Выбрать главу

En wat de Aiel betrof... De Wijzen, de droomloopsters – hier kon Elayne tenminste uit eigen ervaring putten – wisten niet alleen alles wat er te weten was over de Dromenwereld, maar zagen die bijna als hun eigen voorrecht. Ze vonden het helemaal niet prettig als een onwetend iemand die bezocht. Ze handelden alles wat ze dwaas vonden grof af.

Bovendien vormden ze een hechte groep, klaarblijkelijk heel trouw aan Rhand. Ze wilden niet meer kwijt dan dat hij leefde, en dat Egwene pas na haar herstel in Tel’aran’rhiod zou terugkeren. Ze waren ook niet geneigd vragen te beantwoorden die zij ongepast vonden. Dat laatste kon inhouden dat ze de vragenstelster nog te onwetend vonden voor een antwoord, of dat de vraag, of het antwoord, of beide ergens hun vreemde denkwijze over eer en verplichting geweld aandeden. Elayne wist weinig meer van ji’e’toh dan dat het bestond, en dat het verantwoordelijk was voor een heel vreemd en heel gevoelig liggend gedrag.

Alles bij elkaar bevatte het alle aanduidingen voor een ramp, en Elayne bedacht dat het heel wel mogelijk was dat dit potje elke zeven dagen opnieuw op het vuur stond, zeker gezien vanuit het standpunt van de Aes Sedai,

In het begin hadden Sheriam en de andere vijf iedere nacht om les gevraagd, maar nu gebeurde dat slechts twee keer. De nacht voor de ontmoeting met de Wijzen, alsof zij vóór de strijd hun kunde voor het laatst wilden aanscherpen. En de nacht erna, waarbij ze gewoonlijk hun lippen opeengeklemd hadden, alsof ze wilden uitvinden wat er fout gegaan was en hoe ze daar iets aan konden doen. Mijrelle wond zich waarschijnlijk al op voor de ramp van deze avond. Er zou zeker iets misgaan.

Morvrin wendde zich tot Mijrelle en deed haar mond open, maar plotseling stond er een andere vrouw tussen hen in. Het kostte Elayne een moment voor ze Gera, een kokkin, herkende vanwege haar nu leeftijdloze uiterlijk. Ze droeg een stola met groene franje en woog slechts de helft van haar werkelijke omvang. Gera hief een waarschuwende vinger naar de Aes Sedai op en was verdwenen. ‘Dus dat zijn haar dromen, hè?’ zei Carlinya koel. Aan haar sneeuwwitte gewaad groeiden mouwen die in punten over haar handen vielen, en een strakke hoge hals tot vlak onder haar kin. iemand dient met haar te praten.’

‘Laat toch gaan, Carlinya,’ grinnikte Anaiya. ‘Gera is een goede kokkin. Laat haar dromen met rust. Ik begrijp hoe aantrekkelijk het is.’ Ze werd ineens veel slanker en groter. Haar trekken veranderden niet echt; ze had nog steeds het gewone, moederlijke gezicht van altijd. Met een lach veranderde ze weer terug. ‘Kun je voor een keertje ergens niet het plezier van inzien, Carlinya?’ Zelfs Carlinya’s gesnuif was koeltjes. ‘Gera heeft ons duidelijk gezien,’ zei Morvrin, ‘maar zal ze zich ons herinneren?’ Haar donkere, harde ogen stonden peinzend. Haar jurk van eenvoudige donkere wol, bleef het meest vast van de zes. Kleine onderdelen veranderden, maar zo fijn dat Elayne niet echt het verschil kon noemen.

‘Natuurlijk zal ze dat,’ zei Nynaeve bits. Ze had het al eerder uitgelegd. Zes Aes Sedai keken haar met opgetrokken wenkbrauwen aan, en ze matigde haar toon. Een beetje. Ook zij had een hekel aan het schuren van potten. ‘Als zij zich de droom herinnert, zal ze zich dit ook herinneren. Maar alleen als droom.’

Morvrin keek nadenkend. Na Beonin was ze een goede tweede als het om bewijzen ging. Nynaeves gezicht, een en al ongeduld, kon haar ook zonder die toon al in moeilijkheden brengen. Voordat Elayne iets kon zeggen om de aandacht van de Aes Sedai van Nynaeve af te leiden, sprak Leane met een bijna onnozel lachje. ‘Vinden jullie niet dat we eens moeten gaan?’

Siuan snoof verachtelijk over die bedeesdheid en Leane keek haar vuil aan. ‘Ja, jullie zullen graag zoveel mogelijk tijd in de Toren willen doorbrengen,’ zei Siuan op haar beurt onverschillig, en Leane snoof. Ze deden het heel goed. Sheriam en de anderen zouden echt denken dat Siuan en Leane slechts twee gesuste vrouwen waren, die zich aan één doel en aan de resten van hun vroegere leven vastklampten opdat het hen in leven zou houden. Twee vrouwen die elkaar de hele tijd kinderlijk in de haren vlogen. De Aes Sedai hadden zich kunnen herinneren dat Siuan ooit de naam had een sterke wil te hebben en bedrieglijk sluw te zijn. Hetzelfde gold, in iets mindere mate, voor Leane. Als zij zich als één hadden opgesteld, of hun ware gezicht hadden getoond, zouden de zes het zich hebben herinnerd en heel zorgvuldig hebben overdacht wat het tweetal zei. Maar nu leken ze verdeeld, spuwden ze elkaars afkeer in het gezicht, kronkelden ze bijna in het stof voor de Aes Sedai, en beseften ze dat blijkbaar amper... Als de een met tegenzin werd gedwongen het met de ander eens te zijn, versterkte dat het oordeel. Als de ander bezwaren maakte om duidelijk beuzelachtige gronden, versterkte dat het oordeel wederom. Elayne wist dat zij deze houding gebruikten om Sheriam en de anderen zover te krijgen dat ze Rhand ondersteunden. Ze had wel graag geweten waar het tweetal het nog meer voor gebruikte.

‘Ze hebben gelijk,’ zei Nynaeve beslist en ze schonk Siuan en Leane een afkeurende blik. Hun spel hinderde Nynaeve buitengewoon; zij zou zich niet vernederen, al stond haar leven op het spel. ‘U zou nu dienen te weten dat hoe langer u hier blijft, hoe minder echte rust u krijgt. Slapen in Tel’aran’rhiod gaat niet zo goed als op de gewone manier. En denk eraan: als u iets ongewoons opmerkt, moet u voorzichtig zijn.’ Ze vond het afschuwelijk dingen te herhalen – het was duidelijk in haar stem te horen – maar Elayne moest toegeven dat het bij deze vrouwen maar al te vaak nodig was. Ze had wel graag anders willen horen, niet alsof ze het tegen een stel niet al te snuggere kinderen had. ‘Als iemand zich in Tel’aran’rhiod droomt, zoals Gera deed, en de droom wordt een nachtmerrie, dan blijft de nachtmerrie soms op zichzelf bestaan. Die zijn heel gevaarlijk. Vermijd alles wat er ongewoon uitziet. En probeer deze keer uw gedachten te beheersen. Wat u hier bedenkt, kan echt worden. Die Myrddraal van de laatste keer kan een rest van een nachtmerrie zijn geweest, maar ik denk dat iemand haar gedachten de vrije loop liet. Misschien herinnert u zich het gesprek over de Zwarte Ajah, over of zij het Schaduwgebroed in de Toren binnenlieten.’ Alsof dit al niet erg genoeg was, voegde ze eraan toe: ‘U zult morgenavond geen indruk maken op de Wijzen als u met een Myrddraal aankomt.’ Elayne kromp ineen.

‘Kind,’ zei Anaiya vriendelijk en ze verschikte de stola met blauwe franje die ineens over haar armen lag, ‘je hebt heel goed werk verricht, maar dat is geen verontschuldiging voor onbeschaamde taal.’

‘Je hebt een aantal voorrechten gekregen,’ zei Mijrelle, helemaal niet vriendelijk, ‘maar je schijnt te vergeten dat het vóórrechten zijn.’ Haar onvriendelijke blik zou genoeg moeten zijn om Nynaeve te laten rillen. De laatste weken was Mijrelle steeds harder tegen Nynaeve opgetreden. Ook zij droeg nu haar stola. Allemaal, geen goed teken. Morvrin snoof afkeurend. ‘Toen ik Aanvaarde was, zou elk meisje dat een Aes Sedai zó aansprak een hele maand vloeren mogen boenen, al zou ze de dag erna tot Aes Sedai worden verheven.’ Elayne kwam haastig tussenbeide, in de hoop dat ze een ramp kon voorkomen. Nynaeve trok een verzoenend gezicht – dat dacht ze waarschijnlijk – maar zag er nog gemelijk en koppig uit. ik weet zeker dat ze er niets mee bedoelde, Aes Sedai. We hebben erg hard gewerkt. Vergeef ons alstublieft.’ Het kon wellicht helpen dat ze zichzelf erbij noemde, aangezien ze niets had gedaan. Het kon er ook toe leiden dat ze allebei de vloer mochten schrobben. Het zorgde er in ieder geval voor dat Nynaeve haar aankeek. Het zette haar kennelijk aan het denken, want haar gezicht kreeg een deemoedige uitdrukking. Ze maakte een knix en staarde naar de grond alsof ze zich schaamde. Misschien was dat ook zo. Heel misschien. Elayne ging haastig door, alsof Nynaeve zich vormelijk had verontschuldigd en dat aanvaard was. ik weet dat u allen zoveel mogelijk tijd in de Toren wilt besteden, dus misschien moeten we maar niet langer wachten? Wilt u zich net als de vorige keer Elaida’s werkkamer inprenten?’ In Salidar werd Elaida nimmer de Amyrlin genoemd, en dus werd ook nooit ‘de kamer van de Amyrlin’ gebruikt. ‘Laat iedereen die plek in haar geest vasthouden, zodat we allen tegelijk aankomen.’