‘Aes Sedai,’ onderbrak de luisterende vrouw grof. Ze was gedrongen en had harde ogen. Over haar wang liep een dun litteken dat Nynaeve ongepast vond bij een vrouw. Maar Altaraanse vrouwen stonden erom bekend wild te zijn, hoewel dat waarschijnlijk overtrokken was. ‘Aes Sedai, hoe kan het waar zijn wat hij beweert?’ ik weet niet hoe het kan, vrouwe Sarena,’ zei Lelaine kalm, ‘maar het werd mij bevestigd door iemand die niet kan liegen. Hij spreekt de waarheid.’
Sarena’s gezicht veranderde niet, maar haar handen balden zich achter haar rug tot vuisten. Een van haar gezellen, een lange man met een ingevallen gezicht en meer grijs dan zwart haar, had zijn duimen achter zijn zwaardriem gestoken. Hij probeerde er ontspannen uit te zien, maar zijn knokkels waren wit.
‘Zoals ik zei,’ vervolgde Logain met een snel lachje, ‘vonden ze mij en ze gaven mij de keus tussen daar ter plekke te sterven of hun aanbod aan te nemen. Een vreemde keus die ik helemaal niet verwacht had, maar niet een waarover ik lang hoefde na te denken. Ze zeiden niet dat ze het al eerder gedaan hadden, maar ik had het gevoel dat ze ervaring hadden. Ze gaven geen reden, maar terugziend lijkt het me duidelijk. Een geleider opbrengen brengt weinig roem met zich mee, maar een valse Draak verslaan...’
Nynaeve keek nadenkend. Hij deed er zo gemakkelijk over, als een man die de jacht van vandaag besprak, maar hij had het over zijn eigen val, en elk woord daarvan was een nieuwe nagel in de kist van Elaida. Misschien een kist voor de hele Rode Ajah. Als de Roden Logain hadden gedwongen om zichzelf de Herrezen Draak te noemen, konden zij dan niet hetzelfde gedaan hebben met Gorin Rogad of Mazrim Taim? Misschien met alle valse Draken in de geschiedenis? Ze kon de gedachten in het hoofd van de Altaranen bijna zien draaien als raderen in een molen, eerst met tegenzin maar dan sneller en sneller. ‘Een jaar lang hielpen ze me andere Aes Sedai te ontlopen,’ zei Logain. ‘Ze stuurden boodschappen als er een in de buurt was, hoewel er toen niet veel waren. Toen ik mijzelf uitriep en volgelingen begon te verzamelen, stuurden ze me bericht waar de legers van de koning waren, en hoe groot hun aantal was. Hoe denkt u dat ik anders wist waar en wanneer ik kon toeslaan?’ Zijn toehoorders schuifelden met hun voeten, zowel vanwege zijn woorden als zijn woeste grijns.
Hij haatte de Aes Sedai. Nynaeve had het een paar keer kunnen opbrengen hem te bestuderen en ze wist het zeker. Ze was ermee gestopt na Mins vertrek. Bovendien had ze er niets van opgestoken. Ooit had ze gedacht dat ze door hem te bestuderen, het probleem van de andere kant kon benaderen. Juist bij hem kon je duidelijk zien dat geleiders de Kracht anders gebruikten, maar het was erger dan in een zwart gat te staren. Er was daar niets, nog niet eens het gat zelf. Alles bij elkaar was ze behoorlijk ontdaan als ze bij Logain was. Hij had elke beweging van haar bijna vlammend en doordringend gadegeslagen wat haar deed huiveren, ook al wist hij dat ze hem helemaal in de Kracht kon wikkelen als hij ook maar een vinger tegen haar ophief. Het was niet het soort heftigheid dat zo vaak in mannenogen was te lezen, maar een pure minachting die op zijn gezicht niet eens zichtbaar werd, wat het alleen maar vreselijker maakte. De Aes Sedai hadden hem voor altijd van de Ene Kracht afgesloten. Nynaeve kon zich voorstellen hoe zij zich zou voelen als dat haar overkwam. Maar hij kon zich niet op alle Aes Sedai wreken. Wat hij kon doen was de Rode Ajah vernietigen, en daar had hij een aardig begin mee gemaakt. Dit was de eerste keer dat er drie tegelijk waren, maar elke week kwam er wel een of andere heer of vrouwe uit Altara, soms zelfs uit Morland, om naar zijn verhaal te luisteren. En ieder van hen had er bij het weggaan uitgezien alsof ze zich verpletterd voelden door zijn verhaal. Geen wonder, het enige nieuws dat nog erger geweest zou zijn, was als Aes Sedai het bestaan van de Zwarte Ajah zouden erkennen. Nou, dat zouden ze niet doen, niet in het openbaar, en om dezelfde reden hielden ze dit nieuws van Logain zo lang mogelijk geheim. Het kon dan wel de Rode Ajah zijn, maar het bleven Aes Sedai. En er waren te veel mensen die de ene Ajah niet van de andere konden onderscheiden. Alles bij elkaar werden er maar een paar uitgenodigd om naar Logain te luisteren, maar ieder van dat handjevol was uitgekozen vanwege de macht van het Huis dat zij vertegenwoordigden. Huizen die nu hun steun aan de Aes Sedai in Salidar zouden geven, zij het niet altijd openlijk, of tenminste hun steun aan Elaida zouden intrekken. ‘Javindhra stuurde me bericht als er meer Aes Sedai kwamen,’ zei Logain. ‘Over degenen die achter mij aan kwamen en waar ze zouden zijn, zodat ik hen kon overweldigen voordat ze het wisten.’ Even verhardden Lelaines kalme trekken zich en Burins hand gleed naar zijn zwaardgevest. Er waren zusters gestorven voor Logain gevangen was genomen. Logain leek hun reacties niet op te merken. ‘De Rode Ajah waren nooit oneerlijk tegen me, tot ze me ten slotte verraadden.’ De man met de baard staarde Logain zo fel aan dat het duidelijk was dat hij er zichzelf toe dwong. ‘En zijn volgelingen, Aes Sedai? Hijzelf was in de Toren misschien veilig, maar hij werd hier dichtbij gevangengenomen, op weinig span afstand van de plek waar we nu staan.’
‘Ze werden niet allemaal gedood of gevangen,’ zei de edelman met het holle gezicht achter hem. ‘De meesten ontsnapten, verdwenen ongemerkt. Ik ken mijn geschiedenis, Aes Sedai. De volgelingen van Raolin Duistervaan waagden het de Witte Toren zelf aan te vallen nadat hij gevangen was genomen, en dat deden ook die van Guaire Amalasan. We herinneren ons maar al te goed hoe Logains leger door onze landen trok. We willen niet dat het nog een keer gebeurt om hem te redden.’
‘Daar hoeft u niet bevreesd voor te zijn.’ Lelaine keek met een vluchtige glimlach naar Logain, zoals een vrouw zou doen naar een woeste hond die ze kent en stevig aan de riem heeft. ‘Hij heeft geen verlangen meer naar roem, alleen de wens wat goed te maken voor het kwaad dat hij heeft aangericht. Daarnaast betwijfel ik of er veel volgelingen zouden komen als hij ze zou oproepen. Niet nadat hij in een kooi naar Tar Valon was gebracht en gestild.’ Haar luchthartige lach werd door de Altaranen overgenomen, maar slechts zwakjes en na een korte aarzeling. Logains gezicht was een ijzeren masker. Ineens merkte Lelaine Nynaeve in de deuropening op en haar wenkbrauwen gingen omhoog. Ze had meer dan eens een vriendelijk woord tot Nynaeve gericht en haar en Elaynes ‘ontdekkingen’ geprezen, maar ze kon net zo snel als elke Aes Sedai een Aanvaarde tot de orde roepen als die iets verkeerds deed.
Nynaeve maakte een knix en gebaarde met de lege koffiebeker. ‘Vergeef me, Lelaine Sedai, maar ik moet dit terug naar de keuken brengen.’ Voordat de Aes Sedai iets kon zeggen, dook ze de door de zon geteisterde straat op.
Gelukkig was Mijrelle nergens meer te zien. Nynaeve was niet in de stemming om weer een lesje aan te horen over het nemen van verantwoordelijkheid of het in bedwang houden van haar drift of een tiental andere dwaze zaken. Ze had zelfs nog meer geluk, want nog geen dertig pas verder stonden midden op straat Siuan en Garet Brin elkaar aan te kijken, terwijl de mensen om hen heen liepen. Net als Mijrelle vertoonde ook Siuan geen spoor van de kneuzingen waarover Elayne gesproken had. Misschien zouden ze meer eerbied voor Tel’aran’rhiod krijgen, als ze eens niet gewoon eruit konden stappen en hun misstappen laten helen. Nynaeve kwam dichterbij.
‘Wat is er met jou aan de hand, vrouw?’ gromde Brin tegen Siuan. Zijn grijze hoofd boog zich over haar schijnbaar jeugdige gezicht. Hij stond breeduit, de laarzen stevig op het zand geplant, zijn vuisten in de zij, en zag eruit als een breed rotsblok. Het zweet dat van zijn gezicht droop, had net zo goed op dat van iemand anders kunnen zitten, zo weinig aandacht besteedde hij eraan. ‘Ik prijs je voor hoe zacht mijn hemden zijn, en je bijt mijn hoofd eraf. En ik zei dat je er opgewekt uitzag; ik dacht toch niet dat dat het begin van een veldslag was. Het was dank en lof, vrouw, al zaten er geen rozen bij.’