Выбрать главу

‘Dat ben ik niet,’ begon Nynaeve verontwaardigd, toen een klein stemmetje vroeg of ze de waarheid voor zichzelf trachtte te verbergen. Het was zo ontmoedigend om het te proberen, te proberen en te proberen... en te falen.

Theodrin gunde haar geen verdere uitvlucht, ik begrijp dat je vandaag verplichtingen hebt,’ zei ze kalm, ‘maar morgen wil ik je zien, en elke dag daarna, of je dwingt me om andere stappen te nemen. Ik wil dat niet, en jij wilt dat ook niet. Ik ben van plan jouw blok te breken. Mijrelle heeft me gevraagd om heel goed mijn best te doen, en ik beloof je dat ik dat ook zal doen.’

De halve herhaling van wat ze Siuan zelf verteld had, liet Nynaeves kaak openvallen. Dit was de eerste keer dat Theodrin het hogere gezag van haar positie gebruikte. Met Nynaeves geluk van vandaag kon het heel goed zijn dat zij en Siuan naast elkaar op Tiana mochten wachten.

Theodrin wachtte niet op antwoord. Ze knikte slechts alsof ze een bevestiging gekregen had en gleed de straat op. Nynaeve kon bijna de stola om haar schouders zien. Deze morgen liep helemaal niet goed. En alweer Mijrelle! Ze wilde gaan krijsen.

Elayne keek haar over de novices met een trots glimlachje aan, maar Nynaeve schudde slechts haar hoofd en wendde zich af. Ze ging terug naar haar kamer. Het gaf precies aan hoe haar dag was dat ze halverwege door een hollende Dagdara Finsche onder de voet werd gelopen. Rennend! Een Aes Sedai! De grote vrouw bleef ook niet staan, riep haar zelfs geen verontschuldiging toe terwijl ze zich verder door de menigte heen ploegde.

Nynaeve krabbelde overeind, sloeg het stof af, stampte terug naar haar kamer en smeet de deur achter haar dicht. Het was er heet en bedompt, de bedden waren niet opgemaakt – Moghedien was er nog niet aan toe gekomen – en het ergste was dat Nynaeves weergevoel zei dat er op dit ogenblik een hagelstorm over Salidar hoorde los te barsten. Maar ze liet zich in de stad niet meer verrassen, of onder de voet lopen.

Ze viel op de gekreukte lakens neer en haar vingers speelden met de zilveren armband. Haar gedachten draaiden rond de kennis die ze van Moghedien zou kunnen leren, of Siuan vanmiddag zou verschijnen, over Lan, over haar blok, en of ze in Salidar zou blijven. Het was niet echt weglopen. Ze zou waarschijnlijk naar Caemlin gaan, naar Rhand. Hij had iemand nodig die ervoor zorgde dat zijn hoofd niet te veel opzwol, en Elayne zou dat leuk vinden. Ze had alleen graag gehad dat hun vertrek – niét weglopen – niet aantrekkelijker werd nu Theodrin haar bedoelingen had verkondigd.

Ze verwachtte dat ze in de gevoelens die door de a’dam stroomden een teken zou opvangen dat Moghedien klaar was met haar werk, en dat ze er weer op uit moest om haar te vinden – Moghedien verschool zich vaak als ze een gemelijke bui had – maar de schaamte en woede vanuit de a’dam verminderden niet. Toen de deur opensloeg, kwam dat als een volledige verrassing.

‘Ben je daar?’ gromde Moghedien. ‘Moet je zien!’ Ze hield haar handen op. ‘Voorgoed bedorven!’ Voor Nynaeve leken ze op elk stel handen dat in een wastobbe had gezeten; wit en gerimpeld, zeker, maar dat zou wegtrekken, ik moet niet alleen in armoe leven en sloven als een dienstmeid, maar nu ook nog het werk doen van een stompzinnige...’

Nynaeve snoerde haar heel eenvoudig de mond. Ze dacht aan een klap, hoe dat voelde, en schoof die gedachte naar het gedeelte van haar geest waar Moghediens gevoelens lagen. De ogen van Moghedien werden groot, haar mond klapte dicht en haar lippen persten zich opeen. Het was geen harde klap, maar wel een waarschuwende. ‘Doe de deur dicht en ga zitten,’ zei Nynaeve. ‘Je kunt de bedden later opmaken. We hebben nu les.’

‘Ik ben beter gewend dan dit,’ gromde Moghedien terwijl ze gehoorzaamde. ‘Een nachtarbeider in Tojar had het beter!’

‘Tenzij ik het helemaal mis heb,’ zei Nynaeve scherp, ‘had geen enkele nachtarbeider ooit de doodstraf boven zijn hoofd hangen. Je zegt maar wanneer je wilt dat we Sheriam vertellen wie je bent.’ Het was zuiver bluf – Nynaeves maag vonkte vlammend als ze eraan dacht – maar uit Moghedien sloeg een ziekmakende golf van angst. Nynaeve bewonderde bijna de kalmte op haar gezicht; als zij zich zo gevoeld had, zou ze gillend en knarsentandend op de vloer hebben liggen rollen.

‘Wat moet ik laten zien?’ zei Moghedien vlak. Ze moesten haar altijd zeggen wat ze van haar wilden. Zij droeg zelden iets vrijwillig bij, totdat ze zo’n dwang op haar uitoefenden dat Nynaeve het bijna een marteling vond.

‘We proberen iets wat je ons niet erg goed hebt bijgebracht. Ontdekken hoe een man kan geleiden.’ Tot dusverre was dat het enige geweest dat zij en Elayne niet snel hadden kunnen oppikken. Het kon van pas komen als ze besloot om naar Caemlin te gaan. ‘Dat is niet gemakkelijk, vooral zonder een man om op te oefenen. Jammer dat je er niet in geslaagd bent om Logain te helen.’ Er was geen spot in Moghediens stem, noch op haar gezicht, maar ze keek even naar Nynaeve en ging haastig door. ‘Maar we kunnen de vormen opnieuw proberen.’

De les was inderdaad niet gemakkelijk. Dat was nooit zo, zelfs niet met iets dat Nynaeve onmiddellijk kon leren als het weven eenmaal duidelijk was. Moghedien kon niet geleiden als Nynaeve het haar niet toestond, feitelijk als Nynaeve haar niet leidde. Maar in een volgende les moest Moghedien leiden om aan te geven hoe de stromen liepen. Dat maakte het nogal ingewikkeld en was de belangrijkste reden waarom ze niet elke dag heel veel nieuwe ideeën konden leren. In dit geval had Nynaeve al enig idee hoe de stromen geweven werden, maar het was een ingewikkeld kantwerk van alle vijf de Krachten, waarbij Heling eenvoudig leek. Bovendien veranderde het patroon met verblindende snelheid. Die moeilijkheid was de belangrijkste reden, zo verklaarde Moghedien, dat het niet erg veel gebruikt werd. Je kreeg er ook razende hoofdpijn van als je het lang achtereen deed. Maar Nynaeve lag op het bed en werkte er zo hard mogelijk aan. Als ze inderdaad naar Rhand ging, had ze dit misschien nodig, en ze wist niet hoe gauw. Ze geleidde de stromen nu zelf; een korte gedachte aan Lan of Theodrin hield haar boosheid keurig in stand. Vroeg of laat zou Moghedien voor haar misdaden ter verantwoording worden geroepen, en waar bleef Nynaeve dan, terwijl ze zo gewend was om desgewenst uit andermans krachten te putten? Ze moest leven en werken binnen haar eigen beperkingen. Kón Theodrin een manier bedenken om haar blok te breken? Lan moest in leven zijn, zodat ze hem kon vinden. Het kloppen werd een pijn die in haar slapen boorde. Moghediens ooghoeken verstrakten zich, en soms wreef ze over haar hoofd, maar de armband voerde onder de vrees een stroom aan die bijna op tevredenheid leek. Nynaeve bedacht dat zelfs als je niets aan anderen wilde leren, het toch een zekere voldoening gaf. Ze betwijfelde of ze het wel prettig vond dat Moghedien zulke gewone menselijke antwoorden verschafte.

Ze wist niet hoe lang de les duurde, terwijl Moghedien murmelde: ‘Bijna,’ en: ‘Nog niet helemaal,’ maar toen de deur openvloog, vloog zijzelf bijna van de matras af. De onverwachte vurige bol van angst bij Moghedien zou een andere vrouw doen brullen. ‘Heb je het gehoord, Nynaeve?’ vroeg Elayne terwijl ze de deur dichtdeed. ‘Er is een gezant van de Toren, van Elaida.’ Nynaeve vergat de woorden die ze had willen uitschreeuwen als haar hart niet in haar keel gezeten had. Ze vergat zelfs haar hoofdpijn. ‘Een gezant? Weet je het zeker?’

‘Natuurlijk weet ik het zeker, Nynaeve. Denk je dat ik hierheen kom rennen voor wat praatjes? Het hele dorp is in rep en roer.’ ik weet niet waarom,’ zei Nynaeve zuur. Het geknars in haar schedel was weer terug. En alle ganzenmunt in haar kruidentas onder het bed kon haar brandende maag niet blussen. Zou die meid ooit nog leren kloppen? Moghedien had beide handen tegen haar buik gedrukt, alsof ze ook wel wat ganzenmunt kon gebruiken. ‘We hebben ze gezegd dat Elaida wist van Salidar.’

‘Misschien hebben ze ons geloofd,’ zei Elayne en ze viel op het voeteneinde van Nynaeves bed neer, ‘en misschien ook niet, maar dit maakt wel duidelijk dat Elaida weet waar we zijn, en waarschijnlijk ook wat we in ons schild voeren. Iedere dienstmeid kan een van haar ogen-en-oren zijn. Misschien wel een zuster. Ik heb een glimp van de gezant opgevangen, Nynaeve. Geelblond haar en blauwe ogen die de zon kunnen bevriezen. Een Rode, die Tarna Feir heet, zei Faolain. Een zwaardhand op wacht heeft haar begeleid, het dorp in. De manier waarop ze naar je kijkt, is net alsof ze naar een steen kijkt.’ Nynaeve keek naar Moghedien. ‘We zijn voor nu klaar met de les. Kom over een uur terug en je kunt de bedden opmaken.’ Ze wachtte tot Moghedien weg was, met haar lippen op elkaar en haar rokken vast in haar vuisten, en keerde zich weer tot Elayne. ‘Welke... boodschap bracht ze over?’