Выбрать главу

De uitpenseeling van het tafereel is natuurlijk van Chastellain. Wij weten niet, in hoeverre zijn verhaal hier het werkelijk gebeurde styleert. Doch waar het op aankomt: hij ziet den vorst in de eenvoudige vormen van de volksballade; het geval wordt voor hem geheel beheerscht door de meest primitieve roerselen van wederzijdsche trouw.

Terwijl het mechanisme van het staatsbestuur en de staatshuishouding in werkelijkheid reeds gecompliceerde vormen had aangenomen, projecteert zich het staatsbeleid in den geest des volks in enkele vaste, eenvoudige figuren. De politieke voorstellingen, waarin men leeft, zijn die van het volkslied en den ridderroman. Er zijn een beperkt getal koningstypen: de edele, rechtvaardige vorst, de door booze raden misleide vorst, de vorst wreker van de eer van zijn geslacht, de vorst in het ongeluk door de trouw der zijnen gesteund. Het eeuwige wantrouwen, of het geld door de kroon wel in het algemeen welzijn wordt besteed, vindt zijn uitdrukking in de steeds terugkeerende voorstellingen: de koning wordt omringd door hebzuchtige, sluwe raadgevers, of de weelde en overdaad van 's konings hofhouding is er schuld aan, dat het slecht gaat met het land. Zoo reduceeren zich de politieke kwesties voor het volk tot de gevallen van de sproke. Philips de Goede begreep, welke taal het volk verstond. Tijdens zijn feesten in den Haag in 1456 heeft hij, om indruk te maken op de Hollanders en Friezen, die zouden meenen, dat het hem aan geld ontbrak om het bisdom Utrecht te vermeesteren, in een kamer naast de ridderzaal dertig duizend mark zilver aan kostelijk vaatwerk laten uitstallen. Iedereen mag er naar komen kijken. Bovendien zijn er uit Rijssel twee geldkisten meegebracht met tweehonderdduizend gouden leeuwen. Men mag beproeven, ze op te lichten, maar het is moeite vergeefsch[18]. Kan er opvoedkundiger vermenging van staatscrediet en kermisvermaak bedacht worden?

Het vorstelijk leven en bedrijf had nog menigmaal een fantastisch element, dat ons aan den khalief uit Duizend en één Nacht herinnert. Zij handelen te midden van de koel berekende politieke ondernemingen soms met een roekelooze onstuimigheid, die om een persoonlijke gril hun leven en hun werk in gevaar brengt. Eduard III waagt er zichzelf, den prins van Wales en de zaak van zijn land aan, om een vloot van spaansche koopvaarders aan te vallen, ter vergelding van eenige zeerooverij [19].—Philips de Goede heeft er zijn zinnen op gezet, een zijner archers te huwen aan een rijke brouwersdochter uit Rijssel. Toen de vader dit tegenwerkt en er het Parlement van Parijs inhaalt, breekt de hertog, in woede ontstoken, de gewichtige staatsbesognes, die hem in Holland hielden, plotseling af, en onderneemt, in den heiligen tijd vlak voor Paschen nog wel, een gevaarlijke zeereis van Rotterdam naar Sluis, om zijn zin door te drijven[20]. Een andermaal is hij in zinneloozen toorn om een twist met zijn zoon als een weggeloopen schooljongen stil uit Brussel gereden, en verdwaalt 's nachts in het bosch. Als hij weer terecht is, valt de hachelijke taak, om hem weer in zijn gewone doen te brengen, den ridder Philippe Pot te beurt. De handige hoveling vindt het rechte woord: "Bonjour monseigneur, bonjour, qu'est cecy? Faites-vous du roy Artus maintenant ou de messire Lancelot?"[21]

Hoe khaliefachtig doet het aan, wanneer dezelfde hertog, als de geneesheeren hem hebben voorgeschreven, zich het hoofd kaal te laten scheren, gelast, dat alle edelen zullen doen als hij, en Peter van Hagenbach opdraagt, om waar hij een edelman ongeschoren vond, hem van zijn haardos te ontdoen[22]. Of wanneer de jonge koning van Frankrijk Karel VI, met een vriend op één paard, vermomd den intocht van zijn eigen bruid, Isabella van Beieren, gaat zien, en in 't gedrang klappen oploopt van de dienders[23].—Een dichter uit de XVe eeuw laakt het, dat de vorsten hun nar of speelman tot hofraad en minister verheffen, gelijk Coquinet le fou de Bourgogne[24].

Een andere gewoonte herinnert aan figuren, die tot in de laatste dagen van het tsarisme hun invloed aan het Russische hof hadden: de vorsten der XVe eeuw zoeken herhaaldelijk raad in staatszaken bij de visionaire asceten en de geëxalteerde volkspredikers. Dionysius de Kartuizer, Vincent Ferrer traden als politieke raadgevers op; de luidruchtige prediker Olivier Maillard, een Fransche Brugman, was in de heimelijkste onderhandelingen van vorstenhoven gemengd[25]. Een element van godsdienstige spanning werd zoodoende levend gehouden in de hooge staatkunde.

Het was niet door roekeloos avontuurlijke daden en woeste grillen alleen, dat het vorstenleven voortdurend in de sfeer van het romantische bleef. De bloedige tragiek van het koningschap heeft zelden zoo aanhoudend het tooneel van Europa vervuld met den aanblik van aangrijpende lotswisseling als in de XIVe en XVe eeuw. In het Duitsche Rijk en in Engeland in één jaar tijds een koning onttroond. De wildste verhalen liepen van Wenzel, den dronkaard, die de Duitsche landen verwaarloosde, terwijl de Turken steeds dreigender naderden. De koningin zou des nachts door zijn woeste losgebroken honden zijn verscheurd. De geheimzinnige dood van Richard II van Engeland, na zijn verbazenden val, riep dien van Eduard II, zeventig jaren eerder, in het geheugen terug. In Frankrijk een waanzinnige op den troon, en 't land door wilde partijtwist verscheurd. En de gansche christenheid verdeeld door het groote schisma: twee pausen, drie welhaast, die om de macht streden. "Le Pappe de la Lune" noemde men in Frankrijk den paus van Avignon, Benedictus XIII, den Aragonees Peter van Luna: het moet voor het volk een half ijlhoofdigen klank hebben gehad. De twee schreeuwende moorden van 1407 en 1419: op Lodewijk van Orleans en op Jan zonder Vrees, hebben met hun eindeloozen nasleep van wraakzucht en oorlog aan de Fransche geschiedenis eener gansche eeuw een grondtoon van somberen haat gegeven.

Men kon de wisselvalligheid der vorstelijke fortuin, zooals ieder haar voor oogen had in het beeld van het wiel, waar zij aftuimelen met hun schepters en kronen, niet beter belichaamd zien dan in René van Anjou, die altijd weer de hoogste kansen had gemist, die getracht had naar de kronen van Hongarije, Sicilië en Jeruzalem, en niet anders vond dan nederlagen, moeilijke ontvluchtingen, lange gevangenschappen. De dichter-koning zonder troon, die zich vermeide in herderdicht en miniatuurkunst, moet wel van een diep gewortelde frivoliteit zijn geweest, of het lot zou hem hebben genezen. Bijna al zijn kinderen had hij zien sterven, en de dochter, die hem gebleven was, had een lot, dat in zwarte droefheid het zijne overtrof. Margareta van Anjou, vol geest, eerzucht en hartstocht, had, zestien jaar oud, den koning van Engeland gehuwd, Hendrik VI, een onnoozele. Het Engelsche hof was een hel van haat. Toen eindelijk de groote familiestrijd in de phase van bloedig geweld was gekomen, verloor Margareta kroon en rijkdom. Zij had het ergste gevaar en den bittersten nood gekend; aan de erbarming van een struikroover had zij zich en haar zoon moeten toevertrouwen. Zij had bij de mis een Schotschen boogschutter om een penning moeten vragen voor een offer, "qui demy à dur et à regret luy tira un gros d'Escosse de sa bourse et le luy presta". Toen Chastellain het aandoenlijk verhaal van haar rampspoed en zwerftochten uit haar mond vernam, en haar tot troost een Temple de Bocace[26] wijdde, "aucun petit traité de fortune, prenant pied sur son inconstance et déceveuse nature", een sombere galerij van vorstenongeluk, toen stond haar het ergste nog te wachten: bij Tewkesbury in 1471 de Lancaster's voorgoed verslagen, haar eenige zoon in den slag gevallen of na den slag vermoord, haar gemaal heimelijk omgebracht, zijzelf vijf jaren in den Tower, om tenslotte door Eduard IV aan Lodewijk XI te worden verkocht, wien zij tot dank voor haar bevrijding afstand moest doen van de erfenis van haar vader, koning René.