Выбрать главу

‘Ik heb wat echte slaap nodig,’ gromde Siuan. ‘Brin probeert me te laten rondrennen tot ik buiten adem ben. En ik kan wachten op welwillende vrouwen die de halve nacht moeten nadenken over hun lopen. Waarbij we, om niet te vergeten, ook nog met die twee zijn opgescheept.’ Ze keek Elayne en Nynaeve laatdunkend aan en rolde haar ogen toen naar de nachtelijke hemel.

Nynaeve pakte haar vlecht krachtig beet, een zekere aanduiding van haar gemoedstoestand. Deze keer was Elayne het van harte met haar eens. Het was behoorlijk moeilijk om lerares te zijn van leerlingen die dachten meer te weten dan ze wisten, en die veel vaker de lerares een standje uitdeelde dan omgekeerd. Natuurlijk waren de anderen veel erger dan Siuan of Leane. Waar bléven de anderen? Aan het eind van de straat was beweging. Zes vrouwen, omgeven door de gloed van saidar, die niet verdwenen. Als gewoonlijk hadden Sheriam en de anderen zich in hun eigen slaapkamers gedroomd en liepen ze daarna naar buiten. Elayne wist niet zeker of ze ook maar iets van de eigenschappen van Tel’aran’rhiod begrepen. Niettemin stonden ze erop de dingen op hun eigen manier te doen, zelfs als er een betere manier was. Wie kon het beter weten dan een Aes Sedai ? De zes Aes Sedai waren echte beginners in Tel’aran’rhiod. Hun kleren veranderden voortdurend. Eerst was er een met de stola met de franje van haar Ajah en de witte Vlam van Tar Valon op de rug, dan waren het er vier, dan weer geen een. Soms was het een lichte reismantel tegen het stof met de Vlam op de rug en de linkerborst. Hun tijdloze gezichten vertoonden uiteraard geen spoor van de hitte – dat was nooit zo bij Aes Sedai – en ze lieten niet merken dat ze wisten dat hun kleren steeds veranderden.

Zij waren even mistig als Nynaeve en Leane. Sheriam en de anderen hadden meer vertrouwen in droomter’angrealen, die geleiding vereisten, dan in de ringen. Ze leken niet te geloven dat Tel’aran’rhiod niets met de Ene Kracht te maken had. Elayne kon tenminste niet zeggen wie van hen een namaaksel gebruikte. Drie bezaten een kleine schijf van iets wat ooit ijzer was, aan beide kanten voorzien van een strak opgewonden spiraal die bekrachtigd werd door een stroom van Geest, de enige stroom die je in je slaap kon geleiden, behalve hier dan. De andere drie zouden een plaatje hebben van wat vroeger barnsteen was geweest en waarin een slapende vrouw was verwerkt. Als alle zes ter’angrealen voor haar zouden liggen, kon Elayne de twee oorspronkelijke eruit halen. Deze nabootsingen waren goed gelukt, maar het bleven nabootsingen.

Toen de Aes Sedai samen de stoffige straat door liepen, hoorde ze het laatste flard van hun gesprek, hoewel ze er niets uit kon opmaken. ‘... zal onze keuze afwijzen, Carlinya,’ zei Sheriam met haar donkerrode haren, ‘maar ze zullen élke keus van ons versmaden. We kunnen net zo goed bij ons besluit blijven. Je hoeft je redenen niet te herhalen.’

Morvrin, een stevige Bruine zuster met grijze lokken in het haar, snoof. ‘Na al ons werk met de Zaal zouden we het moeilijk krijgen om ze alsnog van mening te laten veranderen.’

‘Waarover zouden we ons zorgen maken, zolang geen enkele vorst ons bespot?’ zei Mijrelle verhit. Ze was de jongste van de zes en nog niet zo lang Aes Sedai. Ze klonk duidelijk geërgerd.

‘Welke heerser zou dat durven?’ vroeg Anaiya, zoals een vrouw zou vragen welk kind modderige voetsporen op haar tapijten zou durven achterlaten. ‘Hoe dan ook, geen enkele koning of koningin weet zoveel van wat er omgaat binnen het zusterschap om er iets van te begrijpen. We hoeven ons alleen maar te bekommeren om de meningen van de zusters, niet om die van hen.’

‘Waar ik mij zorgen om maak,’ zei Carlinya koel, ‘is het feit dat, als ze gemakkelijk door ons gestuurd wordt, ze even gemakkelijk door anderen kan worden gestuurd.’ De bleke Witte zuster met haar bijna zwarte ogen was altijd koel. Sommigen zouden zelfs ijzig zeggen. Waar ze het ook over hadden, ze wensten het niet te bespreken in het bijzijn van Elayne of de anderen. Ze zwegen al voor ze hen bereikten. Siuan en Leane reageerden op de nieuwkomers door elkaar nijdig de rug toe te keren, alsof ze ruzie hadden en werden onderbroken door de komst van de Aes Sedai. Elayne zelf bekeek vlug haar kleding. Het was de juiste witte jurk met de kleurbanden. Ze wist niet hoe ze het moest opvatten dat ze zonder na te denken in de juiste kleren was verschenen. Ze zou hebben durven wedden dat Nynaeve haar kleding na hun komst had moeten aanpassen. Die was veel uitdagender dan zijzelf en bestreed elke beperking waarbij Elayne zich al had neergelegd. Hoe kon ze anders ooit Andor besturen? Als haar moeder dood was. Als...

De ietwat gezette Sheriam richtte haar schuin staande groene ogen op Siuan en Leane. Heel even droeg ze een stola met blauwe franje. ‘Als jullie twee niet beter met elkaar kunnen opschieten, beloof ik plechtig jullie naar Tiana te sturen.’ Het klonk alsof het al vaak gezegd was en niet langer meer iets betekende.

‘Jullie hebben lang genoeg samengewerkt,’ zei Beonin met haar zware Taraboonse tongval. Ze was een aardig uitziende Grijze met honingkleurig haar in een heleboel vlechten en met blauwgrijze ogen die voortdurend verrast keken, hoewel niets Beonin kon verbazen. Ze geloofde nog niet dat de zon ’s ochtends opkwam voor ze het zelf had gezien, en mocht dat op een morgen niet gebeuren, dacht Elayne, dan zou Beonin geen spier vertrekken. Het zou slechts bevestigen dat ze terecht om bewijs vroeg. ‘Jullie kunnen en moeten weer samenwerken.’ Beonin zei het alsof ze dat al zo vaak gezegd had dat ze er niet langer meer bij stilstond. Alle Aes Sedai waren al heel lang gewend aan Siuan en Leane. In het begin behandelden ze hen als twee meisjes die onophoudelijk ruzie maakten. De Aes Sedai hadden de neiging om alle ruziemaaksters als kinderen te behandelen. Zelfs deze twee, die ooit hun zusters waren geweest.

‘Stuur ze wel of niet naar Tiana,’ zei Mijrelle kortaf, ‘maar praat er verder niet over.’ Elayne geloofde niet dat de donkere, mooie vrouw boos was op Siuan of Leane. Ze was misschien niet over iets bepaalds boos. Ze had een driftig karakter, dat zelfs onder de Groenen opviel. Haar geelgouden zijden jurk sloot bij de nek, maar had een ovale opening die de bovenkant van haar borsten vrijliet. Ze droeg een merkwaardige ketting: een brede zilveren kraag met drie kleine dolken waarvan de grepen tussen haar borsten vielen. Een vierde dolk verscheen en verdween zo snel dat het verbeelding had kunnen zijn. Ze nam Nynaeve van top tot teen op, alsof ze naar een fout zocht. ‘Gaan we naar de Toren, ja of nee? Zo ja, dan kunnen we misschien iets nuttigs doen.’ Elayne wist nu waarom Mijrelle boos was. Toen zij en Nynaeve voor het eerst naar Salidar kwamen, hadden zij elke zeven dagen Egwene in Tel’aran’rhiod ontmoet om kennis uit te wisselen. Dat was lang niet altijd eenvoudig geweest, aangezien Egwene steeds werd begeleid door een Aielse droomloopster die haar lesgaf. Een ontmoeting zonder een of twee Wijzen had moeite gekost. Hoe dan ook, dit was na hun komst in Salidar allemaal voorbij. Deze zes Aes Sedai van Sheriams raad gingen naar de ontmoetingen toen ze slechts de drie oorspronkelijke ter’angrealen bezaten en amper meer van Tel’aran’rhiod wisten dan hoe er te komen. Dat was gebeurd toen Egwene gewond raakte, waardoor Aes Sedai alleen Wijzen ontmoetten. Twee groepen trotse vrouwen, ieder achterdochtig over wat de ander wilde, en niemand was bereid een duimbreed toe te geven of het hoofd een haartje te buigen. Natuurlijk wist Elayne niet wat er bij die ontmoetingen besproken was, maar ze had haar eigen ervaringen, en nu en dan lieten Sheriam en de anderen zich wat brokjes ontvallen.

Aes Sedai waren er zo zeker van dat ze alles konden leren als ze eenmaal wisten dat er iets geleerd kon worden. Zij verlangden gewoonlijk dezelfde achting als een koningin, en verwachtten dat hun altijd, meteen en zonder uitvluchten, alles verteld werd wat ze wilden weten. Kennelijk hadden ze overal een antwoord op geëist, over de plannen van Rhand, over wanneer Egwene weer fit genoeg was om terug te keren naar de Dromenwereld, over de mogelijkheid in Tel’aran’rhiod in andere dromen te kunnen gluren, over het lichamelijk bezoeken van de Dromenwereld en over iemand tegen diens wil in de droom te halen. Ze hadden zelfs meer dan eens gevraagd of het mogelijk was de werkelijke wereld te beïnvloeden door wat je deed in de droom. Dat was volkomen onmogelijk, maar ze betwijfelden dat blijkbaar. Morvrin had iets over Tel’aran’rhiod gelezen; genoeg om een heleboel vragen te stellen, hoewel Elayne vermoedde dat Siuan het nodige toevoegde. Ze dacht dat Siuan trachtte zelf bij de ontmoetingen te zijn, maar de Aes Sedai vonden blijkbaar dat ze al genoeg hadden ingewilligd door haar de ring als hulpmiddel te laten gebruiken bij haar werk met de ogen-en-oren. De bemoeizucht van de Aes Sedai met dat werk maakte haar danig van streek.