Выбрать главу

‘Dat hebben zij me natuurlijk niet verteld, Nynaeve. Iedere Aes Sedai die ik voorbijging vroeg zich hetzelfde af. Ik hoorde dat Tarna lachte nadat ze hoorde door de Zaal van de Toren ontvangen te worden. En niet alsof ze plezier had. Je denkt toch niet...’ Elayne kauwde even op haar onderlip. ‘Je denkt toch niet dat ze echt kunnen beslissen om...’

‘Om terug te gaan?’ zei Nynaeve ongelovig. ‘Elaida wil dat ze de laatste tien span letterlijk kruipen, en de laatste span op hun buik! Zelfs als ze dat niet vraagt, zelfs als deze Rode zegt: “Kom terug, alles is vergeven en het avondmaal wacht,” denk je dat ze Logain zo makkelijk weg kunnen wuiven?’

‘Nynaeve, Aes Sedai kunnen alles wegwuiven om de Toren weer heel te maken. Alles. Je begrijpt ze niet zoals ik dat doe; er waren Aes Sedai in het paleis vanaf de dag dat ik geboren ben. De vraag is alleen: wat gaat Tarna tot de Zaal zeggen? En wat zeggen ze tegen haar?’ Nynaeve wreef geërgerd over haar armen. Ze had geen antwoorden, alleen maar hoop, en haar weergevoel vertelde haar dat de hagelstorm die er niet was, op dit moment op de daken van Salidar roffelde als op trommels. Het gevoel bleef dagenlang aanwezig.

9

Plannen

‘Heb jij die Vuurwerkers naar Amador gebracht?’ Velen zouden ineengekrompen zijn bij het horen van Pedron Nials koude toon, maar niet de man die op de ingelegde gouden zonnekrans voor Nials gebruikelijke stoel met hoge rug stond. Hij ademde zelfverzekerdheid en bekwaamheid uit. Nial ging door: ‘Er is een reden waarom ik tweeduizend Kinderen de grens met Tarabon laat bewaken, Omerna. Tarabon zit volkomen dicht. Er mag niémand de grens over. Als het aan mij lag, vloog er nog geen vogel uit.’

Omerna was hét beeld van wat een officier van de Kinderen van het Licht behoorde te zijn: lang en indrukwekkend, met een sterk, onbevreesd gezicht, een stevige kin en golven wit haar bij de slapen. Zijn donkere ogen leken heel goed in staat om de moeilijkste slagvelden onaangedaan te overzien, en dat hadden ze inderdaad gedaan. Op dit moment leken ze verzonken in diepe gedachten. De wit-met-gouden wapenmantel van een kapiteinheer, een Gezalfde van het Licht, stond hem goed. ‘Mijn kapiteinheer-gebieder, zij wensen hier een gildehuis te vestigen.’ Zelfs zijn stem, diep en welluidend, paste bij het beeld. ‘Vuurwerkers reizen overal. Het moet mogelijk zijn om onze faktoors daartussen te schuiven. Faktoors die welkom zijn in iedere stad, in ieder landhuis van een edelman, in ieder paleis van een vorst.’ Abdel Omerna was zogenaamd een onbelangrijk lid van de Raad der Gezalfden. In werkelijkheid was hij de verspiedermeester van de Kinderen van het Licht. ‘Denkt u dat eens in!’

Wat Nial dacht was dat het Vuurwerkersgilde van de eerste man tot de laatste vrouw uit Taraboners bestond. Dat Tarabon was overspoeld door wanorde en waanzin, die hij niet over Amadicia wenste uit te storten. Als hij moest wachten op het uitbranden van die stormvloed, kon hij die in ieder geval isoleren. ‘Zij zullen behandeld worden als ieder ander die erdoorheen glipt, Omerna. Onder bewaking gehouden, verboden om met wie dan ook te praten, en zonder uitstel weer Amadicia uitgezet.’

‘Ik wil benadrukken, heer kapiteinheer-gebieder, dat hun bruikbaarheid die paar praatjes die ze mogelijk verspreiden meer dan goed maakt. Zij bemoeien zich niet met anderen. En behalve dat ik ze voor mijn agenten kan gebruiken, ‘geeft een gildehuis van Vuurwerkers Amador veel aanzien. Het enige gildehuis, nu. Dat in Cairhien is verlaten, en dat moet zeker ook gebeurd zijn met het andere in Tanchico.’ Aanzien! Nial wreef zijn linkeroog om een onwillekeurig zenuwtrekje te stoppen. Het had weinig zin om kwaad te worden op Omerna, maar de poging zich in te houden, kostte moeite. De ochtendhitte bracht zijn stemming boven een langzaam vuurtje tot het kookpunt. ‘Ze bemoeien zich inderdaad niet met anderen, Omerna. Ze wonen bij elkaar, reizen met elkaar en spreken nauwelijks met iemand anders. Ben je van plan om deze faktoors te laten trouwen met Vuurwerkers? Ze trouwen zelden buiten het gilde, en alleen door geboorte kun je Vuurwerker worden.’

‘Ach, ik ben er zeker van dat er een manier kan worden gevonden.’ Niets kon dat uiterlijk van zelfverzekerdheid en bekwaamheid verstoren. ‘Het gebeurt zoals ik zeg, Omerna.’ De man wilde zowaar nóg wat zeggen, maar Nial was hem geërgerd voor: ‘Zoals ik gezegd heb, Omerna! Ik wil er niets meer van horen! Nou, welke inlichtingen heb je vandaag? Welke bruikbare inlichtingen? Dat is jouw taak. Niet om Ailron van vuurwerk te voorzien.’

Omerna aarzelde. Hij was echt van plan om nog eens te pleiten voor zijn geliefde Vuurwerkers, maar uiteindelijk zei hij gewichtig: ‘De berichten over draakgezworenen in Altara zijn blijkbaar meer dan geruchten. En wellicht ook in Morland. Het is maar een klein aantal, maar het zal groeien. Een stevige aanpak nu kan hen en de Aes Sedai in Salidar in één...’

‘Bepaal je nu ook al het beleid voor de Kinderen van het Licht? Verzamel inlichtingen, en laat het gebruik ervan aan mij over. Wat heb je nog meer voor me?’

De man beantwoordde de berisping met een rustige buiging van erkenning. Omerna kon heel goed zijn kalmte bewaren; misschien was hij daar wel het best in. ‘Ik heb goed nieuws. Mattin Stepaneos is bereid zich bij u aan te sluiten. Hij aarzelt nog met een openbare aankondiging, maar mijn mensen in Illian berichten mij dat hij dit spoedig zal doen. Men heeft mij verteld dat hij bereid is.’

‘Dat zou opmerkelijk goed zijn,’ zei Nial droog. Zeer zeker opmerkelijk. Tussen de banieren en emblemen die de kroonlijsten van de kamer versierden, hingen Mattin Stepaneos’ drie zilveren luipaarden op een veld van sabel naast een met gouden kwasten versierde Illiaanse koninklijke standaard, negen bijen in gouddraad op een zijden veld van sinopel. De Illiaanse koning leek eindelijk de Narigheden overwonnen te hebben, en tenminste bereid een verdrag te sluiten dat de grenzen tussen Amadicia en Altara tot die van voorheen terugbracht. Nial betwijfelde echter of de man ooit zou vergeten dat hij ondanks de voordelen van het terrein en de manschappen bij Soremane, toch verslagen en gevangengenomen was. Als de Illiaanse Gezellen het slagveld niet hadden bezet zodat de rest van het leger aan Nials list kon ontsnappen, zou Altara vandaag de dag een leen van de Kinderen zijn geweest, en ook waarschijnlijk Morland en zelfs Illian. Erger nog, Mattin Stepaneos had zo’n feeks uit Tar Valon als raadgeefster, hoewel hij dat en de vrouw zelf verborgen hield. Nial stuurde gezanten omdat hij niets onbeproefd wilde laten, maar als Mattin Stepaneos zich vrijwillig bij hem zou aansluiten, zou dat inderdaad opmerkelijk zijn. ‘Ga door. En wees kort. Ik heb een drukke dag vandaag, en ik kan je geschreven verslagen later lezen.’

Ondanks dit bevel bleef Omerna lang aan het woord, op welluidende toon, een en al zekerheid. Altors greep op Andor reikte eigenlijk alleen tot Caemlin. Zijn bliksemsnelle veroveringstocht was uiteindelijk vertraagd, Omerna duidde er met nadruk op dat hij dit voorspeld had. Er was weinig kans dat de Grenslanden zich binnenkort bij de Kinderen tegen de valse Draak zouden aansluiten; edellieden in Shienar, Arafel en Kandor gebruikten de rust in de Verwording om in opstand te komen, en de koningin van Saldea hield zich afzijdig, volgens Omerna uit vrees voor eenzelfde soort opstand. Zijn faktoors waren echter aan het werk en de heersers van de Grenslanden zouden onderworpen worden, zodra die opstandjes bezworen waren. Aan de andere kant waren de heersers van Morland, Altara en Geldan bereid om zich achter hen te scharen, hoewel ze enige tegenstrijdige geluiden lieten horen over het tevreden stellen van die feeksen in Tar Valon. Alliandre van Geldan wist dat haar troon wankel was, wist dat ze de Kinderen nodig had om niet net zo snel omlaag te tuimelen als haar voorgangers, terwijl zowel Tylin van Altara als Roedran van Morland hoopte dat ze door de macht van de Kinderen meer konden worden dan speelpoppen in hun eigen land. Omerna zag deze landen kennelijk al zo goed als zeker in de zadeltassen van Nial.