Выбрать главу

Deze keer lachte Moghedien wel. Het was een zachte lach, maar Graendal hoorde het. De vrouw keek haar aan met een blik die geheel op zich al een deel van de zee in brand had kunnen steken.

Moghedien keek kalm terug en voelde zich nu zekerder. Ze weerstond de neiging om de cour’souvra te strelen. Doe wat je wilt, Graendal, dacht ze. We staan nu op gelijke hoogte. We zullen zien wie deze wedren gaat winnen.

Een sterkere wind stak op en de rimpelingen op zee werden hoger, hoewel het platform zelf stil bleef liggen. Moridin liet zijn vuur uitgaan en verderop rezen golven op. Binnen in die golven kon Moghedien lichamen onderscheiden, weinig meer dan donkere schaduwen. Sommige waren levenloos. Andere zwommen naar het wateroppervlak, hun kettingen verwijderd, maar telkens als ze de lucht naderden trok iets hen weer omlaag.

‘Ons aantal is nog maar klein,’ zei Moridin. ‘Wij vieren, en degene die het zwaarst wordt gestraft, zijn alles wat er nog over is. Dat maakt ons als vanzelf de sterksten.’

Sommigen van ons wel, dacht Moghedien. Een van ons is gedood door Altor en had de Grote Heer nodig om terug te keren. Waarom was Moridin nooit gestraft voor zijn falen? Nou, het was beter om niet te lang te zoeken naar rechtvaardigheid in de daden van de Grote Heer.

‘Maar we zijn met te weinig.’ Moridin wuifde met zijn hand, en een stenen deur verscheen aan de zijkant van het platform. Geen Poort, gewoon een deur. Dit was Moridins droomflard; hij kon hem beheersen. De deur ging open en een man beende het platform op.

De man had donker haar en de gelaatstrekken van een Saldeaan: een lichte haakneus, schuinstaande ogen. Hij was lang en knap, en Moghedien herkende hem. ‘De leider van die jonge mannelijke Aes Sedai? Ik ken die man, Mazri...’

‘Die naam is afgeworpen,’ kapte Moridin haar af. ‘Net zoals wij allemaal toen we Uitverkoren werden alles wat we voorheen waren en de namen waarbij mensen ons kenden afwierpen. Vanaf nu zal deze man alleen nog bekendstaan als M’Hael. Een Uitverkorene.’

‘Uitverkorene?’ Hessalam stikte bijna in dat woord. ‘Die knul? Hij...’ Ze brak haar zin af.

Het was niet aan hen om te bepalen wie er Uitverkoren werd. Ze konden er onderling over ruziën, er zelfs over samenspannen als ze het voorzichtig aanpakten, maar twijfelen aan de Grote Heer... dat was niet toegestaan. Nooit.

Hessalam hield haar mond. Moridin zou deze man geen Uitverkorene durven noemen als de Grote Heer dat niet had besloten. Er viel niets tegen in te brengen. Toch huiverde Moghedien. Men zei dat Taim... M’hael... sterk was, misschien wel even sterk als zij, maar iemand verheffen uit deze Eeuw, zo onwetend als de mensen nu waren... Het stak haar om te beseffen dat deze M’Hael als haar gelijke zou worden beschouwd.

‘Ik zie de weerstand in jullie ogen,’ zei Moridin, die hen om beurten aankeek, ‘hoewel maar één van jullie zo dom was om dat ook uit te spreken. M’Hael heeft zijn beloning verdiend. Te veel van onze leden wierpen zich in krachtmetingen met Altor toen hij zwak werd geacht. M’Hael hier heeft het vertrouwen van Lews Therin gewonnen en vervolgens de leiding overgenomen over het opleiden van zijn wapens. Hij leidt een nieuwe generatie Gruwheren op voor de zaak van de Schaduw. Wat heeft het werk van jullie drie sinds jullie bevrijding opgeleverd?’

‘Je zult nog wel kennismaken met het fruit dat ik heb geoogst, Moridin,’ antwoordde Demandred op ingehouden toon. ‘Je zult er zeer uitgebreid mee kennismaken. Denk alleen aan mijn eis: ik ben degene die het tegen Altor opneemt op het slagveld. Zijn bloed is van mij, en van niemand anders.’ Hij keek hen allemaal even in de ogen, en uiteindelijk ook M’Hael. Het leek wel alsof ze elkaar kenden; ja, die twee hadden elkaar eerder ontmoet.

M’Hael bleef glimlachen. Je hebt er een tegenstrever bij, Demandred, dacht Moghedien. Hij wil Altor bijna even graag hebben als jij.

Demandred was de laatste tijd veranderd. Ooit zou het hem niet hebben uitgemaakt wie Lews Therin doodde, zolang de man maar dood was. Waarom stond Demandred erop het zelf te doen?

‘Moghedien,’ zei Moridin. ‘Demandred heeft dingen voorbereid gaat hem bij staan.’

‘Bíjstaan?’ zei ze. ‘Ik...’

‘Vergeet je je plaats alweer zo snel, Moghedien?’ Moridins stem klonk zijdezacht. ‘Jij doet wat je gezegd wordt. Demandred wil dat je over een leger waakt dat nu niet goed in de gaten wordt gehouden. Als ik één klacht van je hoor, dan zul je beseffen dat de pijn die je tot nu toe hebt gekend maar een schim is van werkelijke pijn.’

Haar hand ging naar de cour’souvra om haar hals. Toen ze in zijn ogen keek, voelde ze haar zelfvertrouwen verdampen. Ik haat je, dacht ze. En ik haat je nog meer omdat je me dit aandoet in het bijzijn van anderen.

‘De laatste dagen zijn aangebroken,’ zei Moridin, die hun de rug toekeerde. ‘In deze uren zullenn jullie je uiteindelijke beloning verdienen. Als jullie nog wrok koesteren, laat die dan achter je. Als jullie dingen hebben voorbereid, zet die dan nu in gang. Speel je laatste zetten, want dit... dit is het einde.’

Talmanes lag op zijn rug en staarde naar een donkere hemel. De wolken in de lucht leken het licht van beneden te weerkaatsen, het licht van een stervende stad. Dat hoorde niet. Licht kwam toch van boven? Hij sloot zijn ogen.

Hij was van zijn paard gevallen, niet lang nadat hij in de richting van de stadspoorten was gereden. Dat wist hij nog wel, meestal. De pijn maakte nadenken lastig. Mensen schreeuwden tegen elkaar.

Ik had... Ik had Mart meer moeten sarren, dacht hij, en er speelde eeb flauwe glimlach om zijn lippen. Wat stom om nu aan zulke dingen te denken. Ik moet... Ik moet de draken zoeken. Of hadden we die nou al gevonden...

‘Ik zeg toch dat die stomme dingen zo niet werken!’ Dennels stem. ‘Het zijn verdorie geen Aes Sedai op wielen. We kunnen geen muur van vuur maken. We kunnen alleen die metalen bollen door de Trolloks schieten.

‘Ze ontploffen.’ Guybonds stem. ‘We kunnen de rest gebruiken zoals ik het zeg.’

Talmanes’ ogen gleden dicht.

‘Die bollen ontploffen, ja’ zei Dennel. ‘Maar we moeten ze eerst afschieten. Als je gewoon op een rij legt en de Trolloks eroverheen laat rennen, gebeurt er niet veel.’

Een hand schudde aan Talmanes’ schouder. ‘Heer Talmanes,’ zei Melten. Er is niets oneervoIs aan om het nu te laten eindigen. Ik weet dat de pijn heftig is. Moge de laatste omhelzing van de moeder u beschutten.’

Een zwaard werd getrokken. Talmanes zette zich schrap.

Toen merkte hij dat hij echt, écht niet dood wilde.

Hij dwong zijn ogen open en stak een hand op naar Melten, die over hem heen gebogen stond. Jesamyn stond er een stukje achter, met over elkaar geslagen armen en een bezorgd gezicht.

‘Help me overeind,’ zei Talmanes.

Melten aarzelde, maar toen gehoorzaamde hij.

‘Je kunt beter blijven liggen,’ zei Jesamyn.

‘Beter opstaan dan eervol te worden onthoofd,’ gromde Talmanes, die zijn kiezen op elkaar klemde tegen de pijn. Licht, was dat zijn hand? Die was zo donker, het leek wel alsof hij was verkoold in een vuur. ‘Wat... wat gebeurt er?’

‘We zijn in een hoek gedrukt, heer,’ antwoordde Melten grimmig, met sombere ogen. Hij dacht overduidelijk dat ze allemaal zo goed als dood waren. ‘Dennel en Guybon maken ruzie over de plaatsing van de draken voor een laatste poging. Aludra berekent de benodigde lading.’

Talmanes, die eindelijk rechtop stond, zakte tegen Melten aan. Voor hem verdrongen tweeduizend mensen zich op een groot stadsplein. Ze stonden tegen elkaar aan als mannen die in een koude nacht in de buitenlucht eikaars warmte opzoeken. Dennel en Guybon hadden de draken opgezet in een halve kring die naar buiten boog, wijzend naar het midden van de stad, met de vluchtelingen erachter. De Bond had zich nu geworpen op het bemannen van de draken; drie paar handen waren nodig om elk wapen te bedienen. Bijna alle leden van de Bond waren er in ieder geval enigszins mee vertrouwd gemaakt.