‘Wen er niet te veel aan om dat ding te dragen,’ zei Moridin. Er blies een windvlaag langs hem heen, waardoor het oppervlak van de zee rimpelde. Op die wind hoorde ze gedempt geschreeuw. ‘Je bent nog niet geheel vergeven, Moghedien. Dit is je proeftijd. Als je de volgende keer weer faalt, geef ik de zielsval misschien wel aan Demandred.’
Ze snoof. ‘Hij zou hem verveeld van zich af gooien. Demandred wil maar één ding: Altor. Iedereen die hem niet naar dat doel leidt, doet er voor hem niet toe.’
‘Je onderschat hem,’ zei Moridin zacht. ‘De Grote Heer is ingenomen met Demandred. Erg ingenomen. Jij, echter...’
Moghedien zonk verder omlaag in haar stoel en voelde haar folteringen weer helemaal opnieuw. Pijn zoals maar weinigen in deze wereld ooit hadden gekend. Veel meer pijn dan een lichaam eigenlijk zou moeten kunnen verdragen. Ze hield de cour’souvra vast en omhelsde saidar. Dat bracht enige verlichting.
Voorheen had het verschrikkelijk veel pijn gedaan om te geleiden in dezelfde kamer als de cour’souvra. Nu zij in plaats van Moridin de hanger droeg, was dat niet meer zo. Niet zomaar een hanger, dacht ze, met haar hand er stevig omheen. Mijn ziel zelf. Alle Duisternis! Ze had nooit gedacht dat juist zij onderworpen zou worden aan zo’n ding. Was zij niet de spin in het web, behoedzaam bij alles wat ze deed?
Ze bracht haar andere hand ook omhoog en legde die over de hand die de hanger omklemde. Stel dat hij afviel, stel dat iemand hem stal? Ze zou hem niet verliezen. Ze mócht hem niet verliezen.
Is dit wat ik ben geworden? Ze voelde zich misselijk. Ik moet me vermannen. Hoe dan ook. Ze dwong zichzelf de zielsval los te laten.
De Laatste Slag was begonnen; nu al stroomden Trolloks de zuidelijke landen binnen. Het was een nieuwe Oorlog van de Schaduw, maar alleen zij en de andere Uitverkorenen kenden de diepere geheimen van de Ene Kracht. De geheimen, althans, die ze niet gedwongen had prijsgegeven aan die verschrikkelijke vrouwen...
Nee, daar moet je niet aan denken. De pijn, het lijden, het falen.
In deze oorlog stonden ze niet tegenover Honderd Gezellen, geen Aes Sedai met eeuwen aan ervaring en oefening. Ze zou zich bewijzen en zorgen dat haar vroegere fouten werden vergeten.
Moridin bleef naar die onmogelijke vlammen staren. Het enige geluid dat te horen was, was het geknetter van het vuur en het geborrel van het kokende water eronder. Uiteindelijk zou hij toch wel vertellen waarom hij haar had ontboden? Hij gedroeg zich de laatste tijd steeds merkwaardiger. Misschien keerde zijn waanzin terug. Ooit zou de man genaamd Moridin – of Ishamael, of Elan Morin Tedronai – ervan hebben genoten een cour’souvra van een van zijn tegenstanders te hebben. Hij zou straffen hebben bedacht en hebben genoten van haar pijn.
Dat was in het begin wel een beetje zo geweest; maar toen... had hij zijn belangstelling verloren. Hij was steeds vaker alleen, starend in vlammen, broedend. De straffen die hij haar en Cyndane had opgelegd, hadden bijna terloops geleken.
Ze vond hem nu gevaarlijker.
Een Poort spleet de lucht vlak naast het platform. ‘Moeten we dit echt elke andere dag doen, Moridin?’ vroeg Demandred, die de Wereld der Dromen binnenstapte. Hij was lang en knap, met pikzwart haar en een opvallende neus. Hij wierp een blik op Moghedien en merkte de zielsval om haar nek op voordat hij doorging. ‘Ik heb belangrijke dingen te doen, en jij stoort me daarbij.’
‘Ik wil je met iemand laten kennismaken, Demandred,’ zei Moridin zacht. ‘Zolang de Grote Heer je nog niet tot Nae’blis heeft benoemd, doe je wat je gezegd wordt. Je speeltjes kunnen wachten.’
Demandreds gezicht betrok, maar hij bood geen verdere tegenwerpingen. Hij liet de Poort dichtgaan, draaide opzij en keek in zee. Hij fronste. Wat zat er in het water? Moghedien had niet gekeken. Ze voelde zich nu dom omdat ze dat had nagelaten. Wat was er met haar waakzaamheid gebeurd?
Demandred liep naar een van de stoelen toe, maar hij ging niet zitten. Hij bleef staan en keek peinzend naar Moridins rug. Waar was Demandred mee bezig geweest? Toen ze was gebonden aan de zielsval, had ze alles gedaan wat Moridin wilde, maar ze had nooit een antwoord gevonden op Demandred.
Ze rilde weer, denkend aan de weken dat ze in zijn macht was geweest. Ik krijg mijn wraak nog wel.
‘Je hebt Moghedien vrijgelaten,’ zei Demandred. ‘Hoe zit het met die... Cyndane?’
‘Zij is jouw zorg niet,’ antwoordde Moridin bot.
Het was Moghedien niet ontgaan dat Moridin Cyndanes zielsval nog droeg. Cyndane. Dat betekende ‘laatste mogelijkheid’ in de Oude Spraak, maar de ware aard van de vrouw was één geheim dat Moghedien wél had ontdekt. Moridin zelf had Lanfir gered uit Sindhol, haar bevrijd van de schepsels die zich voedden met haar vermogen om te geleiden.
Om haar te redden, en natuurlijk om haar te straffen, had Moridin haar gedood. Daardoor had de Grote Heer haar ziel kunnen teruggrijpen en in een nieuw lichaam kunnen stoppen. Grof, maar wel doeltreffend. Het soort oplossing waar de Grote Heer de voorkeur aan gaf.
Moridin leek gericht op zijn vuur, en Demandred op hem, dus maakte Moghedien gebruik van de mogelijkheid om op te staan en naar de rand van het drijvende stenen platform te lopen. Het water was kristalhelder. Daaronder zag ze de mensen heel duidelijk. Ze dreven met hun benen geketend aan iets diep onder water, met hun armen op hun rug gebonden, en wuifden als zeewier heen en weer.
Het waren er duizenden. Allemaal keken ze met grote, doodsbange ogen omhoog naar de lucht. Ze waren gevangen in een permanente toestand van verdrinking. Niet dood, en ze mochten ook niet sterven, maar ze hapten doorlopend naar lucht en vonden alleen water. Terwijl Moghedien toekeek, kwam er iets donkers omhoog wat een van de lichamen de diepte in trok. Een wolk bloed kwam omhoog als een bloeiende bloem; daarop verzetten de anderen zich nog heviger.
Moghedien glimlachte. Het deed haar goed om nog iemand anders behalve zijzelf te zien lijden. Dit konden gewoon denkbeeldige schepsels zijn, maar het konden ook lieden zijn die de Grote Heer hadden teleurgesteld.
Een andere Poort opende zich aan de zijkant van het platform, en een onbekende vrouw stapte erdoor. Ze had schrikbarend onaangename gelaatstrekken: een dikke haakneus en bleke, loensende ogen. Ze droeg een gewaad van mooie gele zijde, maar het benadrukte alleen maar hoe lelijk ze was.
Moghedien sneerde en liep terug naar haar stoel. Waarom liet Moridin een vreemde toe bij hun vergadering? Die vrouw kon geleiden; het moest een van die nutteloze vrouwen zijn die zich in dit tijdperk Aes Sedai noemden.
Maar, dacht Moghedien terwijl ze weer plaatsnam, ze is wel machtig. Hoe had haar een Aes Sedai met zoveel talent kunnen ontgaan? Haar bronnen hadden die ellendige lichtekooi van een Nynaeve bijna meteen opgemerkt, maar ze hadden die toverkol over het hoofd gezien?
‘Is dit degene met wie je ons wilde laten kennismaken?’ vroeg Demandred met een afkeurend gezicht.
‘Nee,’ zei Moridin afwezig. ‘Jullie hebben Hessalam al eens ontmoet.’
Hessalam? Dat betekende... ‘zonder vergiffenis’ in de Oude Spraak. De vrouw keek Moghedien trots in de ogen, en haar houding had iets vertrouwds.
‘Ik heb dingen te doen, Moridin,’ zei de lelijke vrouw, ik hoop maar dat dit...’
Moghedien zoog haar adem naar binnen. Die stem...
‘Sla niet zo’n toon tegen me aan,’ onderbrak Moridin haar, zachtjes sprekend en zonder zich om te draaien. ‘Tegen niemand hier. Zelfs Moghedien staat op het ogenblik meer in de gunst dan jij.’
‘Graendal?’ vroeg Moghedien vol afgrijzen.
‘Noem die naam niet!’ blafte Moridin. Hij draaide zich naar haar om en het brandende water schoot hoger op. ‘Die is haar afgenomen.’
Graendal – Hessalam – ging zitten zonder nog naar Moghedien te kijken. Ja, de houding van die vrouw klopte. Zij was het inderdaad.
Moghedien grinnikte bijna van leedvermaak. Graendal had haar uiterlijk altijd als wapen gebruikt. Nou, nu was het een heel ander soort wapen. Prachtig! Die vrouw moest er haast dol van worden. Wat had ze gedaan om zo’n straf te verdienen? Graendals status – haar gezag, de mythen die over haar werden verteld – was altijd verbonden geweest met haar schoonheid. En nu? Zou ze moeten gaan zoeken naar de afzichtelijkste mensen om die als huisdieren te houden, de enigen die konden wedijveren met haar lelijkheid?