Выбрать главу

Tam stak in de nek van een Trollok met een gezicht dat bijna menselijk was, al had hij wat te veel haar op zijn wangen. Het schepsel viel achterover en bleef liggen, en ineens zag Tam geen vijanden meer. Hij bleef staan en hief zijn zwaard. Er streek een zachte bries over hem heen. De duistere beesten denderden stroomafwaarts weg, achtervolgd door ruiters met Grenslandervlaggen. Straks zouden ze op een wand van soldaten stuiten, het Legioen van de Draak, en worden verpletterd tussen hen en de achtervolgende Grenslanders.

Tam maakte zijn kling schoon en verliet de leegte. De ernst van de toestand drong tot hem door. Licht! Zijn mannen zouden nu dood zijn geweest als die Grenslanders niet waren aangekomen...

Hij stopte het zwaard terug in de gelakte schede. De rood met gouden draak ving fonkelend het zonlicht, hoewel Tam niet had verwacht dat er zonlicht te weerkaatsen viel met dat wolkendek aan de hemel. Hij zocht naar de zon en vond die – achter de wolken – bijna aan de horizon. Het was al bijna avond!

Gelukkig leek het erop dat de Trolloks hier bij de strijd rondom de ruïnes eindelijk opbraken. Toch al ernstig verzwakt door de moeizame oversteek van de rivier, vielen ze nu terwijl Lans mannen ze van achteren bestookten.

Binnen korte tijd was het gebeurd. Ze hadden het overleefd.

Een zwart paard kwam aandraven. Lan Mandragoran – met zijn standaarddrager en een paar wachters achter zich – bekeek de mannen uit Tweewater.

‘Ik had al heel lang een vraag,’ zei Lan tegen Tam, ‘over de man aan wie Rhand dat reigerzwaard had gegeven. Ik vroeg me af of hij het wel had verdiend. Nu weet ik het.’ Lan hief groetend zijn eigen zwaard.

Tam draaide zich om naar zijn mannen, een uitgeputte, bloedende groep met wapens in de handen. Het spoor van hun wig was duidelijk te zien op het vertrapte gras: tientallen Trolloks lagen dood achter hen. Ten noorden van hem hieven de mannen van de tweede wig hun wapens. Ze waren bijna tot aan het bos achteruitgedreven, maar ze hadden daar standgehouden en sommigen hadden het overleefd. Tam zag echter ook dat tientallen goede mannen waren gesneuveld.

Zijn uitgeputte mannen gingen zitten, gewoon op het slagveld, omringd door lijken. Sommigen begonnen zichzelf zwakjes te verbinden of te zorgen voor de gewonden die ze naar de binnenkant van de wig hadden gehaald. Ten zuiden zag Tam iets verbijsterends. Trokken de Seanchanen zich daar nu terug uit hun kamp bij de Dasharknobbel?

‘Hebben we dan gewonnen?’ vroeg Tam.

‘Helemaal niet,’ zei Lan. ‘We hebben dit deel van de rivier in handen, maar dit is het minder belangrijke gevecht. Demandred heeft zijn Trolloks hier onder druk gezet om te zorgen dat we geen middelen konden vrijmaken voor de grotere strijd bij de voorde, stroomafwaarts.’ Lan wendde zijn paard. ‘Verzamel je mannen, zwaardmeester. Deze slag zal niet eindigen met de ondergaande zon. Je zult in de komende uren weer nodig zijn. Tai’shar Manetheren.’

Lan galoppeerde terug naar zijn Grenslanders, die de vluchtende Trolloks bestookten.

‘Tai’shar Malkier,’ riep Tam hem wat laat na.

‘Dus... we zijn nog niet klaar?’ vroeg Dannil.

‘Nee, jongen. We zijn nog niet klaar. Maar we nemen even rust om de mannen te laten Helen en iets te eten.’ Hij zag Poorten opengaan naast het veld. Cauton was zo slim geweest om Tam de mogelijkheid te bieden zijn gewonden naar Mayene te brengen. Het...

Er kwamen mensen door de Poorten. Honderden mensen, duizenden. Tam fronste. Verderop raapten de Witmantels zich bijeen. Ze waren hard geraakt door de aanvallen van de Trolloks, maar Tams aankomst had voorkomen dat ze waren vernietigd. Arganda’s leger stelde zich op bij de ruïnes en de Wolvengarde hief zijn bebloede vlag hoog, met stapels dode Trolloks om hen heen.

Tam sjokte over het veld. Zijn armen en benen voelden als dode gewichten. Hij was uitgeputter dan wanneer hij een maandlang boomstronken uit de grond zou halen.

Bij de eerste Poort zag hij Berelain samen met een paar Aes Sedai. De mooie vrouw leek totaal niet op haar plaats te midden van de modder en sterfte. Haar zwart met zilveren gewaad, de kroon op haar hoofd... Licht, ze hóórde hier niet.

‘Tam Altor,’ zei ze. ‘Heb jij het bevel over dit leger?’

‘Zo ongeveer,’ antwoordde Tam. ‘Mijn verontschuldigingen, vrouwe Eerste, maar wie zijn al die mensen?’

‘De vluchtelingen uit Caemlin,’ zei Berelain. ‘Ik heb er een paar mensen naartoe gestuurd om te kijken of ze Heling nodig hadden. Dat weigerden ze, en toen stonden ze erop dat ik ze meenam naar de slag.’

Tam krabde op zijn hoofd. Naar de slag? Alle mannen – en vele vrouwen – die een zwaard konden vasthouden waren al in het leger opgenomen. De mensen die hij door de Poorten zag komen, waren voornamelijk kinderen en oude mensen en een paar moeders die waren achtergebleven om zich om de kleintjes te bekommeren.

‘Ik begrijp het niet,’ zei Tam. ‘Dit is een véldslag.’

‘Dat heb ik ze ook geprobeerd te vertellen,’ zei Berelain met iets van ergernis in haar stem. ‘Ze beweren dat ze ons van nut kunnen zijn. Het is beter dan de Laatste Slag ineengedoken op de weg naar Wittebrug uit te zitten, zeggen ze.’

Tam keek fronsend toe terwijl kinderen zich verspreidden op het veld. Zijn maag keerde om toen hij zag dat ze naar de weerzinwekkende doden keken, en velen deinsden aanvankelijk achteruit. Anderen begonnen tussen de gesneuvelden door te lopen, op zoek naar tekenen van leven bij mensen die nog Geheeld konden worden. Een paar oude soldaten die de wacht hielden over de vluchtelingen liepen met hen mee en keken uit naar Trolloks die nog niet helemaal dood waren.

Vrouwen en kinderen begonnen pijlen te verzamelen te midden van de doden. Dat zou nuttig zijn. Héél nuttig. Verbaasd zag Tam duizenden Ketellappers uit een van de Poorten komen. Ze gingen onder leiding van enkele Gele zusters op zoek naar gewonden.

Tam merkte dat hij knikte. Het verontrustte hem nog steeds dat de kinderen met een dergelijke aanblik werden geconfronteerd. Nou, dacht hij, ze zullen nog ergere dingen zien als we hier falen. Als ze zich nuttig wilden maken, moest hun dat worden gegund.

‘Zeg eens, Tam Altor,’ vroeg Berelain. ‘Gaat het goed... met Galad Damodred? Ik zie zijn mannen hier, maar niet zijn banier.’

‘Hij is naar een andere plek geroepen, vrouwe Eerste,’ antwoordde Tam. ‘Stroomafwaarts. Ik heb al uren niet meer van hem gehoord, vrees ik.’

‘Ach. Nou, laten we je mannen Helen en te eten geven. Misschien komt er nog nieuws van heer Damodred.’

Elayne raakte zachtjes Garet Brins wang aan. Ze sloot zijn ogen voordat ze naar de soldaten knikte die zijn lichaam hadden gevonden. Ze droegen Brin weg, zijn benen bungelend over de rand van zijn schild, zijn hoofd aan de andere kant omlaag.

‘Hij stormde gewoon ineens schreeuwend weg,’ zei Birgitte. ‘Zo de strijd in. Hij was niet te houden.’

‘Siuan is dood,’ zei Elayne, die een bijna overstelpend gevoel van verlies ervoer. Siuan... Siuan was altijd zo sterk geweest. Met moeite hield Elayne haar gevoel in bedwang. Ze moest haar aandacht bij de strijd houden. ‘Is er al nieuws van de bevelspost?’

‘Het kamp bij de Dasharknobbel is verlaten,’ meldde Birgitte. ‘Ik weet niet waar Cauton is. De Seanchanen hebben ons in de steek gelaten.’

‘Til mijn banier hoog op,’ zei Elayne. ‘Tot we van Mart horen, neem ik het bevel over dit slagveld over. Haal mijn raadslieden op.’

Birgitte vertrok om de bevelen door te geven. Elaynes gardevrouwen keken toe en schuifelden zenuwachtig met hun voeten terwijl de Trolloks oprukten naar de Andoranen bij de rivier. Ze hadden de gang tussen de Hoogvlakte en de moerassen volledig gevuld en dreigden nu Shienaraans grondgebied te bereiken. Een deel van Egwenes leger moest de Trolloks aanvallen vanaf de andere kant van de gang, die een tijdje de druk op haar eigen troepen wat had verlicht. Maar er hadden nog meer Trolloks van bovenaf aangevallen, en het leek erop dat Egwenes mannen het het zwaarst hadden.