‘Dank?’ gromde Siuan. Haar blauwe ogen fonkelden, ik wil je dank niet! Je hebt er alleen maar plezier in dat ik je hemden strijk. Je bent een kleinere man dan ik ooit gedacht had, Garet Brin. Verwacht je dat ik je achterna zou lopen als iemand van het kamp wanneer het leger optrekt, hopend op nog meer dank? En spreek me niet aan als vróuw! Dat klinkt als: “Hier, hond!”’
Er begon een ader op Brins slapen te kloppen. ‘Het verheugt me dat je je aan je woord houdt, Siuan. En als het leger ooit optrekt, verwacht ik dat je dat blijft doen. Ik heb je nimmer om die eed gevraagd; het was jouw keuze om zo onder de verantwoordelijkheid van je daad uit te komen. Je had nooit gedacht dat je ter verantwoording zou worden geroepen om je eraan te houden, niet? En nu we het toch over een marcherend leger hebben, wat heb je gehoord terwijl je voor de Aes Sedai in het stof kronkelde en hun voeten kuste?’
In een oogwenk ging Siuans heftige woede over in ijzige kalmte. ‘Dat is geen onderdeel van mijn eed.’ Men zou gedacht hebben dat ze een jonge Aes Sedai was. Ze stond daar kaarsrecht, met koele, uitdagende trots. Een Aes Sedai die nog niet lang genoeg met de Kracht had gewerkt om dat leeftijdloze uiterlijk te krijgen, ik ga niet voor jou spioneren. Je dient de Zaal van de Toren, Garet Brin, volgens jóuw eed. Jouw leger marcheert als de Zaal beslist. Luister naar hun woorden en gehoorzaam als je ze hoort.’
De verandering in Brin was al even bliksemsnel. ‘Je zou een waardige vijand zijn om het zwaard mee te kruisen,’ grinnikte hij bewonderend. ‘Je zou een betere...’ En al even snel maakte zijn vrolijkheid plaats voor boosheid. ‘De Zaal, hè? Vertel Sheriam dat ze net zo goed kan ophouden om me te ontlopen. Wat er hier gedaan kan worden, is gedaan. Zeg haar dat een wolfshond in een hok net zo goed een varken kan zijn, als de wolven komen. Ik heb deze mannen niet bijeengebracht om op de markt te verkopen.’ Met een knikje schreed hij verder, door de menigte heen. Siuan staarde hem nadenkend na. ‘Waar ging dat allemaal over?’ vroeg Nynaeve, en Siuan schrok op. ‘Over wat niet jouw zaken zijn,’ snauwde ze, en ze streek haar jurk glad. Je zou denken dat Nynaeve met opzet naar haar toe geslopen was. Die vrouw vatte alles persoonlijk op.
‘Laat maar,’ zei Nynaeve vlak. Ze liet zichzelf niet afleiden. ‘Wat ik echter niet wil laten gaan, is de kans om jou te bestuderen.’ Ze moest vandaag iets nuttigs doen, al zou ze erbij omkomen. Siuan keek om zich heen en wilde wat zeggen. ‘Nee, ik heb Marigan niet, en ik heb haar ook niet nodig. Je hebt me twee keer – twee keer! – verdragen, sinds ik een aanwijzing vond dat er iets binnen jou geheeld kon worden. Ik ben van plan om je vandaag te bestuderen, en als ik dat niet kan, zal ik Sheriam vertellen dat je haar bevelen in de wind slaat om jezelf ter beschikking te stellen. Ik zweer je dat ik dat zal doen!’ Even dacht ze dat de ander haar zou uitdagen door te zeggen dat ze haar gang moest gaan, maar uiteindelijk zei Siuan met tegenzin: ‘Vanmiddag. Vanmorgen heb ik het druk. Tenzij je jouw wens belangrijker vindt dan hulp bieden aan je vriend uit Tweewater.’ Nynaeve kwam dichterbij. Niemand in de straat besteedde enige aandacht aan hen, hoogstens een blik in het voorbijgaan. ‘Wat zijn ze met hem van plan? Je blijft maar zeggen dat ze er nog niet uit zijn, maar ze moeten onderhand toch tot een soort gevolgtrekking zijn gekomen?’ Als dat zo was, zou Siuan het weten, of ze dat nou mocht of niet. Ineens stond Leane er, en Nynaeve kon net zo goed niets gevraagd hebben. Siuan en Leane keken elkaar nijdig aan als twee katten met een hoge rug in een te kleine kamer. ‘En?’ mompelde Siuan met opeengeklemde kaken. Leane snoof. Haar krullen dansten toen ze het hoofd in haar nek wierp. Haar lippen vertrokken tot een hatelijke grijns, hoewel haar woorden in toon noch gelaatsuitdrukking erbij pasten, ik heb geprobeerd het uit hun hoofd te praten,’ grauwde ze, maar zacht. ‘Ze hebben alleen niet goed genoeg naar je geluisterd en overwegen dat niet eens. Je zult de Wijzen vanavond niet ontmoeten.’
‘Viskuit!’ gromde Siuan. Ze draaide zich op haar hakken om en stampte net zo snel weg als Leane, maar dan de andere kant op. Nynaeve hief haar handen bijna wanhopig in de lucht. Praten alsof zij er niet bij stond, alsof ze niet precies wist waar ze het over hadden.
Haar negeren. Siuan kon maar beter vanmiddag opdagen zoals ze had beloofd, of ze zou een manier vinden om haar uit te wringen en op te hangen om te drogen! Ze sprong op toen ze werd aangesproken door een vrouw achter haar.
‘Ze zouden die twee naar Tiana moeten sturen voor een gezond pak slaag.’ Lelaine kwam naast Nynaeve staan en keek eerst Siuan en toen Leane na. Rondlopen en mensen besluipen! Van Logain, Burin of de Altaraanse edelen was geen spoor te bekennen. De Blauwe zuster verschikte haar stola. ‘Ze zijn natuurlijk niet meer wat ze ooit waren, maar je zou toch denken dat ze enige waardigheid kunnen bewaren. Het is beslist onnodig dat ze elkaar op straat waarachtig de haren gaan uittrekken.’
‘Soms kunnen mensen elkaar tegen de haren in strijken,’ zei Nynaeve. Siuan en Leane werkten zo vlijtig aan het instandhouden van het sprookje dat ze hen toch minstens kon steunen. Ze haatte het als mensen haar beslopen.
Lelaine keek naar Nynaeves hand op haar vlecht en trok hem weg. Te veel mensen kenden die gewoonte; een gewoonte die moeilijk viel af te leren. Maar wat de Aes Sedai zei, was: ‘Niet als de waardigheid van de Aes Sedai in het geding is, kind. Vrouwen die de Aes Sedai dienen, zouden in het openbaar enige terughoudendheid moeten betrachten, hoe dwaas ze onder elkaar ook doen.’ Daarop kon ze niets terugzeggen. ‘Waarom kwam je binnen, juist toen ik Logain liet zien?’
‘Ik dacht dat de kamer leeg was, Aes Sedai,’ zei Nynaeve haastig. ‘Het spijt me. Ik hoop dat ik u niet stoorde.’ Dat was geen antwoord – ze kon toch niet zeggen dat ze zich verborgen had voor Mijrelle – maar de Blauwe zuster keek haar slechts even aan. ‘Wat denk je dat Rhand Altor zal doen, kind?’ Nynaeve knipperde verrast met haar ogen. ‘Aes Sedai, ik heb hem al een halfjaar niet gezien. Alles wat ik weet, heb ik hier gehoord. Is de Zaal...? Aes Sedai, wat heeft de Zaal over hem besloten?’ Lelaine nam Nynaeve op en kneep haar lippen samen. Haar donkere ogen leken in je hoofd te kunnen kijken en konden je echt van streek brengen. ‘Een opmerkelijke samenloop van omstandigheden. Je komt uit hetzelfde dorp als de Herrezen Draak, net als dat andere meisje, Egwene Alveren. Er werden als novice grote dingen van haar verwacht. Heb je enig idee waar ze is?’ Ze wachtte niet op antwoord. ‘En die andere twee jongemannen, Perijn Aybara en Mart Cauton. Allebei ook ta’veren, naar ik begrepen heb. Zeer opmerkelijk. En dan jij, met jouw buitengewone ontdekkingen, ondanks je beperkingen. Waagt Egwene zich, op de plek waar ze zich bevindt, ook op nieuwe gebieden waar niemand van ons nog is gegaan? Jullie allemaal hebben nogal wat gesprekken onder de zusters losgemaakt, dat kun je je voorstellen.’ ik hoop dat ze aardige dingen zeggen,’ zei Nynaeve langzaam. Sinds hun komst naar Salidar waren er een heleboel vragen gesteld over Rhand, vooral nadat de gezanten naar Caemlin vertrokken waren – sommige Aes Sedai leken met haar over weinig andere zaken te kunnen praten – maar dit scheen iets anders. Dat was de moeilijkheid als je praatte met Aes Sedai. De helft van de tijd kon je er geen staat op maken wat ze bedoelden of waar ze op uit waren. ‘Heb je nog steeds hoop dat je Siuan en Leane kunt helen, kind?’ Lelaine knikte alsof Nynaeve geantwoord had, en zuchtte. ‘Soms denk ik dat Mijrelle gelijk heeft. We laten je te veel los. Ondanks je ontdekkingen moeten we je misschien onder de hoede van Theodrin plaatsen, tot dat blok om vrijelijk te kunnen geleiden is verbroken. Bedenk wat je kunt bereiken, als je in aanmerking neemt wat je de laatste twee maanden hebt bereikt.’ Nynaeve greep zonder nadenken haar vlecht vast en probeerde er een woord tussen te krijgen, een zorgvuldig overwogen bezwaar, maar Lelaine sloeg geen acht op haar poging. Wat misschien maar beter was. ‘Je bewijst Siuan en Leane er geen dienst mee, kind. Laat hen vergeten wie en wat ze waren, opdat ze tevreden zijn met wie en wat zij nu zijn. Afgaande op hun gedrag ben jij het enige dat hun ervan weerhoudt om het te vergeten. Jij en je dwaze pogingen om te helen wat niet geheeld kan worden. Zij zijn geen Aes Sedai meer. Waarom valse hoop wekken?’