Выбрать главу

Een vreemd gevoel in het net verbande verdere gedachten. Ze wierp een enkele blik op de gevangene en klikte geërgerd met haar tong. Zijn hoofd hing opzij en zijn kin was donker van bloed, omdat hij zijn tong had stukgebeten. Zijn ogen staarden en waren reeds troebel. Ze had niet opgelet, en ze had de prikkelingen te snel en te ver doorgevoerd. Met een ergernis die haar gezicht nimmer bereikte, hield ze op met geleiden. Het had geen zin om het brein van een lijk te prikkelen. Plotseling werd ze getroffen door een gedachte. Als de zwaardhand kon voelen wat de Aes Sedai kon voelen, was het omgekeerde dan ook het geval? Ze bekeek de littekens die het lichaam van de man sierden en dacht dat het beslist onmogelijk was. Zelfs deze domme dwazen zouden de binding gewijzigd hebben als die inhield dat ze gevoelens moesten delen. Niettemin liet ze het lijk achter en stapte haastig de gang door.

Het krijsen dat ze hoorde voor ze de deur naar de duisternis had geopend, liet haar een diepe zucht van opluchting slaken. Als ze de vrouw had gedood voor ze alles te weten was gekomen, had ze waarschijnlijk hier moeten wachten tot een andere Aes Sedai gevangen was genomen. Als het daarbij bleef.

Tussen de rauwe kreten klonken amper verstaanbare woorden, woorden die alle kracht van de ziel van het slachtoffer in zich hadden. ‘Alsjeblieft! O Licht! alsjeblieft...!’

Semirhage glimlachte vaag. Ze zou er uiteindelijk toch nog wat plezier aan kunnen beleven.

7

Een kwestie van denken

Elayne zat op haar matras haar haren te borstelen en beëindigde haar honderd slagen links. Ze stopte de borstel weg in haar kleine leren reistas en duwde die onder het smalle bed. Achter haar ogen voelde ze een doffe pijn, doordat ze de hele dag had besteed aan het geleiden om ter’angrealen te maken. Veel te vaak aan het probéren om ter’angrealen te maken. Nynaeve, die zich op de wankele kruk in evenwicht hield, was al een tijd klaar met het borstelen van haar haren die tot haar middel vielen. Ze legde de laatste hand aan een losse vlecht voor de nacht. Haar gezicht glinsterde van het zweet. De kleine kamer was verstikkend, zelfs met het enkele venster open. De maan hing laag aan een met sterren gevulde, zwarte hemel. Hun kaarsstompje gaf een zwak flakkerend licht. Er waren weinig kaarsen en lampolie in Salidar; niemand kreeg meer dan een beetje licht voor de nacht, tenzij je met pen en inkt moest werken. De kamer was echt benauwend, met weinig ruimte rond de kleine bedden. Hun meeste bezittingen waren opgeborgen in een stel met gebutst koper beslagen kisten. Kleren en mantels die ze nu zeker niet nodig hadden, hingen aan haken in de muur, waar slordige gaten in het gescheurde, vergeelde pleisterwerk het lattenwerk eronder lieten zien. Tussen de bedden was een klein wankel tafeltje geschoven en in de hoek stond een wrakkige wastafel met een witte kan en schaal, die een verbazingwekkend groot aantal afgeschilferde randen vertoonde. Zelfs Aanvaarden die vaak een schouderklopje kregen, werden niet verwend.

Een handvol verwelkte, blauwe en witte wilde bloemen – door het weer bedrogen laatbloeiers die er niet best uitzagen – stond in een gele vaas met een gebarsten hals tussen een paar bruine aardewerken kommen op de tafel. De enige andere kleur gaf een groen gestreepte zangmus in een rieten kooi. Elayne verzorgde de vogel met het gebroken vleugeltje. Ze had haar magere vaardigheid met Heling op een andere vogel uitgeprobeerd, maar zangvogels waren kennelijk te klein om de schok te overleven.

Niet klagen, zei ze streng tegen zichzelf. Aes Sedai hadden een iets beter verblijf, novices en dienaren wat minder, en Garet Brins mannen sliepen meestal op de grond. Wat je niet kunt veranderen, moet je verdragen. Lini placht dat de hele tijd te zeggen. Nou, Salidar telde weinig gemakken en geheel geen weelde. En ook geen koelte. Ze trok haar nachthemd aan de voorkant wat naar voren en blies. ‘We moeten er vóór hen zijn, Nynaeve. Je weet hoe ze zeuren als ze moeten wachten.’

Er was geen briesje te voelen, en de kurkdroge lucht leek het zweet uit elke porie te trekken. Er moest iets aan het weer gedaan kunnen worden. Maar dan zouden de windzoekers van het Zeevolk dat waarschijnlijk al gedaan hebben. Misschien kon ze iets bedenken, als de Aes Sedai haar maar tijd zonder die ter’angrealen gunden. Als Aanvaarde werd ze geacht overal te kunnen studeren, maar... Als ze dachten dat ik kon eten en tegelijk kon tonen hoe ter’angrealen gemaakt worden, zou ik helemaal geen tijd meer voor mezelf hebben. Daar zou morgen tenminste verandering in komen.

Nynaeve schoof naar het bed toe en speelde geërgerd met de a’dam-armband rond haar pols. Ze stond er altijd op dat een van hen de armband droeg, zelfs als ze sliepen, hoewel hij vreemde en onplezierige dromen veroorzaakte. Het was nauwelijks nodig: de a’dam hield Moghedien net zo goed in bedwang als die aan een haak hing, en bovendien deelde ze nog een echt miniem hokje met Birgitte. Birgitte was de beste bewaakster die je maar wensen kon. Moghedien begon al zowat te huilen als Birgitte haar wenkbrauwen fronste. Ze had de minste reden om Moghedien in leven te houden, de beste reden om haar dood te wensen, wat de vrouw maar al te goed wist. Vanavond zou de armband nog minder nut hebben. ‘Nynaeve, ze wachten.’

Nynaeve snoof luidruchtig – het ging haar niet goed af om op iemands wenken klaar te staan – maar ze nam een van de twee stenen ringen met vreemde vlakken van het nachttafeltje. Ze waren beide te groot voor een vinger. De ene was gestreept en gevlekt in blauw en bruin, de ander in blauw en rood, en beide waren gedraaid, zodat ze maar één rand hadden. Nynaeve maakte de leren veter rond haar hals los en hing de blauw-bruine ring naast een andere, van zwaar goud. Lans zegelring. Ze streelde de dikke gouden ring liefkozend voordat ze beide in de halsopening schoof.

Elayne pakte de blauw-rode ring op en bekeek hem nadenkend. De ringen waren ter’angrealen die ze had nagemaakt van een ring die nu in Siuans bezit was. Ondanks hun eenvoudige vorm waren ze ongelofelijk ingewikkeld. Als je met zo’n ring tegen je huid sliep, bracht hij je naar Tel’aran’rhiod, de Dromenwereld, een afspiegeling van de werkelijke wereld, misschien wel van alle werelden. Sommige Aes Sedai beweerden dat er vele werelden waren, alsof alle veranderingen van het Patroon tegelijk moesten bestaan, en dat al die werelden een nog veel groter Patroon vormden. Het belangrijkste was dat Tel’aran’rhiod deze wereld weerspiegelde en eigenschappen bezat die buitengewoon goed van pas kwamen. Vooral omdat, voor zover ze konden nagaan, degenen die in de Toren waren helemaal niet wisten hoe ze deze wereld konden betreden.

Geen van deze ringen werkte zo goed als de oorspronkelijke, maar ze werkten wel. Elayne werd er steeds beter in; van de vier pogingen om een nabootsing te maken was er slechts één mislukt. Dat was een veel beter gemiddelde dan met de dingen die ze vanuit niets maakte. Maar wat zou er gebeuren als een van haar mislukkingen erger deed dan niets te doen, of half te werken? Er waren Aes Sedai gesust terwijl ze ter’angrealen bestudeerden. Afgebrand, noemden ze dat als het per ongeluk gebeurde, maar het gevolg was hetzelfde. Zo dacht Nynaeve er natuurlijk niet over, maar die zou pas tevreden zijn als ze een dode van drie dagen oud had geheeld.

Elayne draaide de ring rond tussen haar vingers. Wat hij deed was eenvoudig genoeg om te begrijpen, maar het ‘hoe’ ging haar nog te boven. ‘Hoe’ en ‘waarom’ waren de sleutels. Het kleurenpatroon had er volgens haar evenveel mee te maken als de vorm. Alles wat anders was dan een vervormde ring deed helemaal niets, en de zuiver blauwe ring bezorgde je vreselijke nachtmerries, maar ze wist niet goed hoe ze het rood, blauw en bruin van de oorspronkelijke ring kon namaken. De samenstelling van haar nabootsingen was hetzelfde, zelfs de kleinste deeltjes die je zonder de Ene Kracht niet kon zien, waren eender, evenals de rangschikking. Waarom waren de kleuren belangrijk? Een ter’angreaal leek één gemeenschappelijk kenmerk te hebben: die hele kleine samenstellingen waren nodig om er als geleidster mee te kunnen werken. Een tweede eigenschap zat in die ter’angrealen die slechts gebruikmaakten van de Ene Kracht. Die eigenschap had ze ontdekt, waardoor ze een oorspronkelijke ter’angreaal kon maken, maar er was zoveel dat ze niet wist, zoveel waar ze naar raadde. ‘Blijf je de hele nacht zo zitten?’ vroeg Nynaeve droog, en Elayne schrok op. Nynaeve zette een kom terug op tafel en strekte zich uit op het bed met de handen gevouwen op haar buik. ‘Jij was degene die riep dat we ze niet moesten laten wachten. Voor mijzelf ben ik niet van plan om die ouwe kippen aanleiding te geven naar mijn staartveren te happen.’ Haastig reeg Elayne de stenen ring – het was nu geen steen meer, hoewel het daarmee wel begonnen was – aan een koordje dat ze om haar nek bond. De tweede kom bevatte eveneens een kruidenmengsel van Nynaeve, ietwat zoeter gemaakt met honing om de bittere smaak weg te werken. Elayne dronk ongeveer de helft. Uit ervaring wist ze dat het voldoende was om in slaap te vallen, zelfs als je hoofdpijn had. Vannacht was het zo’n nacht waarin ze zich geen getreuzel kon veroorloven.