Выбрать главу

‘Hier is een verslag van Danelle,’ zei Mijrelle, en ze keek haastig het blad door. Siuan wilde zich bij hen voegen – Danelle, een jonge Bruine zuster, had bij de groep gehoord die haar had afgezet – maar Beonin gaf haar een scherpe blik waardoor ze brommend naar haar hoekje terugliep. Beonin had haar aandacht alweer bij het kistje en de stukken, voor Siuan drie stappen had gezet; de anderen merkten het niet eens. Mijrelle bleef doorpraten. ‘Ze zegt dat Mattin Stepaneos het van ganser harte aanvaardt, dat Roedran nog steeds probeert om voor beide partijen te kiezen, terwijl Alliandre en Tylin meer tijd willen voor hun antwoord. Er is een aantekening, in Elaida’s hand. “Zet hen onder druk!”’ Ze klakte met haar tong toen het papier in de lucht verdween. ‘Het zei niet waarover het ging, maar met deze vier kunnen er slechts twee mogelijkheden zijn.’ Mattin Stepaneos was koning van Illian en Roedran van Morland, terwijl Alliandre koningin van Geldan was, en Tylin van Altara. Het onderwerp moest óf Rhand zijn, óf de Aes Sedai die zich tegen Elaida verzetten.

‘We weten nu tenminste dat onze afgezanten nog steeds een even goede kans hebben als die van Elaida,’ zei Sheriam. Salidar had uiteraard niemand naar Mattin Stepaneos gestuurd. Heer Brend in de Raad van Negen, Sammael, had de werkelijke macht in Illian. Elayne zou heel graag willen weten wat Elaida had voorgesteld, dat Sammael wilde ondersteunen, of in ieder geval die woorden in Mattin Stepaneos’ mond had gelegd. Ze wist zeker dat de drie Aes Sedai er net zoveel voor over hadden, maar die visten gewoon de volgende stukken uit het kistje. ‘Het bevel om Moiraine aan te houden is nog steeds van kracht,’ zei Beonin. Ze schudde haar hoofd toen het vel in haar handen plotseling een hele stapel werd. ‘Ze weet nog niet dat Moiraine dood is.’ Ze trok een gezicht tegen de vellen en liet ze vallen; ze dwarrelden als bladeren omlaag en gingen op in lucht voor ze de grond bereikten. ‘En Elaida is nog steeds van plan een paleis voor zichzelf te bouwen.’

‘Dat dacht ik wel,’ zei Sheriam droog. Haar hand beefde even toen ze in zich opnam wat op het oog een korte aantekening was. ‘Shemerin is weggelopen. De Aanvaarde Shemerin.’

Alle drie keken ze Elayne even aan, voordat ze hun blik weer op het kistje richtten, dat ze opnieuw moesten openen. Niemand zei iets na Sheriams woorden.

Elayne knarste bijna met haar tanden. Zij en Nynaeve hadden hun verteld dat Elaida Shemerin, een Gele zuster, had teruggezet tot Aanvaarde, maar ze hadden het natuurlijk niet geloofd. Een Aes Sedai kon bestraft worden of er uitgegooid worden, maar ze kon niet worden teruggezet, tenzij ze gesust werd. Maar blijkbaar had Elaida dat wel gedaan, ondanks de wetten van de Toren. Misschien was ze bezig die wetten te herschrijven.

Er waren nog meer zaken die deze vrouwen niet hadden geloofd. Zulke jonge vrouwen, Aanvaarden, wisten niet genoeg van de wereld om te weten wat kon en wat niet. Jonge vrouwen waren goedgelovig en onnozel; het was heel goed mogelijk dat ze zagen en geloofden wat er helemaal niet was. Ze had graag met haar voeten willen stampen. Een Aanvaarde aanvaardde wat de Aes Sedai verstrekten en vroeg niet naar wat de Aes Sedai voor zich wensten te houden. Bijvoorbeeld een verontschuldiging. Ze hield haar gezicht in de plooi en verborg haar woede. Siuan kende die belemmering niet. Meestal niet. Als de Aes Sedai niet keken, wierp ze op hen allemaal woedende blikken. Als er een in haar richting keek, was haar gezichtsuitdrukking uiteraard in een oogwenk de nederigheid zelf. Daar was ze heel goed in. Een leeuw overleeft het als leeuw, had ze eens tegen Elayne gezegd, en een muis als muis. Hoe dan ook: Siuan was maar een armzalige en eigenzinnige muis. Elayne dacht enige ongerustheid in Siuans blik te bespeuren. Het onderzoek hier was Siuans belangrijkste taak nadat ze de Aes Sedai had bewezen de ring veilig te kunnen gebruiken. Elayne en Nynaeve hadden haar en Leane in het geheim lesgegeven. Deze kamer was een belangrijke bron van inlichtingen. Het kostte tijd om de verbinding met de ogen-en-oren in alle landen te herstellen, zodat hun verslagen voortaan naar Salidar werden gestuurd. Als Sheriam en de anderen dit wilden overnemen, zou Siuan weleens minder nut hebben. In de geschiedenis van de Toren werd een netwerk van ogen-en-oren slechts beheerd door een zuster, tot Siuan naar Salidar kwam met de namen van de Amyrlins ogen-en-oren. En die van de Blauwe Ajah, die ze beheerd had voordat ze Amyrlin was geworden. Beonin liet openlijk haar tegenzin blijken om afhankelijk te zijn van een vrouw die er in feite niet meer bijhoorde, en de anderen vonden dat eigenlijk ook. Niemand van hen voelde zich op haar gemak in de buurt van een gesuste vrouw. Elayne zelf had ook niets te doen. De Aes Sedai mochten dit een les noemen, en daar zelfs in geloven, maar van eerdere gelegenheden wist zij dat als ze hun ongevraagd iets wilde bijbrengen, binnen de kortste keren haar hoofd zou worden afgebeten. Ze dacht aan een krukje – het verscheen, met pootjes van wingerdbladeren -, ging zitten en wachtte. Een stoel zou prettiger zijn, maar dat zou tot aanmerkingen leiden. Een Aanvaarde op haar gemak was een luie Aanvaarde. Even later maakte Siuan ook zo’n soort krukje. Ze schonk Elayne een zuinig glimlachje en de ruggen van de Aes Sedai een duistere blik. De eerste keer dat Elayne deze kamer in Tel’aran’rhiod bezocht, had er een rij krukken in een halve kring voor de grote schrijftafel gestaan. Bij elk bezoek erna waren het er minder, en nu stond er geen een meer. Ze wist zeker dat het iets betekende, maar ze kon zich niet voorstellen wat het was. Ze was er ook zeker van dat Siuan hetzelfde had bedacht en waarschijnlijk de verklaring ervoor had uitgeknobbeld. Als dat zo was, had ze die niet met Elayne of Nynaeve gedeeld. ‘De gevechten in Shienar en Arafel nemen af,’ mompelde Sheriam min of meer in zichzelf, ‘maar er is hier nog steeds niets wat aangeeft waarom ze begonnen zijn. Schermutselingen, ja, maar Grensbewoners vechten niet tegen elkaar. Ze hebben de Verwording.’ Ze was een Saldeaanse, en Saldea was een Grensland.

‘Het is tenminste rustig in de Verwording,’ zei Mijrelle. ‘Bijna te rustig. Dat kan nooit blijvend zijn. Het is maar goed dat Elaida genoeg oren-en-ogen heeft in de Grenslanden.’ Siuan slaagde erin om zowel ineen te krimpen als nijdig naar de Aes Sedai te kijken. Elayne geloofde niet dat ze al verbinding had met haar mensen in de Grenslanden; ze waren te ver van Salidar verwijderd.

‘Ik zou me geruster voelen als je hetzelfde kon zeggen van Tarabon.’ Het vel in Beonins handen werd langer en breder; ze keek er even naar, snoof en wierp het opzij. ‘De ogen-en-oren in Tarabon zwijgen nog steeds. Allemaal. Het enige bericht uit Tarabon zijn geruchten uit Amadicia dat er Aes Sedai bij de oorlog zijn betrokken.’ Ze schudde het hoofd over de dwaasheid om een dergelijk gerucht op papier vast te leggen. Aes Sedai bemoeiden zich niet met burgerkrijg. Nou ja, niet zo openlijk dat het ontdekt kon worden. ‘En het schijnt dat er niet meer dan een handvol verwarde verslagen uit Arad Doman is.’

‘We zullen zelf gauw genoeg iets over Tarabon te weten komen,’ zei Sheriam kalmerend. ‘Binnen enkele weken.’

Het zoeken ging heel lang door. Er was nooit een tekort aan stukken; het gelakte kistje raakte nooit leeg. Feitelijk groeide de stapel soms, zodra er een vel verwijderd werd. Uiteraard bleven alleen de kortste berichten lang genoeg zichtbaar om gelezen te worden, maar soms dook een gelezen brief of verslag opnieuw in het kistje op. Er vielen regelmatig lange stiltes, maar een paar stukken ontlokten opmerkingen, en enkele brieven werden door de Aes Sedai besproken. Siuan begon met een touwtje tussen haar vingers te spelen en besteedde kennelijk nergens aandacht aan. Elayne had dat ook graag gedaan, of beter nog, iets gelezen. Er verscheen een boek, De reizen van Jaim Kimstapper, op de vloer voordat ze het kon laten verdwijnen, maar van vrouwen die geen Aes Sedai waren, werd meer door de vingers gezien dan van meisjes die geoefend werden om er een te worden. In ieder geval kon ze al luisterend het een en ander oppikken. De betrokkenheid van Aes Sedai was niet het enige gerucht dat Elaida’s schrijftafel had bereikt. Zo werd er van alles gefluisterd over de reden waarom Pedron Nial de Witmantels verzamelde. Hij wilde misschien de troon van Amadicia veroveren – waaraan hij zeker geen behoefte had – of de oorlog en oproer in Tarabon en Arad Doman neerslaan; men fluisterde zelfs dat hij Rhand wilde steunen. Dat wilde Elayne pas geloven als de zon in het westen opkwam. Er waren verslagen van vreemde verschijnselen in Illian en Cairhien. Misschien bestonden er meer, maar ze lazen alleen over dorpen die door waanzin waren bevangen, over tot leven gekomen nachtmerries, over pratende tweekoppige kalveren, over Schaduwgebroed dat uit het niets verscheen. Sheriam en de anderen gleden daar luchtig overheen; dat soort verhalen dook in Salidar op uit streken in Altara en Morland, en van over de rivier, uit Amadicia. De Aes Sedai beschouwden het als verhalen van overspannen mensen die over de Herrezen Draak hadden gehoord. Elayne was er niet zo zeker van. Zij had dingen gezien die de Aes Sedai met al hun jaren en ervaring nooit gezien hadden. Er was een gerucht over haar moeder die in het westen van Andor een leger op de been bracht – uitgerekend onder de vlag van het oude Manetheren! – maar ook over dat ze door Rhand was opgesloten, en dat ze gevlucht was naar elk land dat je maar kon bedenken, waaronder de Grenslanden en Amadicia, al kon je zoiets van het laatste land zeker niet voorstellen. De Toren geloofde er kennelijk niets van. Elayne wenste dat ze wist wat ze moest geloven.