‘Zo eenvoudig is het niet, verdomme,’ zei Mart met zijn vingers op de kaarten. ‘Het is nooit zo verrekte eenvoudig.’
Wie er ook leiding gaf aan de legers van de Schaduw, hij was goed. Heel goed. Het is Demandred, dacht Mart. Ik vecht tegen een verdomde Verzaker. Schimmen waren niet zo slim. Degene die deze strijd aanvoerde, had een meesterlijk inzicht in tactieken.
Samen schilderden Mart en Demandred een groots schilderij. Ze reageerden doorlopend op eikaars bewegingen. Mart probeerde net een beetje té veel rood in een van zijn verfkleuren te gebruiken. Hij wilde het verkeerde plaatje schilderen, maar nog wel een aannemelijk plaatje.
Het was moeilijk. Hij moest vaardig genoeg zijn om Demandred op afstand te houden, maar zwak genoeg om hem tot aanvallen uit te lokken. Een misleiding, heel verfijnd. Het was gevaarlijk, mogelijk rampzalig. Hij moest over het scherp van een mes lopen, en daarbij kon hij niet anders dan zijn voeten verwonden. De vraag was niet of hij wonden zou oplopen, maar of hij de overkant zou halen.
‘Haal de Ogier erbij,’ zei Mart zacht, met zijn hand op de kaart. ‘Ik wil dat ze de mannen bij de voorde ondersteunen.’ De Aiel vochten daar, terwijl de mannen van de Witte Toren en de leden van de Bond van de Rode Hand zich op Marts bevel van de Hoogvlakte terugtrokken.
Het bevel werd aan de Ogier doorgegeven. Pas goed op jezelf, Loial, dacht Mart, die op de kaart aantekende waar hij de Ogier naartoe had gestuurd. ‘Waarschuw Lan. Hij is nog aan de westkant van de Hoogvlakte. Ik wil dat hij in een boog om de achterkant ervan trekt nu de meeste troepen van de Schaduw daarboven zijn, en dan terug naar de Mora, achter het andere Trollok-leger dat probeert bij de ruïnes over te steken. Hij moet niet tegen ze vechten, alleen maar uit het zicht blijven en die positie vasthouden.’
De boodschappers renden weg met zijn bevelen en hij maakte weer een aantekening. Een van de so’jhin bracht hem thee, die knappe met sproeten. Hij ging te veel in de strijd op om naar haar te lachen.
Nippend van zijn thee liet Mart de damane een Poort op tafel maken, zodat hij het slagveld kon zien. Hij boog zich eroverheen, maar hield wel één hand op de rand van de tafel. Alleen een stomme dwaas zou zich door iemand in een gat laten duwen dat tweehonderd voet boven de grond hing.
Hij zette zijn thee op een bijzettafeltje en pakte zijn kijkglas. De Trolloks kwamen van de Hoogvlakte omlaag naar de moerassen. Ja, Demandred was goed. De logge beesten die hij naar de moerassen had gestuurd waren traag, maar sterk als een rotsverschuiving. En een snellere groep Sharanen kwam ook omlaag van de Hoogvlakte. Lichte cavalerie. Ze wilden Marts troepen bij de Hawalvoorde bestoken om te voorkomen dat zij de linkerflank van de Trolloks konden aanvallen.
Een veldslag was net een zwaardgevecht op grote schaal. Voor elke beweging was er een tegenzet, en vaak wel drie of vier. Je reageerde door een eskader hierheen of daarheen te verplaatsen, om de stappen van je vijand tegen te gaan terwijl je druk zette op plekken waar hij slecht verdedigd was. Heen en weer, heen en weer. Marts legers waren kleiner, maar daar kon hij ook gebruik van maken.
‘Zeg het volgende tegen Talmanes,’ zei Mart, met zijn oog nog tegen het kijkglas. ‘“Weet je nog dat je een keer met me wedde dat ik geen munt in een beker kon gooien vanaf de andere kant van de herberg?’”
‘Ja, Grootheid,’ zei de Seanchaanse boodschapper.
Mart had op die weddenschap gereageerd door te zeggen dat hij het pas zou proberen als hij meer gedronken had, anders zou er geen lol aan zijn. Toen had Mart gedaan alsof hij dronken werd en had hij Talmanes zo gek gekregen dat hij zijn inzet verhoogde van zilver naar goud.
Talmanes had hem echter in de gaten gehad en erop aangedrongen dat hij echt dronk. Daar ben ik hem nog steeds een paar mark voor schuldig, dacht Mart verstrooid.
Hij richtte het kijkglas op het noordelijke deel van de Hoogvlakte. Een groep Sharaanse zware cavalerie begon de helling af te komen. Hij zag hun lange lansen met stalen punten. Ze gingen de helling af om Lans mannen te onderscheppen als die om de noordkant van de Hoogvlakte reden. Maar dat bevel was nog niet eens bij Lan aangekomen.
Dat bevestigde Marts vermoedens: Demandred had niet alleen verspieders in het kamp, hij had er een in of vlak bij de bevelstent. Iemand die boodschappen kon versturen zo snel als Mart bevelen gaf. Dat wees waarschijnlijk op een geleider, hier, in de tent, die zijn of haar vermogen verborg.
Bloed en as, dacht Mart. Alsof dit al niet zwaar genoeg was.
De boodschapper keerde terug van Talmanes. ‘Grootheid,’ zei hij toen hij zich languit op de vloer had geworpen, ‘uw man zegt dat zijn leger volkomen weggevaagd is. Hij wil uw bevel wel opvolgen, maar zegt dat de draken de rest van de dag niet meer beschikbaar zullen zijn. Het zal weken duren om ze te herstellen. Ze zijn... Het spijt me, Grootheid, maar dit waren zijn exacte woorden. “Ze zijn er beschetener aan toe dan een barmeid in Sabinel.” Ik weet niet wat dat betekent.’
‘Barmeiden daar werken voor fooien,’ zei Mart grommend, ‘maar de mensen in Sabinel géven geen fooien.’
Dat was natuurlijk gelogen. Sabinel was een stadje waar Mart had geprobeerd Talmanes zover te krijgen hem te helpen bij het inpalmen van een stel barmeiden. Talmanes had voorgesteld dat Mart deed alsof hij een oorlogswond had om hun medeleven te wekken.
Goeie kerel. De draken konden nog vuren, maar ze oogden waarschijnlijk behoorlijk toegetakeld. Daar hadden ze een voordeeclass="underline" niemand wist hoe ze werkten, behalve Mart en Aludra. Bloed en as, en zelfs hij was bang dat zo’n ding de verkeerde kant op zou schieten elke keer als het afging.
Vijf of zes draken waren nog volledig intact, en Mart had die door een Poort in veiligheid laten brengen. Aludra had ze opgezet ten zuiden van de voorde, gericht op de Hoogvlakte. Mart zou ze gebruiken, maar de verspieder zou de indruk krijgen dat het grootste deel van de wapens was vernietigd. Zodra Talmanes ze hersteld had, kon Mart ze weer gebruiken.
Maar zodra ik dat doe, dacht hij, zal Demandred alles wat hij heeft erover uitstorten. Hij moest het tijdstip heel nauwkeurig kiezen. Bloed en as, de laatste tijd draaide zijn hele leven om het vinden van steeds de juiste ogenblikken. En dat soort ogenblikken begon op te raken. Voorlopig droeg hij Aludra op om met de zes nog werkende draken de Trolloks aan de overkant van de rivier te bestoken terwijl die langs de zuidwestelijke helling van de Hoogvlakte omlaag kwamen.
Ze stond ver genoeg weg en zou in beweging blijven, dus Demandred zou moeite hebben om te bepalen waar ze was en om de draken uit te schakelen. De rook die de wapens verspreidden zou haar ook snel verbergen.
‘Mart,’ zei Elayne vanaf haar troon aan de zijkant van de kamer. Hij merkte vermaakt op dat terwijl ze ermee had geschoven voor haar ‘gerief’, ze het voor elkaar had gekregen dat Birgitte hem wat hoger had gemaakt, zodat ze nu net zo hoog zat als Tuon. Misschien nog wel iets hoger. ‘Kun je alsjeblieft in ieder geval iéts uitleggen van wat je aan het doen bent?’
Niet zonder dat die verspieder het ook hoort, dacht hij, om zich heen kijkend. Wie was het? Een van de drie paren damane en sul’dam? Kon een damane een Duistervriend zijn zonder dat haar sul’dam het wist? Die adellijke vrouw met die witte streep in haar haar oogde ook verdacht.
Of was het een van de vele generaals? Galgan? Tylee? Baandergeneraal Gerisch? Zij stond aan de zijkant van de kamer en keek kwaad naar hem. Vrouwen. Ze had wel een fraai achterste, maar dat had Mart alleen maar uit vriendelijkheid gezegd. Hij was een getrouwd man.
Het punt was dat hier zoveel mensen rondliepen. Als Mart graan op de grond strooide, zou hij aan het eind van de dag meel hebben. Zogenaamd waren ze allemaal volkomen betrouwbaar en niet in staat de Keizerin te verraden, moge ze eeuwig leven. Wat trouwens niet zou gebeuren als er verspieders bleven binnenglippen.
‘Mart?’ zei Elayne. iemand anders moet ook weten wat je wilt doen. Als jij sneuvelt, moeten wij ermee doorgaan.’