Выбрать главу

Gawein voerde Kat danst op de muur uit, een mooie, vloeiende zwaardvorm die die van Demandred kon evenaren. Toen dook hij met Slangentong danst naar voren, in de hoop dat zijn vorige zwaardvorm Demandred had gerustgesteld en hij nu een steek zou doorlaten.

Iets beukte tegen Gawein aan en smeet hem op de grond. Hij rolde om en kwam in een hurkende houding weer overeind. Zijn ademhaling begon te gieren. Hij voelde geen pijn vanwege de ringen, maar hij had waarschijnlijk een rib gebroken.

Een rotsblok, dacht Gawein. Hij heeft geleid en me met een rotsblok geraakt. Hij had moeite om Gawein te raken met wevingen, vanwege de schaduwen, maar hij kon wel iets groots naar de schaduwen gooien.

‘Je speelt vals,’ sneerde Gawein.

‘Speel ik vals?’ vroeg Demandred. ‘Zijn er dan regels, zwaardvechtertje? Voor zover ik me herinner, probeerde jij mij in de rug te steken terwijl jij je in een deken van duisternis verborg.’

Gawein ademde in en uit en drukte zijn hand tegen zijn zij. Een ijzeren bol uit een draak plofte vlakbij op de grond en ontplofte toen. Door de ontploffing werden een paar Sharanen verscheurd, maar hun lichamen schermden Gawein en Demandred af van het ergste van de uitbarsting. Aarde regende omlaag als een golf die over het dek van een schip sloeg. Minstens één van de draken werkte dus nog.

‘Je noemt me een moordenaar,’ zei Demandred, ‘en dat ben ik ook. Maar ik ben ook je verlosser, of je dat nu wilt of niet.’

‘Je bent waanzinnig.’

‘Niet echt.’ Demandred liep om hem heen en zwiepte een paar keer met zijn zwaard. ‘Die man die je volgt, Lews Therin Telamon, dié is waanzinnig. Hij denkt dat hij de Grote Heer kan verslaan. Dat kan hij niet. Zo liggen de feiten.’

‘Wil je dan dat we ons bij de Schaduw aansluiten?’

‘Ja.’ Demandreds ogen waren kil. ‘Als ik Lews Therin dood, zal ik met mijn overwinning het recht verdienen om de wereld te herscheppen zoals ik dat wil. De Grote Heer geeft niets om regeren. Het enige wat je Draak kan doen om deze wereld te beschermen, is hem vernietigen en het volk dan beschutten. Is dat niet wat hij beweert te kunnen?’

‘Waarom blijf je hem steeds mijn Draak noemen?’ vroeg Gawein, en toen spuugde hij bloed uit. De ringen... ze spoorden hem aan om aan te vallen. Zijn ledematen gonsden van kracht, energie. Vecht! Dood!

‘Je volgt hem,’ zei Demandred.

‘Niet waar!’

‘Leugens,’ zei Demandred. ‘Of misschien ben je gewoon bedot. Ik weet dat Lews Therin dit leger leidt. Aanvankelijk twijfelde ik nog, maar nu niet meer. Die weving die je om je heen hebt is al bewijs genoeg, maar ik heb nog iets beters. Geen enkele sterfelijke generaal heeft zoveel vaardigheid als die van jullie. Ik sta tegenover een ware meester op het slagveld. Misschien draagt Lews Therin de Spiegel der Nevelen, of misschien leidt hij door met de Ene Kracht boodschappen aan die Cauton te sturen. Het maakt niet uit, want ik zie de waarheid. Ik speel vandaag tegen Lews Therin.

Ik was altijd de betere generaal, en dat zal ik hier bewijzen. Ik zou je dat wel aan Lews Therin willen laten vertellen, maar jij zult niet lang genoeg leven, kleine zwaardman. Bereid je voor.’ Demandred hief zijn zwaard.

Gawein ging rechtop staan, liet zijn mes vallen en nam zijn zwaard in beide handen. Demandred beende naar hem toe en paste vormen toe die anders waren dan die Gawein kende. Ze waren nog wel vertrouwd genoeg, maar ondanks zijn grotere snelheid ving Demandred steeds zijn zwaard op en weerde het onschadelijk af.

De man viel niet aan. Hij bewoog zich amper. Hij bleef met zijn voeten gespreid staan, met zijn zwaard in twee handen, en sloeg elke aanval af waarmee Gawein hem bestookte. Opvliegende duif, Neerdwarrelend blad, Streling van de luipaard. Gawein klemde zijn kiezen op elkaar en grauwde. De ringen hadden voldoende moeten zijn. Waarom waren de ringen niet voldoende?

Gawein haalde diep adem en dook achteruit toen een volgende rots naar hem toe suisde en hem rakelings miste. Het Licht zegene die ringen, dacht hij.

‘Je vecht goed,’ zei Demandred, ‘voor iemand uit deze tijd. Maar je hanteert je zwaard nog altijd, kleine man.’

‘Wat moet ik anders doen?’

‘Het zwaard wórden,’ zei Demandred alsof hij verbaasd was dat Gawein dat niet begreep.

Gawein grauwde en kwam weer naar voren, inhakkend op Demandred. Gawein was nog steeds sneller. Demandred viel niet aan, hij verdedigde zich alleen, hoewel hij ook niet achteruitging. Hij bleef gewoon staan en weerde elke aanval af.

Demandred sloot zijn ogen. Gawein glimlachte en begon met Laatste aanval van de zwartlans.

Demandreds zwaard werd een waas.

Gawein werd ergens door geraakt. Hij zoog zijn adem naar binnen en kwam tot stilstand. Hij wankelde, viel op zijn knieën en keek ongelovig naar het gat in zijn buik. Demandred had dwars door de maliën heen gestoken en zijn zwaard weer in één vloeiende beweging teruggetrokken.

Waarom... waarom voel ik niets?

‘Als je dit toch overleeft en Lews Therin ziet,’ zei Demandred, ‘zeg dan maar tegen hem dat ik heel erg uitkijk naar een wedstrijd tussen ons tweeën, zwaard tegen zwaard. Ik heb me verbeterd sinds onze vorige ontmoeting.’

Demandred zwiepte zijn zwaard naar achteren en ving de kling op tussen zijn duim en wijsvinger. Hij trok het zwaard ertussendoor, veegde het bloed van het staal en liet het op de grond druipen.

Toen hij het wapen in de schede had geschoven, schudde hij zijn hoofd en schoot een vuurbol af op een nog vurende draak.

Het werd stil. Demandred beende weg langs de rand van de steile helling tegenover de rivier, met zijn Sharaanse wachters om hem heen. Gawein viel stomverbaasd op de grond terwijl zijn leven weglekte op het verbrande gras. Hij probeerde met trillende vingers zijn bloed binnen te houden.

Gawein wist zich met veel moeite op zijn knieën te werken. Zijn hart schreeuwde hem toe dat hij terug moest naar Egwene. Hij begon te kruipen, en zijn bloed vermengde zich met de aarde beneden hem. Met ogen die troebel zagen door een waas van koud zweet zag hij twintig meter verderop een paar paarden van de cavalerie, vastgebonden aan een piketlijn en knabbelend aan het droge gras. Na een minutenlange worsteling, een onmogelijk lange tijd die hem uitputte, trok hij zich op de rug van het eerste paard dat hij kon bereiken en losmaken. Gawein dook verdoofd in elkaar en greep met zijn ene hand de manen van het paard vast. Hij riep al zijn overgebleven kracht op en gaf het dier de sporen.

‘Vrouwe,’ zei Mandevwin tegen Faile, ‘ik ken die twee mannen al jaren! Nee, hun verleden is niet geheel smetteloos. Geen enkele man die naar de Bond komt kan dat beweren. Maar, het Licht sta me bij, het zijn géén Duistervrienden!’

Faile at haar middagrantsoen in stilte en probeerde haar geduld te bewaren bij Mandevwins tegenwerpingen. Was Perijn maar hier, dan kon ze eens flink ruziemaken. Ze had het gevoel dat ze zou knappen onder de druk.

Ze waren dicht bij Thakan’dar, ontzettend dichtbij. De zwarte hemel rommelde van de bliksems en ze hadden al dagen geen levend wezen meer gezien, gevaarlijk of niet. Ze hadden ook Vanin of Harnan niet meer gezien, hoewel Faile elke nacht twee mannen op wacht zette. De trawanten van de Duistere gaven het niet op.

Ze droeg de Hoorn nu in een grote tas over haar schouder. De anderen wisten dit en waren afwisselend trots op hun taak en vervuld van afgrijzen vanwege het belang ervan. Dat kon ze nu in ieder geval met hen delen.

‘Vrouwe,’ zei Mandevwin, die knielde. ‘Vanin is ergens in de buurt. Hij is een heel begaafd verkenner, de beste in de Bond. We zullen hem niet zien als hij dat niet wil, maar ik zou durven zweren dat hij ons volgt. Waar moet hij anders naartoe? Misschien kunnen we dit oplossen als ik hem hierheen roep, hem uitnodig om zijn verhaal te komen vertellen.’