Groepen Torenwachters vochten nog altijd op de Hoogvlakte en hielden tegen de bevelen in stand. Stukken van de draken, waaronder grote, klokvormige vuurbuizen, lagen te smeulen te midden van verbrande lijken. Duizenden en nog eens duizenden Trolloks joelden, de meeste langs de randen van de Hoogvlakte, en schoten pijlen af op de mensen beneden. Hun vreugdevolle gebrul maakte Pevara gespannen, en ze weefde Aarde en liet de wevingen naar de grond vlak bij een van de groepen gaan. Een groot stuk grond beefde en liet los, waardoor twee dozijn Trolloks over de rand tuimelden.
‘We trekken weer aandacht!’ riep Emarin, terwijl hij een Myrddraal in brand zette die op hen af was komen sluipen. Het monster lag stuiptrekkend in de vlammen en krijste met een onmenselijke stem, maar het weigerde te sterven. Zwetend voegde Pevara haar Vuur aan dat van Emarin toe en verbrandde het schepsel tot het weinig meer was dan een hoopje botten.
‘Dat is helemaal niet gek!’ zei Androl. ‘Als we genoeg aandacht trekken, zal vroeg of laat een lid van de Zwarte Ajah of een van Taims mannen besluiten ons aan te vallen.’
Jonnet vloekte. ‘Dat is net zoiets als in een mierenhoop springen en wachten tot je gebeten wordt!’
‘Eigenlijk lijkt het daar heel véél op,’ zei Androl. ‘Hou je ogen open. Ik bekommer me wel om de Trolloks!’
Dat is nogal een sterke uitspraak, stuurde Pevara hem toe.
Zijn antwoord was warm, als de hitte van een kookplaat. Het klonk heldhaftig.
Ik neem aan dat je wel wat extra kracht kunt gebruiken?
Ja, alsjeblieft, antwoordde hij.
Zij begon de koppeling. Hij putte uit haar kracht en nam de leiding over hun cirkel. Zoals altijd was de koppeling met hem een overstelpende ervaring. Ze voelde haar eigen gevoelens van hem af kaatsen en naar haar terugstuiteren, en ze bloosde ervan. Voelde hij hoe ze hem begon te bekijken?
Dwaas als een meisje in knielange rokken, dacht ze in zichzelf – oppassend dat ze haar gedachten van hem afschermde – amper oud genoeg om het verschil tussen jongens en meisjes te weten. En dat nog wel midden in een oorlog.
Terwijl ze met Androl gekoppeld was, had ze er moeite mee haar gevoelens te beheersen zoals een Aes Sedai hoorde te doen. Hun persoonlijkheden vermengden zich als verf die in dezelfde pot werd gegoten. Ze vocht ertegen, vastbesloten haar eigen identiteit te behouden. Dat was van groot belang tijdens een koppeling, zo was haar bij herhaling geleerd.
Androl duwde zijn hand naar voren, naar een groep Trolloks die met pijlen op hem schoten. De Poort kwam omhoog en slokte de pijlen op. Pevara keek om zich heen en zag dat die pijlen op een andere groep Trolloks terechtkwamen.
Poorten openden zich in de grond, Trolloks vielen erdoor en verschenen weer, maar dan honderden voet hoog in de lucht. Een klein Poortje hakte het hoofd van een Myrddraal af, waardoor het lichaam stuiptrekkend op de grond viel en inktzwart bloed in de aarde pompte. Androls groep stond bij het westelijke gedeelte van de Hoogvlakte, waar de draken ooit hadden gestaan. Aan alle kanten stonden Schaduwgebroed en Sharanen.
Androl, er wordt geleid! Ze voelde het, boven hen op de Hoogvlakte. Iets krachtigs.
Taim! Androls onmiddellijke vlaag van woede voelde alsof hij haar weg zou branden. Het gevoel omvatte het verlies van vrienden en razernij over het verraad door iemand die hen had moeten beschermen.
Pas op, zei ze in gedachten tegen hem. We weten niet of hij het is.
Degene die hen aanviel, bevond zich in een cirkel van mannen en vrouwen, anders zou Pevara hem niet hebben kunnen voelen. Al kon ze natuurlijk alleen de wevingen van saidar zien. Een dikke pilaar van lucht kwam op hen af, zeker een pas breed, en de hitte ervan was zo groot dat de rotsige grond eronder rood verkleurde.
Androl zette nog net op tijd een Poort neer, ving de pilaar van Vuur op en stuurde hem terug naar waar hij vandaan was gekomen. Twee stromen verbrandden Trolloks, onkruid en gras.
Pevara zag niet wat er vervolgens gebeurde. Androls Poort verdween alsof hij uit zijn handen was gerukt en een ontploffing van bliksem kwam pal naast hem neer. Pevara sloeg tegen de grond en Androl botste tegen haar aan.
Op dat ogenblik liet ze zichzelf gaan.
Ze deed het per ongeluk, door de schok van de inslag. In de meeste gevallen zou de koppeling zijn weggeglipt, maar Androl had een sterke greep op haar. De dam die Pevara’s persoonlijkheid weghield bij de zijne brak door en ze vermengden zich. Het was net alsof ze door een spiegel stapte en vervolgens naar zichzelf keek.
Ze trok zich er met moeite weer uit, maar met een bewustzijn dat ze niet kon beschrijven. We moeten hier weg, dacht ze, nog altijd verbonden met Androl. De anderen leken allemaal nog in leven, maar dat zou niet lang duren als hun vijand nog meer bliksems omlaag haalde. Pevara begon instinctief met de complexe weving voor een Poort, hoewel die niets zou doen. Androl leidde hun cirkel, dus alleen hij...
De Poort sprong open. Pevara keek er met open mond naar. Dat had zij gedaan, niet hij. Dit was een van de meest ingewikkelde, moeilijkste en intensieve wevingen die ze kende, maar het had niet meer moeite gekost dan een zwaai van haar hand. En dat terwijl ze deel uitmaakte van een cirkel die onder leiding stond van een ander.
Theodrin struikelde er als eerste door. De lenige Domaanse vrouw trok een wankele Jonnet achter haar aan. Emarin volgde hinkend, met zijn ene arm slap langs zijn lichaam.
Androl keek stomverbaasd naar de Poort. ‘Ik dacht dat je niet kunt geleiden als iemand anders de cirkel leidt waarvan je deel uitmaakt.’
‘Dat kan ook niet,’ zei ze. ik deed het per ongeluk.’
‘Per ongeluk? Maar...’
‘Door die Poort, sufkop,’ zei Pevara, die hem ernaartoe duwde. Zij volgde en stortte aan de andere kant op de grond neer.
‘Damodred, jij moet blijven waar je bent,’ zei Mart. Hij keek niet op, maar hij hoorde Galads paard snuiven door de open Poort.
‘Ik zou me kunnen gaan afvragen of je nog gezond van geest bent, Cauton,’ antwoordde Galad.
Mart keek eindelijk op van zijn kaarten. Hij wist niet of hij ooit aan die Poorten zou wennen. Hij stond in hun bevelsgebouw, dat Tuon in de kloof aan de voet van de Dasharknobbel had laten neerzetten, en er zat een Poort in zijn muur. Aan de overkant zat Galad te paard, gekleed in het goud en wit van de Kinderen van het Licht. Hij bevond zich nog steeds in de buurt van de ruïnes, waar een Trollok-leger probeerde de Mora over te steken.
Galad Damodred was een man die wel een paar stevige borrels kon gebruiken. Hij leek haast een standbeeld met dat fraaie, onbewogen gezicht. Nee, in standbeelden zat meer leven.
‘Je doet wat je gezegd wordt,’ zei Mart, die weer naar zijn kaarten keek. ‘Je moet de rivier daar in handen houden en doen wat Tam zegt. Het kan me niet schelen of je je taak niet belangrijk genoeg vindt.’
‘Best,’ zei Galad met een stem zo koud als een lijk in de sneeuw. Hij wendde zijn paard, en Mika de damane sloot de Poort.
‘Het is een bloedbad daarbuiten, Mart,’ zei Elayne. Licht, haar stem klonk nog killer dan die van Galad!
‘Jullie hebben mij hier de baas gemaakt. Laat me mijn werk doen.’
‘We hebben je bevelhebber van de legers gemaakt,’ zei Elayne. ‘Je bent niét de baas.’
Laat het maar aan een Aes Sedai over om over elk woordje te ruziën. Het... Hij keek fronsend op. Min had net zachtjes iets tegen Tuon gezegd. ‘Wat is er?’ vroeg hij.
ik zag zijn lichaam, alleen, op een veld,’ zei Min, ‘alsof hij dood was.’
‘Martrim,’ zei Tuon. ik ben... bezorgd.’
‘Voor één keer zijn we het eens,’ zei Elayne vanaf haar troon aan de andere kant van de kamer. ‘Mart, hun generaal overtreft je.’