Выбрать главу

Er was niets in hun optreden dat deed vermoeden dat ze elkaar nu nader waren dan tijdens het eten de avond ervoor, behalve dat Matthias zijn hand over die van Þóra legde en haar een samenzweerderige knipoog gaf. Ze glimlachte terug, maar zei niets. Hij haalde daarna zijn hand weg en ging verder met eten. Na het ontbijt gingen ze allebei naar hun eigen kamer om in te pakken.

Terwijl Þóra bij de receptie op Matthias wachtte, ging haar gsm. Het was Gylfi. Voordat Þóra op het knopje duwde om het gesprek aan te nemen, herinnerde ze zichzelf eraan dat hij natuurlijk niet mocht weten waar zijn moeder die nacht mee bezig was geweest.

‘Hoi lieverd,’ zei ze en ze probeerde gewoon te doen.

‘Hoi.’ Gylfi klonk serieus en het duurde even, voordat hij zei waar hij voor belde. ‘Eh, wat ik je wilde vertellen… Waar ben je?’

‘Ik ben in Hotel Rangá. Ik was aan het werk dit weekend. Ben je al thuis?’

‘Ja.’ Weer was het even stil. ‘Wanneer kom je naar huis?’

Þóra keek op de klok. Het was bijna elf uur. ‘Ik ben er voor één uur, denk ik.’

‘Oké, dan zie ik je dan.’

‘Waarom ben je niet nog steeds bij je vader? Waar is je zusje?’ zei Þóra vlug, voordat hij ophing.

‘Zij is nog steeds bij hem. Ik ben weggegaan.’

‘Weggegaan? Waarom? Hebben jullie ruzie gehad?’

‘Ja, dat kun je wel zeggen,’ antwoordde hij. ‘Hij begon.’

‘Hoe dan?’ Þóra’s mond viel open van verbazing. Hannes was gewoonlijk erg goed in het voorkomen van ruzies en had tot nu toe een prima relatie met zijn zoon gehad, hoewel die laatste hem niet bijzonder onderhoudend vond.

Hij zuchtte. ‘Hij leek wel met me te willen praten en toen ik dacht dat hij me begreep en hem het nieuws vertelde, ging hij helemaal door het lint. Ik zweer het je: hij sprong drie meter de lucht in en deed een flikflak achterover. Ik had geen zin om daarnaar te luisteren. Ik dacht dat hij me zou begrijpen.’

De ene na de andere gedachte spookte door Þóra’s hoofd. Ze besefte dat Gylfi’s beschrijving van de reactie van zijn vader erg overdreven was. Wat was er eigenlijk gebeurd? Þóra had er enorm veel spijt van dat ze Hannes uitgedaagd had om met de jongen te praten: dat had dus duidelijk niet geholpen. ‘Gylfi, waarom werd je vader zo boos, lieverd? Is het datgene waarover je straks met me wilt praten?’

‘Ja.’ Geen verdere uitleg en het was duidelijk dat ze zou moeten wachten totdat ze hem zag, om dit opgehelderd te krijgen.

‘Luister eens, ik kom eraan. Ik ga niet naar de sportschool, zodat jij en ik hierover rustig kunnen praten. Blijf waar je bent.’

‘Dan moet je voor één uur komen. Ik moet je aan wat mensen voorstellen.’

Mensen? Mensen? Zat hij bij een sekte? Þóra werd kil vanbinnen. ‘Gylfi, je gaat niet naar wie dan ook, voordat ik thuis ben. Begrepen?’

‘Kom voor één uur,’ zei hij daarop. ‘Dan is papa er ook.’ Hij nam afscheid en hing op.

Þóra’s hart bonkte hard en snel onder haar ribben en ze moest grote moeite doen om het niet uit te schreeuwen. Met trillende handen koos ze het mobiele nummer van Hannes, maar de telefoon had geen bereik of hij stond uit. Ze staarde naar haar telefoon. Hannes had anders nooit zijn gsm uit staan: hij sliep met zijn mobiele telefoon op zijn nachtkastje voor het geval men hem midden in de nacht wilde bereiken. Zelfs paardrijtochten waren zo geregeld dat ze binnen het bereik van het telefoonnetwerk bleven; ze betwijfelde of Hannes zichzelf ooit daarbuiten had gewaagd sinds hij zijn gsm had. Ze probeerde het nummer van zijn vaste telefoon, maar daar kreeg ze geen gehoor. Wat zou die jongen gedaan kunnen hebben? Zou hij begonnen zijn te roken? Nee, dat kon haast niet. Zou hij aan drugs verslaafd zijn geraakt en hard op weg naar het afkickcentrum zijn? Nee, onmogelijk: dat zou ze gemerkt hebben. Zou hij homo zijn? Was hij van plan om met hen naar een bijeenkomst van de IJslandse homo-organisatie te gaan? Hannes zou daar zeker niet van in verlegenheid raken, want één ding kon je hem nageven: hij ging betrekkelijk goed met zijn tijd mee. Bovendien had ze zo’n idee gehad dat Gylfi verliefd was op een meisje van wie ze de naam nooit had kunnen achterhalen. Nee, dat was het niet. Er schoten haar allerlei gedachten door het hoofd, de een nog absurder dan de ander. Que sera sera. Ze stond op en keek om de hoek de gang in om te kijken of Matthias eraan kwam. Hij bleek in de deuropening van zijn kamer te staan, druk bezig om zijn tas naar buiten te krijgen.

Zodra Matthias afgerekend had, nam Þóra hem bij de arm en trok hem mee.

‘Wat is er aan de hand?’ vroeg hij verbaasd, terwijl Þóra hem de deur uit duwde.

‘Er is een probleem bij mij thuis en ik moet er echt zo snel mogelijk heen.’

Hij geloofde haar direct en zonder verder te vragen wat er aan de hand was, zette hij zijn tas in de auto en ging achter het stuur zitten. Ze reden zonder omwegen naar Reykjavík, via Hella, Selfoss en Hveragerði. Matthias zei onderweg weinig. Pas toen ze in Kambar waren, vroeg hij of hij iets voor haar kon doen en Þóra zei dat ze niet eens wist wat het probleem was, laat staan wat er aan te doen viel. Ze vertelde hem dat het om haar zoon ging en om het nieuws dat hij haar wilde vertellen. Bij Skíðaskáli lagen ze goed op schema en bij Het Kleine Café ook. Bij Rauðavatn kregen ze een lekke band.

‘Shit,’ zei Matthias en hij greep het stuur steviger vast om er niet de macht over te verliezen. Ze verminderden vaart en stopten aan de kant van de weg.

‘O nee, o nee,’ jammerde Þóra. Ze keek op haar horloge. Vijf voor half één. Ze konden Seltjarnarnes nog halen voor één uur, als het verwisselen van de band goed ging.

‘Verdraaide kloteband,’ mompelde Matthias, terwijl hij worstelde om het wiel van de achterkant van de auto af te krijgen. Uiteindelijk lukte dat en ze werkten geconcentreerd samen om de auto op te krikken en de band te verwisselen. Toen ze dat gedaan hadden, nam Matthias het oude wiel en gooide het achter in de auto, waar het boven op Þóra’s trolleykoffer belandde. Het kon haar niets schelen: het was al bijna één uur.

Ze gingen in de auto zitten en Matthias sjeesde weg. ‘Wacht even,’ zei Þóra, toen ze bij haar thuis de oprit opreden, en rende naar het huis. Al rennend haalde ze haar sleutels tevoorschijn, zodat het aanbellen haar niet zou vertragen. Ze drukte met haar linkerhand op de bel om Gylfi te laten weten dat ze er was, terwijl ze met rechts de sleutels in het slot stak en de deur openmaakte. ‘Gylfi,’ riep ze hijgend.

‘Hoi mama.’ Sóley kwam haar met een stralende glimlach rennend tegemoet. Als er iets gebeurd was, dan was haar dat duidelijk helemaal ontgaan.

‘Hoi lieverd. Waar is je broer?’ Þóra duwde zich langs Sóley om naar haar zoon uit te kijken.

‘Hij is weggegaan. Ik heb een briefje voor je,’ zei ze en ze haalde een in elkaar gefrommeld stukje papier uit haar broekzak.

Þóra trok het briefje uit haar handen. Terwijl ze het openvouwde, vroeg ze: ‘Hoe laat is hij weggegaan? En waarheen?’

‘Hij is gewoon weggegaan. Een uur geleden.’ Sóleys gevoel voor tijd was nog niet helemaal goed ontwikkeld; voor hetzelfde geld kon Gylfi daarom een seconde of twee weken geleden weggegaan zijn. ‘Daarop staat waar hij heen ging.’ Ze wees met haar pink naar het briefje, alsof ze wilde voorkomen dat ze het zou verwarren met een ander briefje.

‘Kom.’ Þóra zag dat het adres in Seltjarnarnes was en dus niet zo ver weg. ‘We gaan een eindje rijden met deze aardige meneer.’ Ze gooide Gylfi’s donsjack over de schouders van Sóley, deed haar snel haar rubberlaarzen aan en dirigeerde haar naar buiten. Þóra trok de deur van de achterbank open en hielp haar dochter met snelle bewegingen naar binnen. Zelf sprong ze vervolgens voorin en vroeg Matthias te gaan rijden. ‘Matthias, dit is mijn dochter Sóley. Ze spreekt alleen IJslands. Sóley, lieverd, dit is Matthias. Hij kan geen IJslands, maar jullie worden beslist goede vrienden.’