Kracht, dacht hij, kijkend naar dat sterke staaltje van geleiden. De lust om zo sterk te zijn overstemde bijna zijn haat jegens Taim.
‘Voorlopig strijden we niet tegen hem,’ besloot Logain. ‘Splits jullie op in de vooraf afgesproken groepen.’ Die zouden bestaan uit één vrouw en vijf of zes mannen per groep. De vrouw en twee mannen konden een cirkel vormen, terwijl de andere twee ondersteuning boden. ‘We gaan die verraders van de Zwarte Toren opjagen.’
Pevara, die naast Androl stond, trok haar wenkbrauw op. ‘Wil je nu al achter Taim aan? Wilde Cauton je niet hier hebben om te helpen bij het verplaatsen van manschappen?’
‘Ik heb het Cauton duidelijk gemaakt,’ zei Logain. ‘Ik wil me tijdens deze slag niet alleen maar bezighouden met cavalerie over de rivier helpen. Wat onze bevelen aangaat, we hebben een opdracht van de Herrezen Draak zelf.’
Rhand Altor had het zijn ‘laatste’ bevelen aan hen genoemd, een briefje dat was bezorgd samen met een kleine angreaal van een man met een zwaard. De Schaduw heeft de zegels van de kerker van de Duistere gestolen. Zoek ze op. Als je kunt, vind ze dan alsjeblieft.
Tijdens hun gevangenschap had Androl, dacht hij, Taim horen opscheppen over de zegels. Dat was hun enige aanwijzing. Logain draaide zich om en keek in de verte. Hun legers trokken zich terug van de Hoogvlakte. Logain kon de verzameling draken van hieraf niet zien, maar de dikke rookwolken die daar opstegen beloofden niet veel goeds.
Hij geeft nog steeds bevelen, dacht Logain. Voel ik me nog genegen ze te gehoorzamen?
Voor een mogelijkheid om wraak te nemen op Taim? Ja, daarvoor zou hij Rhand Altors bevelen opvolgen. Ooit zou hij daar lang niet zoveel twijfels over hebben gehad. Maar dat was vóór zijn gevangenschap en marteling geweest.
‘Ga maar,’ zei Logain tegen zijn Asha’man. ‘Jullie hebben gelezen wat de heer Draak schreef. We moeten die zegels koste wat het kost terughalen. Niets is belangrijker dan dit. We moeten maar hopen dat Taim ze inderdaad heeft. Kijk uit naar tekenen van mannen die geleiden, jaag ze op en dood ze.’
Het maakte niet uit of die mannelijke geleiders Sharanen waren. De Asha’man zouden toch bij deze strijd helpen door vijandelijke geleiders uit te schakelen. Ze hadden die tactiek eerder besproken. Als ze mannen voelden geleiden, konden ze met een Poort bepalen waar ze waren en vervolgens proberen een verrassingsaanval uit te voeren.
‘Als je een van Taims mannen ziet,’ zei Logain, ‘probeer hem dan gevangen te nemen, zodat hij ons kan vertellen waar Taim zijn uitvalsbasis heeft.’ Hij zweeg even. ‘Met een beetje geluk is de M’hael zelf daar ook. Als je hem ziet, hou er dan rekening mee dat hij mogelijk de zegels bij zich heeft. We moeten oppassen dat we die niet vernietigen in ons kruisvuur. Schakel hem uit als dat kan, en keer anders terug en vertel me waar je hem hebt gezien.’
Logains teams liepen weg. Ze lieten hem achter bij Gabrelle, Arel Malevin en Karldin Manfor. Het was maar goed dat in ieder geval een aantal van zijn vaardigste mannen tijdens Taims bewind afwezig was geweest uit de Toren.
Gabrelle keek Logain met een vlakke blik aan. ‘Hoe zit het met Toveine?’ vroeg ze.
‘We doden haar als we haar vinden.’
‘Is het zo eenvoudig voor je?’
‘Ja.’
‘Ze...’
‘Zou jij liever willen blijven leven, Gabrelle, als je haar was? Leven en hém dienen?’
Ze deed haar mond dicht en haar lippen werden een streep. Ze vreesde hem nog steeds, hij voelde het. Mooi.
Was dit wat je wenste, fluisterde zijn geest, toen je de banier van de Draak hief? Toen je de mensheid wilde redden? Deed je dat om gevreesd te worden? Gehaat?
Hij negeerde die stem. De enige keren in zijn leven dat hij iets had bereikt, was als hij werd gevreesd. Het was het enige voordeel dat hij had gehad tegenover Siuan en Leane. De primitieve Logain, een zeker iets diep vanbinnen dat hem aanspoorde te blijven leven, had er behoefte aan dat mensen hem vreesden.
‘Voel je haar?’ vroeg Gabrelle.
‘Ik heb de binding losgelaten.’
Haar afgunst kwam scherp en onmiddellijk door en schokte hem. Hij had gedacht dat ze hun plek samen op prijs was gaan stellen, of in ieder geval was gaan aanvaarden.
Maar natuurlijk was dat allemaal maar toneelspel, zodat ze kon proberen hem te beïnvloeden. Zo werkten de Aes Sedai. Ja, hij had voorheen lust van haar gevoeld, misschien zelfs genegenheid. Hij wist niet zeker of hij kon vertrouwen wat hij dacht van haar te voelen. Ondanks het feit dat hij zo zijn best had gedaan om sterk en onafhankelijk te zijn, leek het wel alsof er al sinds zijn jeugd aan zijn touwtjes werd getrokken.
Demandreds geleiding straalde kracht uit. Zoveel kracht.
Er klonk een luide knal vanaf de Hoogvlakte. Logain gooide zijn hoofd in zijn nek en lachte. Lichamen werden als herfstbladeren van de Hoogvlakte geblazen en gingen de lucht in.
‘Verbind je met mij!’ beval hij degenen die nog bij hem waren. ‘Sluit je bij me aan in een cirkel, en laten we ook op de M’Hael en zijn mannen jagen. Het Licht geve dat ik hem kan vinden. Mijn tafel verdient alleen het allerbeste vlees, de belangrijkste hertenbok!’
En daarna... Wie weet? Hij had zich altijd al eens met een Verzaker willen meten. Logain greep de Bron weer en hield saidin vast, hoewel het kronkelde als een slang die probeerde hem te bijten. Hij gebruikte zijn angreaal om nog meer te putten, en toen stroomde de Kracht vanuit de anderen door hem heen. Hij lachte luider.
Gawein vroeg zich af waarom hij zo moe was. Deze week van voorbereiding had hem rust moeten geven, maar hij voelde zich vandaag alsof hij tientallen roeden had gelopen.
Er viel niets aan te doen. Hij richtte zijn aandacht weer op de Poort in de tafel voor hem, die uitzicht bood op het slagveld. ‘Weet je zeker dat ze dit niet kunnen zien?’ vroeg hij aan Yukiri.
‘Ik weet het zeker,’ antwoordde ze. ‘Het is uitgebreid beproefd.’ Ze begon handig te worden met die kijkpoorten. Ze had deze gemaakt boven op een tafel die vanuit Tar Valon was meegebracht naar hun kamp aan de voet van de Dasharknobbel. Ze keken op het slagveld alsof het een kaart was.
‘Als je de andere kant echt onzichtbaar hebt gemaakt,’ zei Egwene peinzend, ‘dan kan dit heel erg nuttig zijn...’
‘Hij is van dichtbij gemakkelijker te zien,’ gaf Yukiri toe. ‘Maar deze hangt zo hoog dat niemand hem vanaf de grond zal kunnen zien.’
Gawein vond het niet prettig dat Egwene daar stond, met haar hoofd en schouders boven het slagveld. Hij hield zijn mond. De Poort was zo veilig als ze hem konden maken. Hij kon haar niet tegen alles beschermen.
‘Licht,’ zei Brin zachtjes, ‘ze hakken ons aan stukken.’
Gawein keek naar hem. De man sloeg alle voorstellen – zelfs dringende – om terug te keren naar zijn landgoed af. Hij hield vol dat hij nog altijd een zwaard kon vasthouden. Hij mocht alleen geen leiding geven. Bovendien, voerde hij aan, kon iéder van hen wel onder Dwang staan. Eigenlijk gaf het hun een voordeel om te weten dat het bij hem zo was. Hem konden ze tenminste in de gaten houden.
En dat deed Siuan, die beschermend zijn arm vasthield. De enige anderen in de tent waren Silviana en Doesine.
De strijd verliep niet goed. Cauton had de Hoogvlakte nu al verloren – de oorspronkelijke strategie was om daar zo lang mogelijk stand te houden – en de draken waren kapot. Demandreds aanval met de Ene Kracht was veel krachtiger geweest dan ze hadden voorzien.
‘Wat wil hij gaan doen?’ vroeg Egwene, die tegen de rand van de tafel tikte. Er klonk vaag geschreeuw door de opening.
‘Hij wil een valstrik leggen,’ antwoordde Brin.
‘Wat voor valstrik?’
‘Het is maar een gok,’ zei Brin, ‘en het Licht weet dat mijn inschattingen niet meer zoals voorheen te vertrouwen zijn. Maar het lijkt erop dat Cauton alles op één strijd wil inzetten, zonder uitstel, zonder pogingen om de Trolloks uit te putten. Zoals dit nu gaat, zal het binnen een paar dagen besloten zijn. Misschien wel uren.’