Выбрать главу

‘Waar wachten ze op?’

Even vertrok Balwers mond alsof zijn lippen werden dichtgestrikt. ik weet het nog niet, heer.’ Balwer hield er helemaal niet van dat er menselijke geheimen waren die hij niet kon blootleggen. Proberen om meer dan oppervlakkige dingen bij de Atha’an Miere te weten te komen was net een poging uit te zoeken hoe het Vuurwerkersgilde hun vuurwerk maakte; een oefening in zinloosheid. De Ogier zouden tenminste ooit eens de beslissingen van hun beraadslagingen openbaar kunnen maken.

‘Ga door.’

‘Het nieuws met iets meer belang is... nogal vreemd, heer. Ik heb betrouwbare verslagen dat Altor gezien is in Caemlin, in Tyr en in Cairhien, soms op dezelfde dag.’

‘Betrouwbaar? Betrouwbare waanzin. De heksen hebben waarschijnlijk twee of drie mannen die op Altor lijken, genoeg althans om iedereen om de tuin te leiden die hem niet kent. Dat zou een heleboel kunnen verklaren.’

‘Mogelijk, heer. Mijn verspieders zijn betrouwbaar.’

Nial sloeg de leren map dicht, waarmee Altors gezicht onzichtbaar werd. ‘En het belangrijkste nieuws?’

‘Ik heb het van twee bronnen in Altara – betrouwbare bronnen, mijn heer – dat de feeksen in Salidar beweren dat de Rode Ajah Logain hebben aangemoedigd om een valse Draak te worden. Ze hebben hem feitelijk bijna als zodanig opgezet. Ze houden Logain in Salidar vast – of een man die beweert Logain te zijn – en laten hem aan edellieden zien die ze daarnaartoe brengen. Ik heb geen bewijs, maar ik vermoed dat ze hetzelfde verhaal vertellen aan iedere vorst die ze kunnen bereiken.’ Nadenkend bestudeerde Nial de banieren boven zijn hoofd. Zij vertegenwoordigden vijanden van bijna ieder land. Geen van hen had hem ooit twee keer verslagen, en slechts een paar één keer. De banieren waren nu allemaal verbleekt van ouderdom. Net als hij. Maar hij was nog niet genoeg vergaan om het einde te kunnen zien van wat hij begonnen was. Elke vlag was in een bloedige strijd genomen. Een strijd waarin je nooit echt wist wat er buiten je zicht gebeurde, waar een zekere overwinning of een zeker verlies even kortstondig kon zijn. De zwaarste slag die hij ooit geleverd had, toen tijdens de Narigheden bij Moisen de legers in de nacht op elkaar stootten, was feitelijk een mooie zomerdag geweest, vergeleken met de slag die hij nu vocht. Had hij het bij het verkeerde eind? Was de Toren werkelijk gebroken? Een of andere strijd tussen de Ajahs? Waarover? Altor? Als de heksen onder elkaar vochten, zouden vele Kinderen bereid zijn om Carridins oplossing te kiezen, namelijk een vernietigende aanval op Salidar, en de dood van zoveel mogelijk feeksen. Mensen die een gedachte aan morgen als vooruitdenken beschouwden, maar nooit dachten aan de week erna of de komende maand, laat staan het volgend jaar. Zoals Valda; misschien was het maar goed dat hij Amador nog niet bereikt had. Rhadam Asunawa, de Groot-Inquisiteur van de Ondervragers, was er ook zo een. Valda wilde altijd een bijl gebruiken, zelfs als een ponjaard beter geschikt was voor de taak. Asunawa wilde elke vrouw die ooit een nacht in de Toren had doorgebracht, gisteren al opgehangen hebben; hij wilde elk boek dat Aes Sedai of de Ene Kracht noemde, verbranden, en de woorden zelf verbannen. Asunawa dacht alleen daaraan, zonder op de kosten te letten. Nial had te hard gewerkt en te veel ingezet om dit in de ogen van de wereld te laten uitlopen op een strijd tussen de Kinderen en de Toren.

Maar eigenlijk deed het er niet toe of hij ongelijk had, want dat kon nog steeds in zijn voordeel zijn. Misschien nog meer dan bij zijn gelijk. Met een beetje geluk kon hij de Witte Toren onherstelbaar vernietigen en de feeksen aan scherven slaan, die makkelijk tot stof konden worden vermalen. Altor zou dan zeker falen, terwijl hij nog bedreigend genoeg was om als prikkel gebruikt te worden. En hij kon dicht bij de waarheid blijven. Behoorlijk dichtbij. Zonder zijn ogen van de banieren af te nemen, zei hij: ‘De breuk in de Toren is echt. De Zwarte Ajah is opgestaan, de overwinnaars hebben de Toren behouden en de verliezers zijn verdreven en likken hun wonden in Salidar.’ Hij keek naar Balwer en glimlachte bijna. Een van de Kinderen zou hem hebben tegengesproken en gezegd dat er geen Zwarte Ajah was of, nog waarschijnlijker, dat alle heksen Duistervrienden waren. Dat zou het nieuwste Kind hebben gezegd. Balwer keek hem slechts aan, en helemaal niet alsof hij zojuist elke waarheid waar de Kinderen voor stonden, had geschonden. ‘Het enige dat wij dienen te besluiten is of de Zwarte Ajah gewonnen heeft of verloren. Ik denk dat ze gewonnen hebben. De meeste mensen zullen geloven dat wie de Toren heeft de echte Aes Sedai zijn. Laat hen de échte Aes Sedai maar verbinden met de Zwarte Ajah. Altor is een schepsel van de Toren, een vazal van de Zwarte Ajah.’ Hij lichtte zijn wijnbeker op en nam een slokje; het hielp niet tegen de hitte. ‘Misschien kan ik de reden waarom ik nog niet tegen Salidar ben opgetrokken, erin opnemen.’ Hij had door zijn gezanten het niet optrekken gebruikt als bewijs dat hij het gevaar Altor heel ernstig nam. Hij was eerder bereid om de heksen op de drempel van Amadicia te laten bijeenkomen dan van de dreiging van de valse Draak afgeleid te worden. ‘De vrouwen daar zijn na al die jaren ontzet over hoe de Zwarte Ajah zich heeft uitgebreid, en eindelijk afkerig van het kwaad waarin zij waren verzonken...’ Zijn vindingrijkheid was uitgeput – het waren allemaal dienaren van de Duistere; van welk kwaad konden zij zich afkeren? – maar Balwer nam het vrij vlot over.

‘Misschien hebben ze besloten zich aan de genade van mijn heer te onderwerpen, misschien hem om bescherming te vragen. Verliezers in een opstand, zwakker dan hun tegenstanders, bevreesd om verpletterd te worden. Een man die van een hoge rots valt, een zekere dood tegemoet, zal zijn hand uitstrekken naar zelfs zijn ergste vijand. Misschien...’ Balwer tikte nadenkend met zijn knokige vingers tegen de lippen. ‘Misschien zijn ze bereid om berouw te tonen over hun zonden en hun Aes Sedai-zijn te verwerpen?’

Nial staarde hem aan. Hij vermoedde dat het kwaad van Tar Valons heksen een van de dingen was waar Balwer niet in geloofde. ‘Zoiets verwacht ik van Omerna.’

Het gezicht van zijn schrijver bleef onaangedaan, maar hij wreef zijn handen over elkaar zoals hij altijd deed wanneer hij zich beledigd achtte. ‘Zoiets mag u van hem verwachten, mijn heer, maar het is ook juist het verhaal dat druk besproken wordt op de plaatsen waar hij zijn oren te luisteren legt, op straat en in herbergen waar edellieden bij een glas wijn roddelen. Daar wordt nimmer over ongerijmdheden gelachen; men luistert er alleen naar. Wat te ongerijmd is om te geloven, wordt geloofd omdat het te ongerijmd is voor een leugen.’

‘Wat wou jij dan voorstellen? Ik ga geen gerucht verspreiden over Kinderen die met feeksen onderhandelen.’

‘Het zou slechts een gerucht zijn, heer.’ Nials blik verhardde zich en Balwer spreidde zijn handen. ‘Zoals u wenst, heer. Iedere keer als een gerucht herhaald wordt, wordt het opgesierd, dus een eenvoudig verhaal is het beste; dan heeft de kern de meeste kans om te blijven bestaan. Ik stel u vier geruchten voor, heer, niet één. Het eerste is dat de verdeeldheid in de Toren veroorzaakt is door de Zwarte Ajah. Het tweede, dat de Zwarte Ajah heeft gewonnen en nu de Toren beheerst. Het derde: de Aes Sedai in Salidar zijn ontzet en vervuld van afkeer en verwerpen hun Aes Sedai-zijn. Ten vierde: zij hebben u benaderd en verzoeken vergeving en bescherming. Voor de meeste mensen zal elk van deze geruchten het andere bevestigen.’ Balwer trok aan zijn jas en toonde een dunne, zelfgenoegzame glimlach.

‘Heel goed Balwer. Het zij zo.’ Nial nam een grotere slok van de wijn. De hitte deed hem zijn leeftijd voelen. Zijn botten voelden bros. Maar hij zou lang genoeg meegaan om de valse Draak vernietigd te zien en de wereld verenigd om Tarmon Gai’don tegemoet te treden. Dit zou het Licht hem toch zeker wel gunnen, ook al mocht hij het niet beleven om de Laatste Slag aan te voeren. ‘En ik wens dat Elayne Trakand en haar broer Gawein gevonden worden, Balwer, en naar Amador gebracht. Zorg ervoor. Je mag nu gaan.’