Terwijl Elayne de gang in rende, hielden Anaiya en Morvrin zich stil op de grens tussen gang en grot. Een oogwenk bleven ze staan en toen leken hun nevelige gestalten zich naar de grens te verlengen als rook die een schoorsteen wordt ingezogen. Ze hadden het amper aangeraakt of ze waren er al middenin. Morvrin schreeuwde terwijl twee Trolloks aan grote ijzeren wielen draaiden die haar steeds strakker aantrokken. Anaiya bungelde aan haar gebonden polsen, terwijl ronddansende Trolloks haar afranselden met zwepen vol metalen punten die haar kleren met lange halen kapotscheurden.
‘We moeten ons koppelen,’ zei Sheriam en haar omhullende gloed versmolt met die van Mijrelle en Beonin. Desondanks was de binding lang niet zo helder als bij één zuster in de wakende wereld, bij een vrouw die geen nevelige droom was.
‘Nee!’ schreeuwde Elayne doordringend. ‘Jullie moeten het niet als echt zien. Je moet het aanpakken als...’ Ze greep Sheriam bij de arm, maar de door het drietal geweven stroom Vuur, zelfs gekoppeld nog ijl, raakte al de grenslijn tussen droom en nachtmerrie. Het weefsel verdween, alsof de nachtmerrie het opslokte, en meteen werden de drie Aes Sedai uitgerekt als mist in een harde wind. Ze konden nog net geschrokken gillen, voor ze de grens raakten en verdwenen. Sheriam dook op en haar hoofd stak uit een donkere metalen klokvorm. Trolloks draaiden aan hendels en verzetten hefbomen aan de buitenkant en Sheriams rode haren zwierden wild rond, terwijl ze steeds harder krijste. De andere twee waren niet te zien, maar Elayne meende nog meer gekrijs in de verte te horen, iemand die telkens weer ‘Nee!’ huilde en een ander die om hulp gilde.
‘Herinner je je wat ons verteld is over het verjagen van nachtmerries?’ vroeg Elayne.
Met haar ogen strak op het tafereel voor haar gericht knikte Siuan. ‘De werkelijkheid ervan ontkennen. Probeer alles in je geest vast te houden zoals het zonder nachtmerrie zou zijn.’ Dat was Sheriams fout geweest, de fout van alle Aes Sedai waarschijnlijk. Door hun poging de Ene Kracht tegen de nachtmerrie te geleiden, hadden ze hem aanvaard als echt en die aanvaarding had hen er even sterk in getrokken alsof ze erin waren gewandeld. Ze waren nu hulpeloos, tenzij ze dachten aan wat ze vergeten hadden. Waarvan niets viel te bespeuren. Het steeds hardere gegil trilde in Elaynes oren.
‘De gang,’ mompelde ze en ze probeerde een beeld in haar hoofd te vormen van de laatste keer dat ze die had gezien. ‘Denk aan de gang zoals je hem herinnert.’
‘Ik probeer het al, meisje,’ gromde Siuan. ‘Het werkt niet.’ Elayne zuchtte. Siuan had gelijk. Geen enkel lijntje in het tafereel voor hen vervaagde. Sheriams hoofd trilde bijna boven het metalen omhulsel waar haar lichaam in opgesloten was. Morvrin huilde met kreunend gehijg; Elayne meende bijna te kunnen horen hoe haar gewrichten uit elkaar werden getrokken. Carlinya’s omlaag hangende haren raakten al bijna het ziedende oppervlak van de hete olie. Twee vrouwen waren niet genoeg. De nachtmerrie was te groot. ‘We hebben er meer nodig,’ zei ze.
‘Leane en Nynaeve? Ook al zouden we ze kunnen vinden, meisje, Sheriam en de anderen zullen reeds dood zijn voor...’ De woorden stierven weg en ze staarde Elayne met grote ogen aan. ‘Je bedoelt Leane en Nynaeve helemaal niet, hè? Je bedoelt Sheriam en...’ Elayne knikte slechts, ze was te bang om iets te zeggen, ik denk niet dat ze ons van hun plek kunnen horen of zien. Die Trolloks hebben geen enkele keer onze kant opgekeken. Dat betekent dat we het vanbinnen uit moeten proberen.’ Elayne knikte opnieuw. ‘Meisje,’ zei Siuan toonloos, ‘je hebt de moed van een leeuw en misschien het verstand van een visvogel.’ Met een diepe zucht voegde ze eraan toe: ‘Maar ik zie ook geen enkele andere manier.’
Elayne was het geheel met haar eens, alleen niet met die moed. Als ze niet krampachtig haar knieën strak hield, zou ze als een slap hoopje op de vloertegels zijn gezakt. Ze besefte dat ze een zwaard in haar hand hield, een groot glimmend, lang stuk staal, volkomen nutteloos, zelfs als ze had geweten hoe ze het moest gebruiken. Ze liet het vallen, en het verdween voor het de grond raakte. ‘Wachten helpt niet,’ mompelde ze. Als ze nog langer wachtten, zou het beetje moed dat ze bij elkaar had geschraapt zeker in het niets verdwijnen. Samen stapten ze naar de grens. Elaynes voet raakte de grenslijn en opeens voelde ze hoe ze erin werd getrokken als water in een buis. Het ene ogenblik stond ze in de gang, starend naar de verschrikkingen, het volgende lag ze op haar buik op een ruwe grijze steen, met de polsen en enkels strak samengebonden achter haar rug; ze zag alle gruwel om haar heen. De grot strekte zich eindeloos naar alle kanten uit. De Torengang leek niet meer te bestaan. Overal hoorde ze gegil dat weerkaatste van de rotswand en de druipende pegels boven hen. Een paar pas verder dampte een enorme zwarte kookketel boven een laaiend vuur. Een Trollok met een eversnuit en slagtanden gooide er stukken onherkenbare knollen in. Een kookpot. Trolloks aten alles. Ook mensen. Ze dacht aan losse handen en voeten, maar het ruwe touw sneed nog in haar huid. Zelfs de lichte saidarschaduw was verdwenen. De Ware Bron bestond niet meer voor haar, niet hier tenminste. Het was een ware nachtmerrie en ze zat er volkomen in gevangen. Siuans stem sneed met pijnlijk gekreun dwars door het gegil. ‘Sheriam, luister naar me!’ Het Licht mocht weten wat haar werd aangedaan en Elayne zag ook niemand van de anderen. Ze hoorde hen alleen. ‘Dit is een droom! Au... Aaauuuwww! D... denk hoe het hoort te zijn!’ Elayne sloot zich er bij aan. ‘Sheriam, Anaiya, iedereen, luister! Je moet denken aan de gang zoals die was! Zoals die echt is! Dit is alleen echt als je erin gelooft!’ Ze vormde ferm in gedachten het beeld van de gang, de gekleurde tegels in nette rijen, vergulde staande lampen en geweven wandtapijten met felle kleuren. Er veranderde niets. Nog steeds kaatsten het gegil en geschreeuw heen en weer. ‘Jullie moeten aan de gang denken! Hou die vast, en hij wordt echt. Je kunt dit verslaan als je het probeert!’ De Trollok keek naar haar en had nu een scherp mes in de hand. ‘Sheriam! Anaiya! Je moet er hard aan denken! Mijrelle, Beonin, denk alleen aan de gang!’ De Trollok rolde haar op haar zij; ze probeerde weg te kronkelen maar een dikke knie hield haar moeiteloos vast, terwijl het monster haar kleren opensneed als een jager die een hertenkarkas vilt. Wanhopig hield ze het beeld van de gang vast. ‘Carlinya, Morvrin! Bij de liefde van het Licht, denk aan de gang! Aan de gang! De gang! Jullie allemaal! Denk hard!’ Grommend in een ruwe taal die nooit voor een menselijke keel was bedoeld, gooide de Trollok haar weer op de buik en knielde op haar neer. Zijn dikke knieën drukten haar armen tegen haar rug. ‘De gang!’ krijste ze. Het beest greep met dikke vingers haar haren en rukte haar hoofd omhoog. ‘De gang!’ krijste ze. ‘Denk aan de gang!’ Het Trollok-mes raakte haar blote hals onder haar linkeroor aan. ‘De gang! De gang!’ Het mes sneed. Opeens staarde ze naar de kleurige vloertegels onder haar neus. Ze tastte naar haar keel, blij verrast dat ze eruit waren. Ze voelde wat vocht en hield haar vingers voor haar ogen. Bloed, maar slechts een klein beetje. Haar hele lichaam huiverde. Als die Trollok haar keel had opengesneden... Heling zou niet meer helpen. Ze rilde opnieuw en duwde zich langzaam op. Ze was weer in de gang, vlak voor de werkkamer van de Amyrlin en nergens waren Trolloks of grotten te zien.