Выбрать главу

Het hielp ook al niet dat ze moest wachten op haar beurt bij de wastafel, noch dat ze luisterde naar Elaynes verhaal over wat er gebeurd was nadat ze hen in Elaida’s werkkamer had achtergelaten. Haar eigen nacht was één lange, vergeefse zoektocht door de straten van Tar Valon geweest. Een lege stad behalve zijzelf, duiven, ratten en enorme vuilnishopen. Dat was een schok geweest. Tar Valon werd altijd brandschoon gehouden; Elaida moest de stad wel op een verschrikkelijke manier verwaarlozen dat er zoveel vuilnis in Tel’aran’rhiod verscheen. Ze had Leane even gezien, achter het raam van een taveerne bij Zuidhaven, maar toen ze zich naar binnen haastte, was de gelagkamer leeg, afgezien van de pas geverfde blauwe tafels en banken. Ze had het gewoon moeten opgeven, maar de laatste tijd had Mijrelle haar op de huid gezeten en ze wilde eerlijk tegen de vrouw kunnen zeggen dat ze het geprobeerd had. Niemand anders dan Mijrelle kon zo doorhameren na een ontwijkend antwoord. Om er een eind aan te maken was ze die nacht ten slotte uit Tel’aran’rhiod gestapt, waar ze Elaynes ring al op tafel vond en Elayne zelf vast in slaap. Als er een prijs zou worden uitgereikt voor zinloos gedoe, zou ze die slapend gewonnen hebben. En om dan te moeten horen dat Sheriam en de anderen zichzelf bijna om zeep hadden laten helpen... Zelfs de kwetterende zangmus in zijn gevlochten kooitje kreeg een zure blik.

‘Ze denken alles te weten,’ gromde Nynaeve minachtend, ik heb ze verteld over nachtmerries. Ik heb ze gewaarschuwd. Vannacht was het niet de eerste keer.’ Het maakte geen verschil dat de zes zusters al geheeld waren voor zij uit Tel’aran’rhiod terug was. Het had net zo gemakkelijk veel erger kunnen aflopen, omdat ze ten onrechte dachten het zo goed te weten. Ze trok zo vaak geërgerd aan haar vlecht dat het vlechten die dag langer duurde. De a’dam bleef soms ook in haar haren haken, maar ze deed hem niet af. Het was vandaag Elaynes beurt, maar zij liet hem vaak aan de muurhaak hangen. Door de armband drupten stroompjes kwelling en de onvermijdelijke angst, maar vooral teleurstelling. Marigan hielp ongetwijfeld al met de ochtendmaaltijd; de verplichting om dit huishoudelijk werk te doen leek ze onaangenamer te vinden dan het feit dat ze een gevangene was. ‘Dat was slim van jou, Elayne. Maar je hebt niet verteld hoe je er zelf in verzeild raakte, nadat je de rest had gewaarschuwd.’ Elayne droogde haar gezicht en huiverde. ‘Het was niet zo moeilijk om een oplossing te bedenken. Voor een nachtmerrie van die omvang moesten we gezamenlijk overwinnen. Misschien hebben ze wat nederigheid geleerd, en verloopt de ontmoeting met de Wijzen vanavond nu niet zo slecht.’

Nynaeve knikte in zichzelf. Het was zoals ze gedacht had. Niet dat van Sheriam en de anderen; Aes Sedai leerden pas nederig te zijn op de dag dat geiten leerden vliegen en zeker niet op de dag voor hun ontmoeting met de Wijzen. Nee, over Elayne. Ze had zich waarschijnlijk zelf in de nachtmerrie laten trekken, al zou ze dat nimmer toegeven. Nynaeve wist niet goed of Elayne vond dat vertellen over je eigen dapperheid opschepperij was of dat ze gewoon niet besefte hoe dapper ze was. Hoe dan ook, Nynaeve werd heen en weer geslingerd tussen bewondering voor Elaynes moed en de wens dat Elayne dat eindelijk een keertje zou toegeven, ik meende Rhand daar te zien.’ Dat bracht de handdoek naar beneden.

‘Was hij daar in zijn lichaam?’ Volgens de Wijzen was dat gevaarlijk; je liep dan het gevaar iets van je menselijke eigenschappen te verliezen. ‘Je hebt hem daarvoor gewaarschuwd.’

‘Wanneer is hij naar gezond verstand gaan luisteren? Ik zag hem maar heel even. Misschien raakte hij Tel’aran’rhiod kort in een droom aan.’ Dat was heel onwaarschijnlijk. Kennelijk schermde hij zijn dromen met zo’n sterke ban af, dat ze onmogelijk konden aannemen dat hij de Dromenwereld op een andere manier dan in wakende toestand kon bereiken, zelfs al zou hij een droomloper zijn én zo’n ring bezitten. ‘Misschien was het iemand die op hem leek. Ik zei al dat ik slechts een glimp van hem opving, op het plein voor de Toren.’ ik had erbij moeten zijn,’ mompelde Elayne. Ze leegde de waskom in de kamerpot en maakte plaats voor Nynaeve. ‘Hij heeft me nódig.’

‘Wat hij nodig heeft, is wat hij altijd nodig had,’ gromde Nynaeve terwijl ze de kom uit de kan bijvulde. Ze had er een hekel aan zich te wassen met water dat een hele nacht had gestaan. Het was tenminste geen koud water; er was niet langer meer zoiets als koud water, iemand die hem één keer per week gewoon als regel een draai om de oren geeft en hem op het rechte pad houdt.’

‘Het is niet eerlijk.’ Het schone onderhemd over Elaynes hoofd dempte de woorden. ‘Ik maak me de hele tijd zorgen om hem.’ Haar gezicht kwam vrij en zag er eerder bezorgd dan verontwaardigd uit. Zo klonk ze ook. Ze haalde de witte kledij van een haak. ik maak me zelfs zorgen om hem in mijn dromen! Denk je dat hij tijd besteedt aan zorgen over mij? Ik denk van niet.’

Nynaeve knikte, hoewel ze ergens dacht dat het niet precies hetzelfde was. Rhand was verteld dat Elayne veilig bij de Aes Sedai zat, al was dat niet waar geweest. Hoe kon Rhand zelf ooit veilig zijn? Ze boog zich over de waskom en Lans ring aan het leren koord gleed uit haar hemd. Nee, Elayne had gelijk. Wat Lan ook deed, waar hij ook was, ze betwijfelde of hij maar half zo vaak aan haar dacht als zij aan hem. Licht, laat hem in leven zijn, zelfs al denkt hij helemaal niet aan me. Die mogelijkheid maakte haar zo kwaad dat ze haar vlecht tot aan de wortels los had kunnen rukken als ze geen zeep en een wasdoekje had vast gehad. ‘Je kunt je niet de hele tijd zorgen blijven maken over een man,’ zei ze bitter, ‘zelfs niet als je een Groene wilt worden. Wat hebben ze vannacht ontdekt?’

Het was een lang verhaal, met weinig harde feiten, en na een tijdje ging Nynaeve op Elaynes bed zitten om te luisteren en vragen te stellen. Niet dat de antwoorden haar veel zeiden. Zonder de papieren voor je was het gewoon niet hetzelfde. Het was mooi om te weten dat Elaida eindelijk op de hoogte was van Rhands pardon, maar wat ging ze ermee doen? Het bewijs dat de Toren heersers benaderde, kon zelfs goed nieuws betekenen; het zou de Zaal in beweging kunnen brengen. Iets moest dat doen. Dat Elaida een gezant naar Rhand stuurde, was zeker zorgelijk, maar hij was toch niet zo dwaas om naar enige boodschap van Elaida te luisteren? Of wel? Ze kon gewoon niet genoeg opmaken uit hetgeen Elayne had gehoord. En waarom had Rhand de Leeuwentroon op een verhoging geplaatst? Wat moest hij trouwens met een troon? Hij mocht dan wel de Herrezen Draak zijn en car’a... of zoiets van de Aiel, maar ze kon de dagen niet vergeten dat ze voor de kleine Rhand had gezorgd, en zo nodig kussens onder zijn achterwerk had gelegd.

Elayne ging door met aankleden en was nog voor het hele verhaal uit was klaar. ‘Ik vertel je de rest later,’ zei ze haastig en ze vloog de deur uit.

Nynaeve gromde en kleedde zich ongehaast verder aan. Elayne ging vandaag haar klas met novices voor het eerst lesgeven, iets wat Nynaeve nog niet was toegestaan. Maar als haar de novices niet werden toevertrouwd, was daar nog steeds Moghedien. Die was bijna klaar met haar werk aan de ochtendmaaltijd.

De enige moeilijkheid was dat Nynaeve Moghedien aantrof met beide armen diep in het waswater. De zilveren ketting van de a’dam was hier helemaal niet op zijn plaats. Ze was niet alleen; op de binnenplaats binnen de schutting was een tiental andere vrouwen ijverig bezig met het wasbord te midden van stomende ketels met kokend water. Anderen hingen de eerste was aan lange lijnen tussen hoge palen. Grote stapels beddengoed, onderkleren en van alles wachtten op hun beurt in de ketels. Moghediens blik op Nynaeve kon haar huid gemakkelijk verschroeien. Haat, schaamte en woede bruisten zo hevig door de a’dam dat de altijd aanwezige angst bijna werd overstemd. De vrouw die de leiding had, een buitengewoon magere, grijze vrouw die Nildra heette, kwam aanlopen. Ze hield een roerstok als een staf vast en had haar donkere wollen rok tot aan de knie opgebonden om die niet over de door het zeepsop modderige grond te laten slepen. ‘Goedemorgen, Aanvaarde. Ik denk dat je Marigan wilt hebben, niet?’ Haar droge toon was eerbiedig, vermengd met de kennis dat ze de volgende keer deze of een andere Aanvaarde een dag of een maand lang in haar wasserij moest laten werken, net zo hard als de anderen, waarbij ze evenzeer of nog luider een uitbrander kon krijgen. ‘Nou, ik kan haar nog niet laten gaan. Ik heb te weinig mensen. Een van mijn meisjes trouwt vandaag, een ander is ervandoor en twee hebben licht werk gekregen omdat ze zwanger zijn. Mijrelle Sedai zei me dat ik haar kon gebruiken. Misschien kan ik het straks zonder haar af. Ik zal zien.’ Moghedien richtte zich op en opende haar mond, maar Nynaeve bracht haar met een dreigende blik en door nadrukkelijk de armband aan te raken tot zwijgen, en dus werkte ze door. Er waren maar een paar verkeerde woorden van Moghedien nodig, een klacht die een boerenvrouw als zij leek te zijn nooit zou uiten, of ze zou op weg zijn naar het sussen en de beul, terwijl Nynaeve en Elayne iets mochten verwachten dat niet veel beter was. Nynaeve slikte onwillekeurig van opluchting, toen Moghedien zich weer over haar wasbord boog. Haar mond bewoog alsof ze binnensmonds iets mompelde. Door de a’dam stroomden een geweldige schaamte en een grote woede.