Выбрать главу

‘Heb je wel eens een droom gehad die je je nog glashelder herinnerde toen je wakker werd? Niet zo’n droom die je snel weer vergeet, maar die je de hele dag bijblijft?’

‘Ja,’ zei Perijn, maar hij klonk merkwaardig terughoudend. ‘Ja, die ken ik wel.’

‘Zo ongeveer is het,’ zei Rhand. ‘Ik kan me herinneren dat ik Lews Therin was, dat ik deed wat hij heeft gedaan, net zoals je je daden herinnert in een droom. Ik dééd het, maar dat wil nog niet zeggen dat het me beviel. En ik denk ook niet dat ik diezelfde dingen zou hebben gedaan als ik wakker was geweest. Maar dat verandert nog niets aan het feit dat het in de droom wel de juiste keuzes leken te zijn.’

Perijn knikte.

‘Hij is mij,’ zei Rhand. ‘En ik ben hem. Maar tegelijkertijd ook niet.’

‘Nou, je lijkt nog altijd jezelf,’ zei Perijn, hoewel Rhand een lichte aarzeling opving voor het woord ‘lijkt’. Had Perijn op het punt gestaan om ‘ruikt als’ te zeggen? ‘Zoveel ben je niet veranderd.’

Rhand betwijfelde of hij het aan Perijn kon uitleggen zonder over te komen als een krankzinnige. De persoon die hij werd als hij de mantel van de Herrezen Draak droeg... dat was niet zomaar een toneelstukje, het was niet eenvoudigweg een masker dat hij opzette.

Het was wie hij was. Hij was niet veranderd, hij had zich niet getransformeerd. Hij had alleen maar aanvaard.

Dat betekende niet dat hij alle antwoorden had. Ondanks vierhonderd jaar van herinneringen in zijn hoofd maakte hij zich nog steeds druk om wat hij moest doen. Lews Therin had niet geweten hoe de Bres moest worden verzegeld, en zijn poging was in rampspoed geëindigd. De smet, het Breken, het had alleen maar een onvolmaakte gevangenis opgeleverd, met zegels die nu broos waren.

Eén antwoord bleef bij Rhand terugkomen. Een gevaarlijk antwoord. Een antwoord waar Lews Therin niet aan had gedacht.

Stel dat het antwoord niét was om de Duistere weer op te sluiten? Stel dat het antwoord, het uiteindelijke antwoord, iets anders was? Iets echt onomkeerbaars?

Ja, dacht Rhand voor de honderdste keer. Maar is het mógelijk?

Ze kwamen aan bij de tent waar Rhands klerken werkten, en de Speervrouwen waaierden achter hen uit toen Rhand en Perijn naar binnen gingen. De klerken waren nog laat op, natuurlijk, en ze leken niet verbaasd om Rhand te zien.

‘Heer Draak,’ zei Balwer, die stijfjes een buiging maakte. Hij stond bij een tafel vol kaarten en stapels papier. De dorre kleine man schikte zenuwachtig zijn papieren, waardoor zichtbaar werd dat zijn knokige elleboog door een gat in zijn veel te grote bruine jas stak.

‘Vertel,’ zei Rhand.

‘Roedran komt,’ zei Balwer met een ijle, afgemeten stem. ‘De koningin van Andor heeft hem ontboden, hem Poorten beloofd, gemaakt door die Kinsvrouwen van haar. Onze ogen aan zijn hof zeggen dat hij boos is omdat hij haar hulp nodig heeft om hier te komen, maar hij wil met alle geweld bij de bijeenkomst aanwezig zijn, al is het maar zodat het niet lijkt alsof hij is overgeslagen.’

‘Uitstekend,’ zei Rhand. ‘En Elayne weet niets van je verspieders?’

‘Heer!’ zei Balwer verontwaardigd.

‘Heb je al vastgesteld wie van je klerken voor haar verspiedt?’ vroeg Rhand.

Balwer sputterde. ‘Niemand...’

‘Ze heeft vast iemand, Balwer,’ zei Rhand glimlachend. ‘Zij is immers zo’n beetje degene die mij dit heeft geleerd. Het maakt niet uit. Na morgen zullen mijn bedoelingen iedereen duidelijk zijn. Dan zijn er geen geheimen meer nodig.’

Behalve die ik voor mezelf bewaar.

‘Dat betekent dat iedereen er zal zijn voor de bijeenkomst, toch?’ vroeg Perijn. ‘Alle belangrijke heersers? Tyr en Illian?’

‘De Amyrlin heeft ze overgehaald om te komen,’ antwoordde Balwer. ik heb hier kopieën van hun briefwisselingen, als u die wilt zien.’

‘Ja,’ zei Rhand. ‘Stuur ze naar mijn tent. Ik zal er vanavond even naar kijken.’

De grond begon heel ineens te beven. Met kreten van angst grepen klerken stapels papier en hielden ze stevig vast. Buiten schreeuwden mannen, amper hoorbaar bij het geluid van knappende bomen en kletterend metaal. Het land kreunde, een ver gerommel.

Rhand voelde het als een pijnlijke spierkramp.

De donder deed de hemel in de verte beven, als een belofte van dingen die komen gingen. Het trillen van de grond nam af. De klerken hielden hun stapels papieren nog vast, alsof ze bang waren dat die alsnog zouden omvallen als ze loslieten.

Het is echt zover, dacht Rhand. Ik ben er niet klaar voor... Wij zijn er niet klaar voor... maar toch is het zover.

Maandenlang had hij deze dag gevreesd. Sinds de Trolloks waren gekomen in de nacht, sinds Lan en Moiraine hem hadden meegesleept uit Tweewater, had hij gevreesd wat er komen ging.

De Laatste Slag. Het einde. Hij merkte dat hij geen angst meer voelde nu het zover was. Hij was ongerust, maar niet bang.

Ik kom je halen, dacht Rhand.

‘Vertel het de mensen,’ zei Rhand tegen zijn klerken. ‘Hang waarschuwingen op. De aardbevingen zullen doorgaan. Het zal gaan stormen. Echt stormen, verschrikkelijk stormen. Er zal een bres ontstaan, maar dat kunnen we niet voorkomen. De Duistere zal proberen deze wereld tot stof te vermalen.’

De klerken knikten en wisselden ongeruste blikken bij het lamplicht. Perijn keek peinzend, maar hij knikte lichtjes, voornamelijk in zichzelf.

‘Is er nog meer nieuws?’ vroeg Rhand.

‘De koningin van Andor voert misschien iets in haar schild, heer,’ meldde Balwer.

‘“Iets” is niet erg duidelijk, Balwer,’ zei Rhand.

Balwer trok een grimas. ‘Het spijt me, heer. Ik kan u nog niet meer vertellen. Ik heb dit briefje net pas gekregen. Koningin Elayne is korte tijd geleden gewekt door een paar van haar raadslieden. Ik heb niemand die er dicht genoeg bij kan komen om te ontdekken waarvoor.’

Rhand fronste en legde zijn hand op Lamans zwaard aan zijn riem.

‘Het kunnen gewoon voorbereidingen voor morgen zijn,’ zei Perijn.

‘Dat is waar,’ beaamde Rhand. ‘Laat het me weten als je iets ontdekt, Balwer. Dank je. Jullie doen hier goed werk.’

De man rechtte trots zijn rug. In deze laatste dagen – zulke duistere dagen – zocht iedere man iets zinnigs om te doen. Balwer was goed in zijn werk en had vertrouwen in zijn eigen vaardigheden. Toch kon het geen kwaad om daar af en toe door je opdrachtgever aan herinnerd te worden, vooral als die opdrachtgever niemand minder was dan de Herrezen Draak.

Rhand verliet de tent, en Perijn liep mee.

‘Je maakt je er zorgen om,’ zei Perijn. ‘Wat het dan ook was waarvoor Elayne is gewekt.’

‘Ze zouden haar niet wekken als er geen goede reden voor was,’ zei Rhand zacht. ‘Gezien haar toestand.’

Zwanger. Zwanger van zijn kinderen. Licht! Waarom had niemand hem dat verteld? Waarom had zij het hem niet verteld?

Het antwoord lag voor de hand. Elayne voelde wat Rhand voelde, net zoals andersom. Ze had natuurlijk aangevoeld hoe het de laatste tijd met hem ging. Vóór de Drakenberg. Toen...

Nou, ze wilde hem vast niet vertellen over haar zwangerschap terwijl hij er zo aan toe was. En daarnaast had hij niet bepaald gezorgd dat hij gemakkelijk te vinden was.

Toch was het een schok geweest.

Ik word vader, dacht hij niet voor het eerst. Ja, Lews Therin had kinderen gehad, en Rhand herinnerde zich die kinderen en zijn liefde voor hen, maar het was niet hetzelfde.

Hij, Rhand Altor, zou vader worden. Aangenomen dat hij de Laatste Slag won.

‘Ze zouden Elayne niet wekken zonder goede reden,’ vervolgde hij, terugkerend naar het hier en nu. ik ben ongerust, niet vanwege wat er misschien is gebeurd, maar vanwege de mogelijke afleiding. Morgen wordt een belangrijke dag. Als de Schaduw er enig vermoeden van had hóé belangrijk de dag van morgen is, zou hij doen wat hij kon om te voorkomen dat we bij elkaar kwamen, dat we ons bij elkaar aansloten.’

Perijn krabde in zijn baard, ik heb mensen dicht bij Elayne. Misschien weten zij iets. We kunnen het mijn ogen-en-oren vragen.’ Rhand schrok. ‘Heb jij... Heb jij verspieders?’