Galad schudde zijn hoofd. Ze zag een groep van zijn mannen verderop verzameld staan, wijzend naar de Trolloks die op de Arafelse oever langzaam stroomopwaarts kwamen. Elayne besefte dat haar rechterflank in gevaar was.
‘Laat zes eskaders kruisboogschutters komen,’ droeg Elayne Birgitte op. ‘Guybon moet onze troepen stroomopwaarts versterken.’
Licht. Dit begint er slecht uit te zien. De Witte Toren was daarbuiten op de westelijke helling van de Hoogvlakte, waar de wevingen het felst waren. Elayne kon er niet veel van zien, maar ze voelde het wel.
Er kwamen rookwolken over de rand van de Hoogvlakte, verlicht door vonkende uitbarstingen van bliksems. Als een beest van storm en honger te midden van het zwart, dat met fonkelende ogen ontwaakte.
Elayne ervoer een plotseling ogenblik van bewustwording. Ze werd zich bewust van de doordringende geur van rook in de lucht, de kreten van pijn. Het gedonder in de hemel, het beven van de aarde. De koude lucht die rustte op een land dat niet wilde groeien, de brekende wapens, het geknars van pieken op schilden. Het einde. Het was echt aangebroken, en zij stond aan de rand ervan.
Een boodschapper kwam aangalopperen met een brief. Hij gaf het juiste wachtwoord aan Elaynes wachter, steeg af en mocht naar haar en Galad toe komen. Hij wendde zich tot Galad en overhandigde de brief aan hem. ‘Van heer Cauton, meneer. Hij zei dat u hier zou zijn.’
Galad pakte de brief aan en opende hem fronsend.
Elayne wachtte geduldig – geduldig – drie tellen, en toen stuurde ze haar paard naar Galads rijdier toe en las reikhalzend mee. Eerlijk, je zou toch denken dat hij wel wat meer rekening zou houden met het gerief van een zwangere vrouw.
De brief was geschreven in Marts handschrift. En, merkte Elayne vermaakt op, dat handschrift was veel netter en de spelling veel beter dan in de brief die hij haar enkele weken geleden had gestuurd. Kennelijk veranderde de druk van de strijd Martrim Cauton in een betere klerk.
Galad,
Niet veel tijd voor bloemrijke taal. Jij bent de enige die ik deze opdracht toevertrouw. Jij zal doen wat juist is, ook al wil verder niemand dat je dat doet. De Grenslanders hebben hier misschien het lef niet voor, maar ik durf te wedden dat ik een Witmantel wel kan vertrouwen. Neem dit mee. Vraag Elayne om een Poort. Doe wat er gebeuren moet.
Galad trok een blik van verbazing, kieperde het briefomslag om en liet er iets zilverachtigs uit vallen. Een medaillon aan een ketting. Eén enkele Tar Valonse mark schoof ernaast.
Elayne ademde uit, raakte het medaillon aan en geleidde. Dat kon ze niet. Dit was een van de kopieën die ze had gemaakt en aan Mart had gegeven. Mellar had een andere gestolen. ‘Dit beschermt de drager tegen geleiders,’ zei Elayne. ‘Maar waarom stuurt hij dit naar jou?’
Galad draaide het vel papier om toen hij kennelijk iets opmerkte. Op de achterkant stond in een haastiger, gekrabbeld handschrift: O, en voor het geval je niet snapt wat ‘Doe wat er gebeuren moet’ betekent, het betekent dat ik wil dat je zo veel mogelijk van die verrekte Sharaanse geleiders gaat afslachten. Ik wed met je om een hele Tar Valonse mark – die langs de randen maar een klein beetje is afgeschaafd – dat je er geen twintig kunt doden.
‘Wat verrekte vals van hem,’ zei Elayne ademloos. ‘Bloed en bloedas, wat vals.’
‘Niet echt gepaste taal voor een prins,’ zei Galad, die de boodschap opvouwde en in de zak van zijn mantel stak. Hij aarzelde, maar toen hing hij het medaillon om zijn nek. ‘Ik vraag me af of hij wel weet wat hij doet, dat hij een Kind een voorwerp geeft dat je onbevattelijk maakt voor de aanraking van een Aes Sedai. Maar het zijn goede bevelen. Ik zal zorgen dat ze worden uitgevoerd.’
‘Kun je dat dan?’ vroeg Elayne. ‘Vrouwen doden?’
‘Misschien zou ik daarin ooit hebben geaarzeld,’ antwoordde Galad, ‘maar dat zou verkeerd zijn. Vrouwen zijn evenzeer in staat tot kwaadaardigheid als mannen. Waarom zou je aarzelen om de een te doden, maar niet de ander? Het Licht oordeelt niet over je geslacht, maar over de waarde van je hart.’
‘Hmm.’
‘Wat bedoel je daarmee?’ vroeg Galad.
‘Je zegt voor één keer iets waarom ik je niét wil wurgen. Misschien is er toch nog hoop voor je, Galad Damodred.’
Hij fronste. ‘Dit is niet de tijd of plaats voor luchtigheid, Elayne. Bekommer jij je maar liever om Garet Brin. Hij lijkt overstuur.’
Ze keek om en was verbaasd te zien dat de oude generaal met haar wachters stond te praten. ‘Generaal?’ riep ze hem toe.
Brin keek op en maakte een formele buiging vanuit het zadel. ‘Hebben mijn wachters u tegengehouden?’ vroeg Elayne toen hij naderbij kwam. Had het nieuws over Brins Dwang zich verspreid?
‘Nee, Majesteit.’ Zijn paard was bezweet. Hij was hier hard naartoe komen rijden. ‘Ik wilde u niet persoonlijk lastigvallen.’
‘Er zit u iets dwars,’ zei Elayne. ‘Voor de dag ermee.’
‘Uw broer, is hij hier geweest?’
‘Gawein?’ vroeg ze, kijkend naar Galad. ‘Ik heb hem niet gezien.’
‘Ik ook niet,’ zei Galad.
‘De Amyrlin was ervan overtuigd dat hij bij uw legers zou zijn...’ zei Brin hoofdschuddend. ‘Hij wilde aan het front vechten. Misschien heeft hij zich vermomd.’
Waarom zou hij... Hij was Gawein. Hij zou willen vechten. Maar in vermomming naar het front sluipen leek haar niets voor hem. Hij zou misschien enkele trouwe mannen om zich heen verzamelen en een paar bestormingen uitvoeren, maar sluipen? Gawein? Dat kon ze zich moeilijk voorstellen.
‘Ik zal het bekendmaken,’ zei Elayne terwijl Galad voor haar boog en zich terugtrok. ‘Misschien heeft een van mijn bevelvoerders hem gezien.’
Ach... dacht Mart, met zijn neus vlak boven de kaarten. Hij gebaarde opzij en liet Mika de damane een Poort openen. Mart had wel naar de top van de Dasharknobbel kunnen Reizen voor een beter overzicht, maar de laatste keer dat hij dat had gedaan, was hij doelwit geworden van vijandelijke geleiders. Daarbij was een deel van de top van de Knobbel afgespleten. En trouwens, hoe hoog het er ook was, de Dasharknobbel stelde hem niet in staat om alles te zien wat er aan de westkant beneden de Hoogvlakte van Polov gebeurde. Hij schoof opzij, legde zijn handen om de rand van de Poort in de tafel en bekeek het landschap beneden.
Elaynes gelederen bij de rivier werden achteruit gedwongen. Ze hadden boogschutters naar hun rechterflank gestuurd. Mooi zo. Bloed en bloedas... die Trolloks hadden bijna het hele gewicht van een cavaleriebestorming achter zich. Hij zou Elayne moeten laten weten dat ze haar cavalerie achter de piekeniers moest opstellen.
Zoals toen ik tegen Sana Ashraf vocht bij de watervallen van Pena, dacht hij. Zware cavalerie, boogschutters te paard, zware cavalerie, boogschutters te paard. De een na de ander. Taer’ain dhai hochin dieb sene.
Mart kon zich niet herinneren ooit eerder zo in een veldslag te zijn opgegaan. De strijd tegen de Shaido was bij lange na niet zo meeslepend geweest, hoewel Mart niet die hele strijd had geleid. Het gevecht tegen Elbar had ook niet zoveel voldoening gegeven. Al was dat natuurlijk veel kleinschaliger geweest.
Demandred had verstand van gokken. Mart zag het aan de bewegingen van zijn troepen. Hij speelde hier tegen een van de besten die ooit had geleefd, en deze keer was de inzet geen rijkdom. Ze dobbelden om de levens van mensen en de hoofdprijs was de wereld zelf.
Bloed en bloedas, maar dat was opwindend. Mart voelde zich er wel schuldig om, maar het bleef opwindend.
‘Lan is in positie,’ zei Mart, die zich over zijn kaarten boog om een paar aantekeningen te maken. ‘Zeg hem dat hij moet aanvallen.’ Het Trollok-leger dat de rivierbedding bij de ruïnes overstak moest worden verpletterd. Hij had de Grenslanders over de Hoogvlakte verplaatst om hun kwetsbare achterhoede aan te vallen, terwijl Tam en zijn samengestelde legers hen aan de voorkant bleven bestoken. Tam had er al grote aantallen gedood voor en nadat de rivier was opgedroogd. Die Trollok-horde stond op het punt om gebroken te worden, en een gezamenlijke actie van twee kanten kon dat bewerkstelligen.