zijn om haar intussen te vermaken. Wat haar dwarszat, was Shaidar Haran. Zij was nooit meer dan een onverschillige tcheran-speler geweest, maar Shaidar Haran was een nieuw stuk op het bord, een stuk met onbekende kracht en een onbekend doel. Een gedurfde manier om de Hoge Raadsheer van je tegenstander te vangen en aan jouw kant te laten meespelen, was het opofferen van je eigen Bergpieken in een schijnaanval. Ze zou knielen als het nodig was, en zolang als nodig was, maar ze wilde niet opgeofferd worden.