Выбрать главу

Dat was dom en gevaarlijk, dacht Pevara naar Androl.

En werkzaam, antwoordde hij. Hij hield zijn blik vooruit en drukte zijn hand tegen zijn wang. Er liep bloed tussen zijn vingers door. Nu weten we zeker dat Taim op bet slagveld is, en ook waar we hem kunnen vinden. Kom mee.

Galad rende door een nachtmerrie. Hij had wel geweten dat de Laatste Slag het einde van de wereld zou kunnen betekenen, maar nu... nu vóélde hij het.

Geleiders aan beide kanten bestookten elkaar en heel de Hoogvlakte van Polov beefde. Er was al zo vaak bliksem ingeslagen dat Galad amper nog iets kon horen, en zijn ogen traanden van het gruis van de ontploffingen om hem heen. Zijn haar stond recht overeind.

Hij wierp zich tegen de helling, duwde zijn schouder in de grond en probeerde dekking te vinden toen een reeks ontploffingen de aarde voor hem verscheurde. Zijn groep – twaalf mannen in gerafelde witte mantels – dook naast hem neer.

De troepen van de Witte Toren hadden het moeilijk, maar dat gold ook voor de Sharanen. De kracht van zoveel geleiders was onvoorstelbaar.

Het grootste deel van de infanterie van de Witte Toren en een groot aantal Sharaanse troepen vochten hier op de westelijke Hoogvlakte. Galad bleef langs de buitenrand van die strijd, op zoek naar Sharaanse geleiders alleen of in kleine groepen. Op veel plekken hier waren de strijdgelederen aan beide kanten opgebroken. Dat was ook niet zo verrassend, want het was bijna onmogelijk om gelederen in stand te houden terwijl al die krachten heen en weer werden gesmeten.

Groepen soldaten renden rond en zochten dekking in gaten die in de rotsen waren geblazen. Anderen beschermden groepen geleiders. Verderop liepen vrouwen en mannen in kleine groepen rond en vernietigden soldaten met vuur en bliksem.

En naar die mensen was Galad op jacht.

Hij hief zijn zwaard en wees naar een trio Sharaanse vrouwen op de Hoogvlakte. Hij en zijn mannen waren meer dan halverwege de helling.

Drie. Dat zou moeilijk worden. De vrouwen richtten hun aandacht op een kleine groep mannen met de Vlam van Tar Valon op hun borst. De onfortuinlijke soldaten werden geraakt door bliksems.

Galad stak vier vingers op. Strategie nummer vier. Hij sprong uit zijn dekking en rende op de drie vrouwen af. Zijn mannen wachtten vijf tellen en volgden hem toen.

De vrouwen zagen hem. Als ze met hun rug naar hem toe waren blijven staan, zou Galad het voordeel hebben gehad. Een van hen hief een hand, riep Vuur op en smeet de weving op hem af. De vlam raakte hem, maar hoewel hij de hitte even voelde, ontrafelde de weving vrijwel meteen. Galad was verschroeid, maar grotendeels ongedeerd.

De ogen van de Sharaanse werden groot van schrik. Die blik... die blik begon Galad inmiddels te herkennen. Het was de blik van een soldaat wiens zwaard in de strijd brak, de blik van iemand die iets zag wat eigenlijk niet kon bestaan. Wat deed je als de Ene Kracht faalde, datgene waarop je had gerekend om je te onderscheiden van de gewone mensen?

Dan ging je dood. Galads zwaard hakte het hoofd van de vrouw af terwijl een van haar metgezellen probeerde hem te grijpen met Lucht. Hij voelde het metaal op zijn borst koud worden en vervolgens de vlaag Lucht die om hem heen bewoog.

Slechte keus, dacht Galad, die zijn zwaard in de borst van een tweede vrouw stak. De derde bleek slimmer en gooide een grote steen naar hem toe. Hij wist nog net zijn schild te heffen voordat de steen zijn arm raakte en hem achteroversmeet. De vrouw tilde een volgende steen op toen Galads mannen bij haar aankwamen. Ze viel ten prooi aan hun zwaarden.

Galad haalde diep adem en legde zijn hoofd in zijn nek. De pijn straalde uit van de plek waar de steen hem had geraakt. Hij kreunde en ging zitten. Verderop hakten zijn mannen in op het lichaam van de derde Sharaanse vrouw. Ze hoefden niet zo grondig te zijn, maar sommige Kinderen hadden vreemde denkbeelden over waar Aes Sedai toe in staat waren. Hij had Laird er al op betrapt dat hij een van de Sharaanse vrouwen het hoofd had afgehakt om dat afzonderlijk van het lichaam te begraven. Als je dat niet deed, beweerde Laird, kwamen ze bij de volgende volle maan weer tot leven.

Terwijl de mannen de andere twee lijken aan stukken hakten, kwam Golever naar hem toe en stak zijn hand naar Galad uit. ‘Het Licht verzenge me,’ zei Golever, en een brede grijns spleet zijn bebaarde gezicht. ‘Als dit niet het beste werk is dat we ooit hebben verricht, Kapiteinheer-gebieder, dan weet ik het niet meer!’

Galad stond op. ‘Het is wat er gebeuren moet, Kind Golever.’

‘Ik wou dat het vaker moest gebeuren! Dit is waar de Kinderen al eeuwen op wachten. U bent de eerste die het ons mogelijk maakt. Het Licht verlichte u, Galad Damodred. Het Licht verlichte u!’ ‘Moge het Licht de dag verlichten waarop mensen helemaal niet meer hoeven te doden,’ zei Galad vermoeid. ‘Het is niet gepast om genoegen te scheppen in de dood.’

‘Natuurlijk, Kapiteinheer-gebieder.’ Golever bleef grijnzen.

Galad draaide zich om en keek uit over de bloederige chaos op de westelijke helling van de Hoogvlakte. Hopelijk begreep Cauton iets van deze slag, want Galad snapte er niets van. ‘Kapiteinheer-gebieder!’ riep een angstige stem.

Galad draaide zich om, met zijn hand op zijn zwaard. Het was Alhanra, een van zijn verkenners.

‘Wat is er, Kind Alhanra?’ vroeg Galad terwijl de magere man kwam aanrennen. Geen paarden. Het was hier te steil, en bovendien zouden de dieren te bang zijn voor al die bliksems. Je kon beter op je eigen voeten vertrouwen.

‘Dit moet u zien, heer,’ zei Alhanra hijgend. ‘Het is... Het is uw bróér.’

‘Gawein?’ Ónmogelijk. Nee, dacht hij. Niet onmogelijk. Hij zou bij Egwene zijn, strijdend aan hun front. Galad rende achter Alhanra aan, terwijl Golever en de anderen hem op de hielen volgden. Gawein lag met een asgrauw gezicht in een spleet tussen twee rotsen op de Hoogvlakte. Verderop stond een paard te grazen, met een spoor van bloed over zijn flank. Zo te zien was het niet het bloed van het paard zelf. Galad knielde bij het lijk neer. Gawein was geen gemakkelijke dood gestorven. Maar hoe zat het met Egwene?

‘Vrede, broer,’ zei Galad, die zijn hand op het lichaam legde. ‘Moge het Licht...’

‘Galad...’ fluisterde Gawein, en zijn oogleden trilden en gingen open.

‘Gawein?’ vroeg Galad geschokt. Gawein had een nare wond. Hij droeg een paar vreemde ringen. Overal lag bloed. Zijn hand, zijn borst... zijn hele lichaam...

Hoe kon die man nog leven?

De zwaardhandbinding, besefte hij. ‘We moeten je naar een Heler brengen! Een Aes Sedai.’ Hij reikte in de holte en tilde Gawein op.

‘Galad... Ik heb gefaald.’ Gawein staarde met glazige ogen naar de lucht.

‘Je hebt het goed gedaan.’

‘Nee. Ik heb gefaald. Ik had... Ik had bij haar moeten blijven. Ik heb Hammar gedood. Wist je dat? Ik heb hem gedood. Licht. Ik had een kant moeten kiezen...’

Galad wiegde zijn broer en rende over de helling naar de Aes Sedai toe. Hij probeerde Gawein af te schermen te midden van de aanvallen van geleiders. Na een paar korte ogenblikken schoot er een uitbarsting van aarde omhoog tussen de Kinderen, waardoor ze alle kanten op werden gesmeten en Galad op de grond viel. Hij liet Gawein los en rolde naast hem.

Gawein trilde en staarde voor zich uit.

Galad kroop naar hem toe en wilde hem weer optillen, maar Gawein greep zijn arm vast en richtte zijn blik op hem. ‘Ik hield echt van haar, Gawein. Vertel haar dat.’

‘Als jullie gebonden zijn, dan weet ze dat al.’

‘Dit zal haar pijn doen,’ zei Gawein met bleke lippen. ‘En uiteindelijk heb ik gefaald. Ik heb hem niet kunnen doden.’

‘Hem?’

‘Demandred,’ fluisterde Gawein. ‘Ik wilde hem vermoorden, maar ik was niet goed genoeg. Ik ben nooit... nooit echt goed... genoeg geweest...’

Galad verkilde. Hij had mannen zien sterven, hij had vrienden verloren. Dit deed meer pijn. Licht, maar het was zo. Hij had van zijn broer gehouden, heel veel van hem gehouden, en Gawein, anders dan Elayne, had ook van hem gehouden.